ECLI:NL:RBROT:2014:2376

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 maart 2014
Publicatiedatum
31 maart 2014
Zaaknummer
C/10/426566 / HA ZA 13-633
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechtmatigheid tussentijdse opzegging van een contract voor bepaalde tijd en schadevergoeding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam werd behandeld, stond de rechtmatigheid van de tussentijdse opzegging van een contract tussen My Dream Music B.V. en de Nederlandse Energie Maatschappij B.V. centraal. De rechtbank oordeelde dat de Nederlandse Energie Maatschappij de overeenkomst ten onrechte had opgezegd. De partijen hadden op 1 september 2009 een dealmemo ondertekend, waarin afspraken waren gemaakt over de samenwerking en de voorwaarden waaronder deze kon worden beëindigd. My Dream Music vorderde schadevergoeding van de Nederlandse Energie Maatschappij, omdat zij meende dat de opzegging niet in overeenstemming was met de voorwaarden van het dealmemo.

De rechtbank onderzocht de voorwaarden van de escapeclausule in het dealmemo, die de Nederlandse Energie Maatschappij het recht gaf om de samenwerking te beëindigen als de mediakosten per nieuw geworven huishouden substantieel zouden stijgen. De rechtbank concludeerde dat de mediakosten niet substantieel waren gestegen en dat de opzegging derhalve onterecht was. My Dream Music had recht op schadevergoeding, omdat de beëindiging van de overeenkomst had geleid tot een toerekenbare tekortkoming van de Nederlandse Energie Maatschappij.

De rechtbank stelde vast dat My Dream Music de overeenkomst zelf niet meer kon nakomen, omdat deze inmiddels door tijdsverloop was geëindigd. De vordering van My Dream Music tot nakoming werd afgewezen, maar de rechtbank hield de mogelijkheid van schadevergoeding open. De zaak werd aangehouden voor verdere aktewisseling, waarbij My Dream Music de geleden schade kon onderbouwen en de Nederlandse Energie Maatschappij hierop kon reageren. De rechtbank hield iedere verdere beslissing aan tot de aktewisseling was afgerond.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team haven en handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/426566 / HA ZA 13-633
Vonnis van 5 maart 2014
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MY DREAM MUSIC B.V.,
gevestigd te Velp,
eiseres,
advocaat mr. P.J.A. Plattel,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DE NEDERLANDSE ENERGIE MAATSCHAPPIJ B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. J.G.M. Roijers.
Partijen zullen hierna My Dream Music en de Nederlandse Energie Maatschappij genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 16 oktober 2013,
  • het proces-verbaal van comparitie van 20 januari 2014, en de in reactie daarop ontvangen faxbrieven van 19 februari 2014 van mr. De Heer en van 24 februari 2014 van mr. Plattel.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

Tussen partijen staan onder meer de volgende feiten vast.
2.1.
Namens [X], de rechtsvoorganger van My Dream Music, en de Nederlandse Energie Maatschappij is op 1 september 2009 een “Definitieve versie DealMemo inzake 2 jarig-overeenkomst Nederlandse Energie Maatschappij & [Y]” (hierna: het dealmemo) ondertekend. In het dealmemo is onder andere bepaald:
“Voorliggende memo bevestigt de gemaakte afspraken tussen partijen (…). Deze door partijen voor akkoord te bevestigen dealmemo dient als basis voor het definitieve contract.
Strategie Creatieve concept en positionering
(…)
Het concept gaat uit van het de komende 2 jaar laden en activeren van het ‘domein’: Gewoon doen! Om nu juist de bedoelde en gezochte dubbele betekenis van deze pay off maximaal uit te nutten wordt voorgesteld in de campagne gebruik te maken van (…) [Y] als HET symbool van het ‘gewone’ Nederlandse volk (…). Het is partijen bekend dat juist ook vanuit creatief en strategisch oogpunt [Y] nooit in directe vorm zal aanzetten tot de call to action (…).
(...) Als input vanuit [de Nederlandse Energie Maatschappij] kan reeds worden vermeld dat het maximaal 4 mediavrije campagnes per 12 maanden zal betreffen (…).
(...)
