In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 17 januari 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen de vereniging SV [eiseres] en de Gemeente [gedaagde] over de huurprijs van een sportcomplex. De Gemeente had de huurprijs van het sportcomplex aanzienlijk verhoogd op basis van een tarievennota, maar de vereniging stelde dat de huurprijs enkel op basis van de huurovereenkomst geïndexeerd kon worden. De huurovereenkomst, gesloten op 14 september 1982, bevatte een indexeringsclausule die stipuleerde dat de huurprijs per 1 september van elk jaar verhoogd zou worden met het prijsindexcijfer van het Centraal Bureau voor de Statistiek. De vereniging vorderde onder andere een verklaring van recht dat de Gemeente enkel gerechtigd is tot indexering en niet tot een eenzijdige huurverhoging.
De kantonrechter oordeelde dat de Gemeente zich niet kon beroepen op een eenzijdige huurverhoging, omdat de huurovereenkomst nog steeds van kracht was en de indexeringsclausule niet was gewijzigd. De rechter benadrukte dat de Gemeente de huurprijs niet zonder meer kon verhogen en dat de redelijkheid en billijkheid in acht genomen moesten worden bij substantiële huurverhogingen. De vorderingen van de Gemeente in reconventie werden afgewezen, en de Gemeente werd veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak bevestigde de rechten van de vereniging onder de bestaande huurovereenkomst en de geldende indexeringsclausule.