Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.Het procesverloop
2.De vaststaande feiten
- het in aanraking komen met obstakels in de grond;
- een grondsamenstelling die, het vereiste bodemonderzoek in aanmerking genomen, redelijkerwijs niet als voorzienbaar kan worden beschouwd;
- fouten en/of gebreken in de productvoerende pijp.
- indirecte kosten, zoals bouwplaatskosten etc.;
- kosten in verband met verwijderen/opruimen van een verloren ’geabandonneerde’ boring (evt. inclusief het boormaterieel), al dan niet op last van de opdrachtgever of de overheid. De kosten van het vullen van de boring met dammer zijn echter wel meeverzekerd. Deze kosten dienen te worden beschouwd als opruimingskosten in de zin van de verzekeringsvoorwaarden
- kosten in verband met mislocatie en/of het uitvallen van de apparatuur.
- teksten op het polisblad prevaleren boven andere bepalingen;
- clausules prevaleren boven de per Sectie van kracht zijnde voorwaarden;
- de per Sectie van kracht zijnde voorwaarden prevaleren boven de Algemene Bepalingen.
3.De vordering
- een hoofdsom van € 363.797,43 met de wettelijke rente daarover vanaf 2 april 2009 tot de dag van algehele voldoening;
- € 3.993,32 ter zake buitengerechtelijke kosten vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dagvaarding;
4.De beoordeling van het geschil
€ 10.320+ (4 punten tarief VII à € 2.580,00)