Duur van de overeenkomst en escapeclausule
Samenwerking wordt ingegaan voor 24 maanden startend vanaf de opname dag 28 augustus 2009. [De Nederlandse Energie Maatschappij] verkrijgt na 12 maanden het recht om de samenwerking eenzijdig te beëindigen indien de samenwerking, in strijd met de meerjarige intenties en wensen, toch niet voldoet aan de gestelde doelstelling met als parameter het meetbare gegeven dat de mediakosten van ieder nieuw geworven huishouden niet boven de € 100 per huishouden mag komen (is nu € 60). In het contract dient een datum te worden opgenomen waarvoor [de Nederlandse Energie Maatschappij] kenbaar moet maken of zij gebruik wenst te maken van de escapeclausule. Overeen is gekomen om hiervoor een termijn te hanteren van minimaal 31 dagen voorafgaand aan contractsjaar-einde.
(…)
Honorering [Y]
[My Dream Music] is van mening dat de honorering van [Y] naast de fixed endorsementfee ook gekoppeld zal dienen te zijn aan de impact en duur van de campagnes. Partijen zijn in dit kader een variabele succesfee overeengekomen zoals hieronder vermeld.
De vaste endorsementfee inzake de exclusieve koppeling van [Y] aan [de Nederlandse Energie Maatschappij] bedraagt € 500.000 excl. BTW voor de contractsperiode van 24 maanden. In combinatie met een variabele beloning van:
  • Indien [de Nederlandse Energie Maatschappij] in het betreffende volledige contractsjaar (12 maanden) meer dan 99.999 nieuwe huishoudens heeft geworven betaalt zij [My Dream Music] een fixed bonusfee van € 50.000 excl. BTW.
  • Voor alle huishoudens boven de 100.000 ontvangt [My Dream Music] een niet gemaximaliseerde bonusvergoeding van € 2 per nieuw huishouden.
In het contract zullen alle benodigde bepalingen worden opgenomen inzake inzage en controle op de werkelijke wervingscijfers alsmede rapportagemomenten. (…)”
2.2.
Partijen hebben concepten uitgewisseld van overeenkomsten waarin de in het dealmemo gemaakte afspraken nader zijn uitgewerkt, maar tot een definitieve, door partijen ondertekende versie is het niet gekomen.
2.3.
Op 22 juli 2010 heeft de Nederlandse Energie Maatschappij My Dream Music telefonisch bericht dat de overeenkomst tussentijds zal worden beëindigd per 28 augustus 2010. Dit is schriftelijk bevestigd per brief van diezelfde datum.
2.4.
Vanaf september 2010 is tussen partijen discussie gevoerd over de vraag of de Nederlandse Energie Maatschappij op grond van de in het dealmemo opgenomen ‘escapeclausule’ (hierna: de escapeclausule) bevoegd was de overeenkomst op te zeggen. In dat kader heeft de Nederlandse Energie Maatschappij My Dream Music per e-mail van 30 september 2010 geschreven dat
“de mediakosten per nieuw geworven klant in het jaar dat de heer [Y] voor [de Nederlandse Energie Maatschappij] campagne voerde gemiddeld EUR 114,- exclusief BTW bedroegen en in een enkele maand zelfs EUR 152,- exclusief BTW. Deze gegevens komen – ter uw informatie – rechtstreeks uit onze financiële administratie.”
2.5.
Op 6 december 2010 heeft de Nederlandse Energie Maatschappij een overzicht gegeven van – in haar optiek – de mediakosten per verkoop in de periode augustus 2009 tot en met juli 2010. My Dream Music vond de aldus gegeven informatie onvoldoende en heeft uiteindelijk – op de voet van artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) – bij dagvaarding van 13 april 2011 een geschil aanhangig gemaakt tegen de Nederlandse Energie Maatschappij, welke procedure voor deze rechtbank is gevoerd onder rol- en zaaknummer 377379/ HA ZA 11-1016. Zij heeft daarin gevorderd dat de Nederlandse Energie Maatschappij wordt veroordeeld om – samengevat – aan My Dream Music een overzicht te verschaffen van alle gemaakte mediakosten en van de geworven huishoudens in de periode van een jaar voorafgaand aan de totstandkoming van het dealmemo en gedurende de looptijd van het dealmemo. In de loop van deze procedure heeft de Nederlandse Energie Maatschappij een nadere onderbouwing gegeven aan het reeds verstrekte overzicht. My Dream Music wilde inzicht hebben in de stukken uit de (financiële) administratie van de Nederlandse Energie Maatschappij die de in het overzicht genoemde cijfers onderbouwen en heeft in dat verband haar eis gewijzigd. Nadat de rechtbank bij vonnis van 5 september 2012 had geoordeeld dat zij een deskundige (accountant) zal benoemen die de juistheid van de door de Nederlandse Energie Maatschappij verstrekte overzichten zal controleren, heeft My Dream Music zich op het standpunt gesteld dat zij niet langer een accountantsonderzoek nastreeft. De rechtbank heeft per vonnis van 13 februari 2013 de vordering van My Dream Music afgewezen.

