ECLI:NL:RBROT:2014:2190

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 maart 2014
Publicatiedatum
25 maart 2014
Zaaknummer
ROT 10/732049-13
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop door onvoorzichtig rijgedrag van graafmachinebestuurder

Op 30 juni 2012 vond er een tragisch verkeersongeval plaats op de Coolsingel in Rotterdam, waarbij een 73-jarige vrouw om het leven kwam. De bestuurder van een graafmachine, die op dat moment met een snelheid van ongeveer 20 km/u reed, zag de vrouw niet toen zij het zebrapad overstak. De bestuurder had een beperkt zicht door de giek van de graafmachine en de belading in de graafbak, wat hem belemmerde om de situatie goed in te schatten. Ondanks dat hij op een drukke zaterdag in het centrum van Rotterdam reed, heeft hij geen snelheid verminderd of extra voorzorgsmaatregelen genomen om te kijken of het zebrapad vrij was. De rechtbank oordeelde dat de bestuurder schuldig was aan de dood van de vrouw door zijn onvoorzichtige rijgedrag. Hij werd veroordeeld tot een taakstraf van 240 uur en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor één jaar, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank benadrukte dat het de verantwoordelijkheid van de bestuurder is om veilig deel te nemen aan het verkeer, vooral met een groot voertuig als een graafmachine, en dat hij de risico's van zijn rijgedrag had moeten inzien. De uitspraak vond plaats op 25 maart 2014.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 1
Parketnummer: ()
Datum uitspraak: 25 maart 2014
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
(Verdachte),
geboren te Rotterdam op () 1974,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie op het adres: (adres)
raadsman mr. (), advocaat te Rotterdam.

ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 11 maart 2014.

TENLASTELEGGING

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage A aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

EIS OFFICIER VAN JUSTITIE

De officier van justitie mr. () heeft gerekwireerd tot:
- bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar, alsmede tot een taakstraf voor de duur van 240 uur.

BEWEZENVERKLARING

Wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan op die wijze dat:
Primair:
hij op 30 juni 2012 te Rotterdam als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (mobiele graafmachine), zich zodanig heeft
gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door met dat motorrijtuig zeer, onvoorzichtig te rijden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Coolsingel, welk genoemd rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
terwijl
- de graafbak van de graafmachine was beladen met losse werktuigen (graafbakken en een hefvork) en deze lading het zicht van verdachte ernstig beperkte, en
- de stand van de giek van die graafmachine zodanig was dat de lading in die graafbak niet op het wegdek kon vallen en de giek in die stand het zicht van verdachte rechts vóór dat voertuig ernstig beperkte,
ondanks dat ernstig beperkte zicht vanuit de cabine van de graafmachine
rijdend op de linker rijstrook van die Coolsingel
eenvoetgangersoversteekplaats met een onverminderde snelheid van ongeveer 20 km/uur is genaderd en een voetganger niet heeft opgemerkt en
vervolgens
zichonvoldoende ervan
heeftvergewist of op of nabij die voetgangersoversteekplaats voetgangers de rijbaan wilden oversteken
die voetgangersoversteekplaats met nog immer onverminderde snelheid is opgereden, terwijl bovengenoemde voetganger zich inmiddels halverwege die voetgangersoversteek-plaats bevond en aldus die voetganger geen voorrang heeft verleend en
aldus rijdende niet in staat was zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was, en
vervolgens in botsing is gekomen met die voetganger, die als gevolg daarvan ten val is gekomen en door die graafmachine werd overreden,
waardoor die voetganger, genaamd (), zodanig letsel had opgelopen mede waardoor zij is komen te overlijden;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

BEWIJSMOTIVERING

De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende de daartoe redengevende feiten en omstandigheden. De inhoud van de bewijsmiddelen is opgenomen in de bij dit vonnis gevoegde bijlage II.

