ECLI:NL:RBROT:2014:2324
Rechtbank Rotterdam
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Verzoek om handhaving van de Wet minimumloon en de Wet arbeid vreemdelingen door een vakbond
In deze zaak heeft een vakbond de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid verzocht om bestuurlijke boetes op te leggen wegens illegale tewerkstelling van buitenlandse zeevarenden op zeeschepen. De rechtbank Rotterdam heeft op 27 maart 2014 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om voorlopige voorziening. De vakbond stelt dat er sprake is van een collectief belang van haar leden bij de handhaving van de Wet minimumloon (WML) en de Wet arbeid vreemdelingen (Wav). De rechtbank oordeelt echter dat het belang van de leden van de vakbond te ver verwijderd is van een rechtstreeks betrokken belang, waardoor de vakbond niet kan worden aangemerkt als belanghebbende in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De voorzieningenrechter concludeert dat de verzoeken om voorlopige voorziening moeten worden afgewezen, omdat de vakbond geen recht heeft op een besluit van de minister in deze context. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor een direct en specifiek belang van de verzoeker om als belanghebbende te worden erkend. De voorzieningenrechter wijst de verzoeken om voorlopige voorziening af en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.