3.Het geschil

3.1.
My Dream Music vordert – samengevat – veroordeling van de Nederlandse Energie Maatschappij, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, tot betaling van € 242.000, € 60.500 en € 96.800, alle bedragen inclusief BTW en vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
De Nederlandse Energie Maatschappij voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering met veroordeling, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, van My Dream Music in de proceskosten en de nakosten.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Vordering € 200.000: restant vast honorarium

4.1.
My Dream Music grondt de vordering tot betaling van € 200.000 (exclusief BTW, € 242.000 inclusief BTW) op nakoming van het dealmemo. De stellingen van My Dream Music komen erop neer dat de Nederlandse Energie Maatschappij de samenwerking ten onrechte tussentijds heeft beëindigd. Zij stelt in dat verband onder meer het volgende. De escapeclausule bood de Nederlandse Energie Maatschappij de mogelijkheid de samenwerking tussentijds op te zeggen als de gemiddelde kosten per nieuw geworven huishouden substantieel zouden stijgen. In het dealmemo is in dat verband uitgegaan van een stijging van de kosten van € 60 per nieuw geworven huishouden tot € 100. Het bedrag van € 60 is genoemd door de Nederlandse Energie Maatschappij en blijkt thans niet juist te zijn. Uit het door de Nederlandse Energie Maatschappij inmiddels verstrekte overzicht van de mediakosten en de geworven huishoudens volgt dat van een substantiële stijging van de kosten per nieuw geworven huishouden zoals bedoeld in de escapeclausule gedurende de looptijd van het dealmemo geen sprake is. Aan de voorwaarde van de escapeclausule was om die reden niet voldaan, zodat de Nederlandse Energie Maatschappij zonder goede grond de samenwerking heeft beëindigd.
4.2.
Volgens de Nederlandse Energie Maatschappij heeft zij de samenwerking met My Dream Music beëindigd conform de voorwaarden van de escapeclausule. Zij betoogt dat tussentijdse beëindiging mogelijk was zodra de mediakosten per nieuw geworven huishouden boven de in het dealmemo genoemde parameter van € 100 uitkwamen. Zij betwist het standpunt van My Dream Music dat de parameter voor beëindiging zou zijn een stijging van de mediakosten met meer dan 67% althans € 40; volgens de Nederlandse Energie Maatschappij had voor de hand gelegen dat als dat de bedoeling van partijen zou zijn geweest, dit expliciet in het dealmemo tot uitdrukking zou zijn gebracht.
4.3.
Aan de orde is hoe de in het dealmemo neergelegde escapeclausule moet worden uitgelegd. Bij de uitleg van de bewoordingen die zijn gebruikt bij het opstellen van een bepaling als de onderhavige komt het – kort weergegeven – aan op de zin die partijen daaraan in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (Haviltex). De rechtbank is met My Dream Music van oordeel dat uit de escapeclausule volgt dat de samenwerking tussentijds slechts kon worden beëindigd als de mediakosten per nieuw geworven huishouden substantieel hoger waren dan voorafgaand aan de inzet van [Y]. Zoals ook van de zijde van de Nederlandse Energie Maatschappij (bij de comparitie van partijen) naar voren is gebracht ging het erom dat de Nederlandse Energie Maatschappij een mogelijkheid had de overeenkomst op te zeggen als de kosten te hoog werden en het voor haar niet meer rendabel was de overeenkomst voort te zetten, waarbij uitgangspunt is geweest dat sprake moest zijn van een aanzienlijke stijging van de mediakosten. Partijen hebben dit in het dealmemo tot uitdrukking gebracht door tot uitgangspunt te nemen de mediakosten per nieuw geworven huishouden ten tijde van het sluiten van het dealmemo (€ 60) en daaraan te koppelen een stijging van dit bedrag die voor de Nederlandse Energie Maatschappij maximaal aanvaardbaar was (met € 40). Dat brengt mee dat de Nederlandse Energie Maatschappij niet zonder meer kan worden gevolgd in haar betoog dat aan de voorwaarde van de escapeclausule is voldaan zodra de mediakosten per nieuw geworven huishouden meer dan € 100 bedragen. Dat kan alleen als de mediakosten per nieuw geworven huishouden voorafgaand aan de samenwerking met My Dream Music € 60 waren, zoals in het dealmemo naar voren is gebracht. Alleen in dat geval is immers sprake van de substantiële stijging van de mediakosten per nieuw geworven huishouden die partijen bij de totstandkoming van de overeenkomst voor ogen stond.