NADERE BEWIJSMOTIVERING

Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft onder meer betoogd dat de stand van de giek van de graafmachine ten tijde van het ongeluk - te weten de laadbak beladen met hulpstukken en het eerste gedeelte van de giek niet rechtop maar schuin naar voren gebogen en het derde (laagste) gedeelte van de giek niet verticaal maar richting de graafmachine gebogen - gebruikelijk is en dat de verdachte ter zake geen verwijt kan worden gemaakt. Daarnaast kan niet worden vastgesteld dat de graafmachine met onverminderde snelheid het zebrapad heeft genaderd. Dit leidt ertoe dat geen sprake is geweest van onvoorzichtig rijgedrag en de verdachte van het primaire feit dient te worden vrijgesproken, aldus het verweer.
Beoordeling van het verweer
Het verweer faalt. De rechtbank kan het standpunt van de verdediging volgen dat de wijze waarop de verdachte de graafmachine had beladen, met hulpstukken in de graafbak en daarmee samenhangend de giek in een gebogen stand, niet ongebruikelijk is en dat de verdachte van deze stand van zaken op zichzelf geen verwijt kan worden gemaakt. Het gevolg van deze manier van beladen (en daarmee samenhangend de meer gebogen stand van de giek) is echter wel dat het zicht vanaf de bestuurdersplaats op het verkeer rechts voor op de weg voor de verdachte ernstig werd belemmerd, zoals op de foto’s en de digitale reconstructies is te zien en ook door de verdachte en de ter zitting gehoorde deskundigen is bevestigd. Deze omstandigheid had de verdachte er toe moeten brengen om extra voorzichtigheid te betrachten bij de deelname aan het verkeer.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verdachte dit niet gedaan, integendeel; de verdachte heeft zeer onvoorzichtig gereden. Uit de bewijsmiddelen kan worden opgemaakt dat de verdachte bij het naderen van het zebrapad in het centrum van Rotterdam op een zaterdag overdag, waarbij – zo kan op grond van de camerabeelden worden vastgesteld – sprake was van regelmatig verkeer van auto’s, fietsers en (overstekende) voetgangers, een snelheid van ongeveer 20 km per uur had en zijn snelheid niet, althans niet zichtbaar, heeft verminderd. Hij heeft daarbij het slachtoffer geraakt terwijl zij al enige seconden doende was met oversteken en enige meters op dat zebrapad had gelopen.
Met dit zeer onvoorzichtige verkeersgedrag heeft de verdachte, ondanks zijn ruime ervaring als bestuurder van graafmachines, blijk gegeven van een geheel verkeerde inschatting van de risico’s van de verkeerssituatie waarin hij zich als bestuurder van een dergelijk groot voertuig heeft begeven. Als waar is wat de verdachte vermoedt, namelijk dat het slachtoffer
steeds in de dode hoek achter de giek heeft gelopen, heeft de verdachte met die voor de hand liggende mogelijkheid ten onrechte geen rekening gehouden. Als het slachtoffer mogelijk ook nog eens door de eerder afgeremde auto op de naastgelegen rijbaan aan het zicht van de verdachte was onttrokken, geldt temeer dat hij als bestuurder extra voorzorgsmaatregelen had moeten nemen.
Ter zitting heeft de verdachte aangegeven dat hij soms bij het naderen van een zebrapad zijn graafmachine tot stilstand brengt en over zijn stuur heen buigt om op die manier onder de giek door te kunnen kijken en zo beter te kunnen zien of zich iemand rechts voor hem op de weg bevindt. In dit geval heeft de verdachte dit kennelijk niet gedaan. Het valt niet in te zien waarom de verdachte, rijdend op een plaats en een tijdstip waarop te verwachten valt dat er winkelend publiek op de been is, deze voorzorgsmaatregel heeft nagelaten.
Dit alles brengt de rechtbank ertoe het feit zoals hiervoor in de gestreepte tenlastelegging is aangegeven, bewezen te achten.

