Op 19 maart 2014 heeft de Rechtbank Rotterdam in een kort geding uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De zaak betreft eisers [eiser 1] en [eiser 2], die onder bewind zijn gesteld, en hun bewindvoerder, [gedaagde 2], die hen geen inzage heeft gegeven in de financiële stukken. De eisers hebben verzet aangetekend tegen een eerder verstekvonnis van 20 december 2013, waarin hun vorderingen deels waren afgewezen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het verzet tijdig is ingesteld en dat de eisers ontvankelijk zijn in hun vorderingen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de bewindvoerder verplicht is om de gevraagde documenten te overhandigen aan de eisers, aangezien zij recht hebben op inzicht in hun financiële situatie. De rechtbank heeft de vorderingen van de eisers toegewezen, met uitzondering van de vorderingen tegen de gedaagden die niet als bewindvoerder zijn aangesteld. De voorzieningenrechter heeft de bewindvoerder veroordeeld tot het verstrekken van een overzicht van de inkomsten en betalingen, alsook tot afgifte van alle relevante documenten. Tevens is een dwangsom opgelegd voor het geval de bewindvoerder niet aan deze verplichtingen voldoet. De rechtbank heeft de proceskosten aan de zijde van de eisers begroot op € 816,00. Het vonnis is openbaar uitgesproken en bevestigd dat de bewindvoerder in de proceskosten van de verzetprocedure wordt veroordeeld.