4.4.
Ten aanzien van de vraag of ten tijde van de totstandkoming van de overeenkomst de mediakosten per nieuw geworven huishouden € 60 bedroegen wordt het volgende vooropgesteld. De rechtbank verwerpt de stelling van de Nederlandse Energie Maatschappij dat My Dream Music akkoord is gegaan met het in het dealmemo genoemde bedrag van € 60 en daar (dus) aan gebonden is. Zoals volgt uit hetgeen hiervoor is overwogen is dit bedrag genoemd om aan te geven dat tussentijdse beëindiging van de samenwerking mogelijk was bij een substantiële stijging van de mediakosten. Het bedrag van € 60 is, zoals tussen partijen niet ter discussie staat, genoemd door de Nederlandse Energie Maatschappij. Dat ligt ook voor de hand, omdat het een gegeven betreft dat zich bevindt in (alleen) het domein van de Nederlandse Energie Maatschappij. My Dream Music mocht op deze mededeling van de Nederlandse Energie Maatschappij afgaan. Als thans blijkt dat dit bedrag niet juist is doet dat niet af aan het uitgangspunt dat partijen voor ogen stond, dat alleen bij een substantiële stijging van de mediakosten per huishouden de overeenkomst tussentijds kan worden beëindigd.
4.5.
Tussen partijen bestaat discussie over de hoogte van de mediakosten per nieuw geworven huishouden voorafgaand aan de samenwerking. De Nederlandse Energie Maatschappij stelt zich, onder verwijzing naar het door haar in het kader van de artikel 843a Rv-procedure overgelegde overzicht, op het standpunt dat de mediakosten tussen augustus 2008 en augustus 2009 (één jaar voorafgaande aan de start van de samenwerking) gemiddeld € 56 per nieuw geworven huishouden waren, en in juli 2009 € 67. My Dream Music betoogt daarentegen dat deze mediakosten voorafgaand aan de samenwerking € 134,75 waren.
4.6.
Ook hier gaat het om uitleg van hetgeen partijen voor ogen heeft gestaan met de zinsnede in de escapeclausule
“is nu € 60”,
welke uitleg moet geschieden met inachtneming van de Haviltex-norm (zie onder 4.3). De rechtbank is van oordeel dat, zoals partijen overigens ook zelf tot uitgangspunt nemen, partijen met voornoemde zinsnede hebben bedoeld de kosten die in een relevante periode voorafgaand aan de samenwerking met [Y] gemiddeld zijn gemaakt. Anders dan de Nederlandse Energie Maatschappij betoogt kunnen daarbij alleen de kosten gemaakt vanaf maart 2009 in aanmerking worden genomen. Het gaat in de escapeclausule immers om mediakosten, en zoals de Nederlandse Energie Maatschappij ter comparitie uiteen heeft gezet, heeft zij tot maart 2009 niet tot nauwelijks mediakosten gemaakt, omdat zij toen werkte met telefonische klantenwerving. De rechtbank zal als relevante periode voor het bepalen van de gemiddelde mediakosten ‘vóór [Y]’ daarom in aanmerking nemen de maanden maart, april, mei, juni, juli en augustus 2009.
Als relevante periode voor het bepalen van de gemiddelde mediakosten ‘met [Y]’ zal de rechtbank in aanmerking nemen de maanden september 2009 (de eerste meetperiode waarover gegevens bekend zijn na de aanvang van de overeenkomst op 28 augustus 2009) tot en met juli 2010 (de meetperiode die het moment van de opzegging op 22 juli 2010 het dichtst benadert). De maand augustus 2010 blijft buiten beschouwing, omdat gelet op de contractuele opzegtermijn van 31 dagen reeds voor augustus 2010 over opzegging moest worden beslist door de Nederlandse Energie Maatschappij.
4.7.
Bij het berekenen van de gemiddelde mediakosten zal de rechtbank aansluiten bij het door de Nederlandse Energie Maatschappij overgelegde overzicht, en van de cijfermatige juistheid daarvan uitgaan. Aan het standpunt van My Dream Music dat niet bij dit overzicht kan worden aangesloten omdat zij de juistheid daarvan niet heeft kunnen controleren gaat de rechtbank voorbij, omdat My Dream Music in de artikel 843a Rv-procedure de mogelijkheid heeft gevraagd en gekregen om de juistheid van de gegeven door accountantsonderzoek te laten controleren maar uiteindelijk daarvan heeft afgezien. Of in het overzicht onder mediakosten ten onrechte ook de productiekosten zijn meegerekend, behoeft gelet op het navolgende niet te worden beoordeeld.