STRAFBAARHEID FEIT

Het bewezen feit levert op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

STRAFBAARHEID VERDACHTE

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

STRAFMOTIVERING

De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte reed met een mobiele graafmachine met een graafbak die beladen was met hulpstukken over de openbare weg. Door de giek en de hulpstukken in de laadbak was het zicht van de verdachte vanuit de graafmachine op de weg fors belemmerd; met name rechts voor hem was het zicht ernstig beperkt. De verdachte reed in deze situatie op zaterdagochtend rond 11:20 uur op de Coolsingel, een drukke weg in het centrum van Rotterdam. De verdachte heeft zijn snelheid en rijgedrag niet aan deze gevaarlijke situatie aangepast. Integendeel, de verdachte is met onverminderde - althans niet waarneembare vermindering van de - snelheid het zebrapad genaderd terwijl hij geen maatregelen had getroffen teneinde zeker te stellen dat de kust veilig was. Door op deze wijze te handelen heeft de verdachte zeer onvoorzichtig gereden, met als gevolg dat hij het slachtoffer halverwege het zebrapad, heeft aangereden, met uiteindelijk haar dood tot gevolg.
Een voetganger op een zebrapad moet zich veilig kunnen wanen. Op de verdachte als bestuurder rust de verplichting dat hij veilig aan het verkeer deelneemt en meer in het bijzonder dat hij let op zwakke verkeersdeelnemers, zoals voetgangers, die voorrang hebben. De verdachte heeft met een graafmachine aan het besturen waarvan risico’s zijn verbonden en waarvan de verdachte wist dat het zicht op de rechterzijde van de weg - ernstig - beperkt was, geen snelheid geminderd bij het naderen van een zebrapad. Hij heeft nagelaten die handelingen te verrichten die zouden maken dat hij ook de rechter(voor)zijde van de weg goed kon zien. Hij zich er onvoldoende van kon vergewist of het zebrapad vrij was. De verdachte heeft dan ook nagelaten datgene te doen wat in zijn vermogen lag om die voetganger te zien en een tragisch ongeluk van deze aard te vermijden. De dood van het slachtoffer is daarmee, hoewel niet opzettelijk, aan zijn schuld te wijten.
In beginsel staat op een dergelijk feit een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden. De officier van justitie heeft dit niet gevorderd, de reclassering heeft dit niet geadviseerd en de rechtbank acht dit ook niet de meest passende straf, gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, alsmede het tijdsverloop in deze zaak.
De rechtbank zal aan de verdachte echter wel de maximale taakstraf opleggen, conform de eis van de officier van justitie.
Uit het verhandelde ter zitting is gebleken dat de verdachte het ongeval weliswaar zeer betreurt, maar dat hij de mening is toegedaan dat hem geen blaam treft omdat het in de branche normaal is om met een mobiele graafmachine zodanig aan het verkeer deel te nemen als hij heeft gedaan. Deze houding baart de rechtbank zorgen, te meer omdat de verdachte inmiddels weer met mobiele graafmachines aan het verkeer deelneemt. Hierin ziet de rechtbank aanleiding om aan de verdachte naast de maximale taakstraf nog een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen voor de duur van één jaar, met een proeftijd van twee jaar, teneinde enerzijds de ernst van het feit tot uitdrukking te brengen en anderzijds de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw zodanig onvoorzichtig aan het verkeer deel te nemen als hij heeft gedaan ten tijde van het ongeval.
Bij het bepalen van de duur van de op te leggen straf is gelet op het op zijn naam gestelde uittreksel uit de Justitiële Documentatie van () 2013 waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
De rechtbank heeft voorts gelet op het rapport van de reclassering van () 2013 waaruit blijkt dat er geen indicatie is voor toezicht; de verdachte heeft zijn leven op de rit.
Alles afwegend acht de rechtbank na te noemen straf passend en geboden geacht.

TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

Behalve op het reeds genoemde artikel, is gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht, alsmede op de artikelen 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

BESLISSING

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
240 (tweehonderd) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
238 (tweehonderdachtendertig) urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
119 dagen.
ontzegtde verdachte
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de tijd van
12 (
twaalf) maanden;
bepaalt dat deze ontzegging niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.J. Bade, voorzitter,
en mrs. E.I. Mentink en R. In ‘t Veld, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.S. Lepelaar, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 maart 2014.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bij vonnis van 25 maart 2014

TEKST GEWIJZIGDE TENLASTELEGGING.

Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 30 juni 2012 te Rotterdam als verkeersdeelnemer, namelijk
als bestuurder van een motorrijtuig (mobiele graafmachine), zich zodanig heeft
gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door met dat motorrijtuig zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam en/of met aanmerkelijke verwaarlozing van de te dezen geboden zorgvuldigheid te rijden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Coolsingel, welk genoemd rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
terwijl
-de graafbak van de graafmachine was beladen met losse werktuigen (graafbakken en een hefvork) en deze lading het zicht van verdachte ernstig beperkte, en/of
-de stand van de giek van die graafmachine niet in de rijstand stond doch die stand zodanig (lager) was dat de lading in die graafbak niet op het wegdek kon vallen en de giek in die (lagere) stand het zicht van verdachte rechts vóór dat voertuig ernstig beperkte, en/of
-een personenauto op de rechter rijstrook van die, in de rijrichting van
verdachte uit twee rijstroken bestaande, Coolsingel stilstond vóór een
voetgangersoversteekplaats om een voetganger, die de rijbaan van rechts naar
voetgangersoversteekplaats om een voetganger, die de rijbaan van rechts naar
links wilde oversteken, voor te laten gaan,
ondanks dat ernstig beperkte zicht vanuit de cabine van de graafmachine
rijdend op de linker rijstrook van die Coolsingel evengenoemde voetgangersoversteekplaats met een onverminderde snelheid van ongeveer 20 km/uur is genaderd en/of (daarbij) die vóór de voetgangersoversteekplaats op de rechter rijstrook stilstaande personenauto en/of die/een voetganger niet heeft opgemerkt en/of
en/of (vervolgens)
zonder of onvoldoende zich ervan te hebben vergewist of op of nabij die voetgangers-oversteekplaats voetgangers de rijbaan wilden oversteken
die voetgangersoversteekplaats met nog immer onverminderde snelheid is opgereden, terwijl bovengenoemde voetganger zich inmiddels halverwege die voetgangersoversteek-plaats bevond en/of (aldus) die voetganger geen voorrang heeft verleend en/of
(aldus rijdende) niet in staat was zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was, en/of
(vervolgens) in botsing of aanrijding is gekomen met die voetganger, die als gevolg daarvan ten val is gekomen en door die graafmachine werd overreden,
waardoor die voetganger, genaamd (), werd gedood, althans zodanig letsel had opgelopen (mede) waardoor zij is komen te overlijden.
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 30 juni 2012 te Rotterdam als bestuurder van een motorrijtuig (mobiele graafmachine), daarmee rijdende op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Coolsingel, zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd; welk gedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
terwijl
-de graafbak van de graafmachine was beladen met losse werktuigen (graafbakken en een hefvork) en deze lading het zicht van verdachte ernstig beperkte, en/of
-de stand van de giek van die graafmachine niet in de rijstand stond doch die stand zodanig (lager) was dat de lading in die graafbak niet op het wegdek kon vallen en de giek in die (lagere) stand het zicht van verdachte rechts vóór dat voertuig ernstig beperkte, en/of
-een personenauto op de rechter rijstrook van die, in de rijrichting van verdachte uit twee rijstroken bestaande, Coolsingel stilstond vóór een voetgangersoversteekplaats om een voetganger, die de rijbaan van rechts naar links wilde oversteken, voor te laten gaan,
ondanks dat ernstig beperkte zicht vanuit de cabine van de graafmachine
rijdend op de linker rijstrook van die Coolsingel even genoemde voetgangersoversteekplaats met een onverminderde snelheid van ongeveer 20 km/uur is genaderd en/of (daarbij) die vóór de voetgangersoversteekplaats op de rechter rijstrook stilstaande personenauto en/of die/een voetganger niet heeft opgemerkt en/of
zonder of onvoldoende zich ervan te hebben vergewist of op of nabij die voetgangers-oversteekplaats voetgangers de rijbaan wilden oversteken
die voetgangersoversteekplaats met nog immer onverminderde snelheid is opgereden, terwijl bovengenoemde voetganger zich inmiddels halverwege die voetgangersoversteek-plaats bevond en/of (aldus) die voetganger geen voorrang heeft verleend en/of
(aldus rijdende) niet in staat was zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was, en/of
(vervolgens) in botsing of aanrijding is gekomen met die voetganger.