Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.[Eiseres 1],
1.De procedure
- de dagvaarding d.d. 12 februari 2013, met producties,
- de conclusie van eis in incident tot onbevoegdverklaring alsmede conclusie van eis in incident tot oproeping in vrijwaring, met producties,
- de conclusie van antwoord in het incident tot onbevoegdheid, tevens in het incident tot oproeping in vrijwaring,
- de pleitnotities van EYP,
- de pleitnotities van [eiseressen]
2.De feiten
iS (verder: de maatschapsovereenkomst Doxis) (productie E1). In artikel 5 van deze overeenkomst is bepaald dat, voor zover in de maatschapsovereenkomst Doxis niet anders is bepaald, op de maatschap de bepalingen van de Eensluidende Overeenkomst (van maatschap en tevens van samenwerking) EY 1999 (productie E2) van toepassing zijn. Laatstbedoelde overeenkomst (verder: de EO 1999) regelen de interne betrekkingen tussen de partners van Ernst & Young onderling, alsmede tussen de partners en de Ernst & Young-maatschap waarvan zij deel uitmaken.
[…]
3.Het geschil in het incident
4.De beoordeling in het incident
“Alle geschillen die mochten ontstaan naar aanleiding van deze overeenkomst dan wel van nadere overeenkomsten welke daarvan het gevolg mochten zijn”maken het arbitraal beding ruim. Het omvat niet alle geschillen tussen partijen, maar sluit slechts de geschillen uit die niet zijn ontstaan naar aanleiding van de betreffende overeenkomsten. Ingevolge die bewoordingen worden derhalve niet alleen op de betreffende overeenkomsten gegronde vorderingen aan arbitrage onderworpen, maar ook vorderingen welke op onrechtmatige daad zijn gegrond voor zover deze het gevolg zijn van die overeenkomsten.
“deze overeenkomst”in het arbitraal beding in het onderhavige de maatschapsovereenkomst Doxis en de daarop van toepassing zijnde bepalingen in de EO 1999 wordt bedoeld. De EO 1999 regelen de interne betrekkingen tussen de partners van Ernst & Young onderling, alsmede tussen de partners en de Ernst & Young-maatschap waarvan zij deel uitmaken.
904,00(2 punten × tarief EUR 452,00)