Een en ander leidt tot het volgende. De in het overzicht genoemde mediakosten per nieuw geworven huishouden bedroegen in de periode voorafgaande aan de totstandkoming van het dealmemo (€ 86,80 + € 184,30 + € 127,48 + € 110,21 + € 67,49 + € 95, 62 =) € 671,90. De gemiddelde mediakosten per nieuw geworven huishouden bij de start van de samenwerking waren dus (€ 671,90 / 6 =) € 112. De rechtbank zal dit bedrag tot uitgangspunt nemen teneinde vast te stellen of de mediakosten gedurende de samenwerking substantieel zijn gestegen in de hiervoor bedoelde zin. De rechtbank zal daarbij uitgaan van de verhouding tussen € 60 en € 100 en dus van een stijging van de kosten van 67%, derhalve van € 112 tot € 187,04 per nieuw geworven huishouden. Uit het door de Nederlandse Energie Maatschappij overgelegde overzicht volgt dat de kosten per nieuw geworven huishouden in die periode niet met 67% zijn gestegen en nimmer het niveau van € 187,04 hebben bereikt . De conclusie is dat aan de voorwaarden van de escapeclausule niet was voldaan en de Nederlandse Energie Maatschappij de overeenkomst ten onrechte heeft opgezegd.
4.8.
Hiermee staat vast dat partijen na 28 augustus 2010 nog steeds aan de overeenkomst waren gebonden. My Dream Music vordert dat de Nederlandse Energie Maatschappij deze overeenkomst nakomt. Vaststaat dat My Dream Music de overeenkomst zelf niet meer kan nakomen. De overeenkomst tussen partijen is inmiddels immers door tijdsverloop geëindigd (op 28 augustus 2011). My Dream Music heeft voor het eerst aanspraak gemaakt op nakoming op 10 oktober 2012 (de datum waarop zij een conclusie houdende wijziging van eis nam in de artikel 843a Rv-procedure), derhalve op een moment dat de overeenkomst al was geëindigd. My Dream Music heeft weliswaar enige tijd na de opzegging door de Nederlandse Energie Maatschappij vragen gesteld over de houdbaarheid van die opzegging, maar zij heeft zich nooit op het standpunt gesteld dat zij nakoming van de overeenkomst verlangde. Dat zij thans stelt dat [Y] altijd beschikbaar is gebleven en geen andere activiteiten heeft ondernomen in de betreffende periode doet daar niet aan af. Als My Dream Music nakoming van de overeenkomst wenste, had zij dat direct aan de Nederlandse Energie Maatschappij kenbaar moeten maken, zodat de Nederlandse Energie Maatschappij wist waar zij aan toe was en haar gedrag daar eventueel op had kunnen aanpassen. Beide partijen hebben zich evenwel na de (naar thans is gebleken: onterechte) opzegging door de Nederlandse Energie Maatschappij gedragen alsof de overeenkomst was geëindigd. Aldus moet worden aangenomen dat My Dream Music heeft afgezien van haar recht op nakoming. In zoverre kan de Nederlandse Energie Maatschappij worden gevolgd in haar betoog dat My Dream Music haar recht op nakoming heeft verwerkt.
4.9.
Dat My Dream Music het recht heeft verwerkt om nakoming van de overeenkomst te vorderen betekent niet dat zij daarmee de rechten heeft prijsgegeven die voortvloeien uit de onterechte opzegging. Het beroep dat de Nederlandse Energie Maatschappij in dit kader doet op artikel 6:89 BW slaagt niet. My Dream Music kon pas nadat de Nederlandse Energie Maatschappij ter gelegenheid van de comparitie van partijen in de 843a Rv-procedure een overzicht had overgelegd van de mediakosten en de geworven huishoudens voorafgaand aan de totstandkoming van het dealmemo en gedurende de looptijd van het dealmemo vaststellen of de opzegging van de overeenkomst terecht was. Dit was op 22 mei 2012, terwijl My Dream Music al vanaf september 2010 had gevraagd om een (cijfermatige) onderbouwing van het beroep van de Nederlandse Energie Maatschappij op de escapeclausule. Vervolgens heeft My Dream Music in de eiswijziging van 10 oktober 2012 zich op het standpunt gesteld dat de opzegging niet in overeenstemming was met de voorwaarden van de escapeclausule. Onder deze omstandigheden moet worden aangenomen dat My Dream Music tijdig heeft geklaagd in de zin van artikel 6:89 BW.
4.10.
Met het oordeel dat de Nederlandse Energie Maatschappij de overeenkomst ten onrechte heeft opgezegd staat vast dat deze opzegging heeft geleid tot een toerekenbare tekortkoming en tot verzuim van de Nederlandse Energie Maatschappij (artikel 6:83 sub c BW). De Nederlandse Energie Maatschappij is gehouden de dientengevolge door My Dream Music geleden schade te vergoeden. De omvang van de schade moet worden vastgesteld door een vergelijking van de hypothetische situatie waarin My Dream Music zou hebben verkeerd zonder de tekortkoming van de Nederlandse Energie Maatschappij en de feitelijke situatie waarin zij zich thans bevindt. De rechtbank merkt daarbij op dat het My Dream Music na 28 augustus 2010 vrij stond de naam van [Y] te verbinden aan andere merken of partijen, in ieder geval buiten de energiebranche (vgl. het exclusiviteitsbeding in het dealmemo). Tegen die datum was de overeenkomst immers opgezegd, terwijl My Dream Music zich bij die beëindiging in zoverre neerlegde dat zij geen, althans niet tijdig aanspraak maakte op nakoming. Voor zover My Dream Music c.q. [Y] na het beëindigen van de overeenkomst door de Nederlandse Energie Maatschappij met de vrijgekomen tijd elders inkomsten heeft kunnen verwerven is er in zoverre geen schade.
4.11.
Nu het debat tussen partijen tot nu toe is gevoerd in de sleutel van de door My Dream Music ingestoken nakomingsactie, hebben partijen zich nog niet kunnen uitlaten over de hoogte van de schade. Partijen zullen hiertoe in deelegenheid worden gesteld. Partijen zullen daarbij ook een standpunt kunnen innemen ten aanzien van de vraag in hoeverre het gedeelte van de onderhavige vordering van My Dream Music dat op BTW ziet (€ 42.000) schade is. My Dream Music zal zich moeten uitlaten over de vraag in hoeverre [Y] door het eindigen van de overeenkomst met de Nederlandse Energie Maatschappij elders inkomsten heeft verworven, althans waarom dat niet is gebeurd.
Vorderingen € 50.000 en € 80.000: bonusvergoeding dealmemo
4.12.
My Dream Music stelt dat gedurende het contractsjaar 28 augustus 2009 tot en met 28 augustus 2010 meer dan 99.999 huishoudens zijn geworven, zodat zij aanspraak kan maken op de bonusfee van € 50.000. Zij vordert daarnaast de bonusvergoeding van € 2 per nieuw geworven huishouden die is verschuldigd bij werving van meer dan 100.000 huishoudens.
4.13.
Zoals My Dream Music terecht stelt en zoals ook volgt uit de beëindigingsbrief van de Nederlandse Energie Maatschappij, liep het eerste contractsjaar tot en met 28 augustus 2010. De door de Nederlandse Energie Maatschappij verstrekte overzichten lopen tot en met juli 2010. De rechtbank is reeds om die reden thans niet in staat dit deel van de vordering te beoordelen. De Nederlandse Energie Maatschappij dient het door haar verstrekte overzicht aan te vullen met de verkopen in de maand augustus 2010.
Vervolg procedure
4.14.
De zaak zal naar de rol worden verwezen voor een akte aan de zijde van My Dream Music. My Dream Music zal daarin de door haar als gevolg van de onterechte beëindiging geleden schade kunnen onderbouwen. De Nederlandse Energie Maatschappij zal hierop kunnen reageren bij antwoordakte. Daarbij zal zij ook het aangevulde overzicht als bedoeld onder 4.13 kunnen overleggen. My Dream Music zal vervolgens (alleen) op dit aangevulde overzicht kunnen reageren, waarna de zaak in beginsel naar de rol zal gaan voor vonnis.
4.15.
In afwachting van voornoemde aktewisseling wordt iedere beslissing aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
19 maart 2014voor het nemen van een akte door My Dream Music over hetgeen is vermeld onder 4.14, waarna zal worden voortgeprocedeerd op de wijze als onder 4.14 vermeld,
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Damsteegt-Molier, mr. P.A.M. van Schouwenburg-Laan en mr. T. Boesman en in het openbaar uitgesproken op 5 maart 2014.
[2148/1885/2309]