ECLI:NL:RBROT:2014:2152

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 maart 2014
Publicatiedatum
24 maart 2014
Zaaknummer
ROT 13/8361 en ROT 14/91
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op bezwaar door Autoriteit Consument en Markt

In deze zaak hebben eiseressen beroep ingesteld tegen de Autoriteit Consument en Markt (ACM) wegens het niet tijdig beslissen op hun bezwaren tegen opgelegde bestuurlijke boetes. De rechtbank Rotterdam heeft op 27 maart 2014 uitspraak gedaan in deze kwestie, waarbij de rechtbank heeft vastgesteld dat ACM niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijn van 12 weken heeft beslist. Eiseressen, bestaande uit meerdere ondernemingen, hebben bezwaar aangetekend tegen de boetes die hen zijn opgelegd bij besluit van 8 december 2011. De rechtbank heeft geconstateerd dat ACM een beroep heeft gedaan op artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) om bepaalde stukken niet openbaar te maken, maar heeft besloten geen kennis te nemen van deze stukken gezien het onderwerp van de zaak.

De rechtbank heeft ACM opgedragen om binnen vier weken na het uitbrengen van een aanvullend advies door de Adviescommissie Bezwaarschriften van ACM te beslissen op de bezwaren van eiseressen. Tevens is er een dwangsom van € 1.000 per dag opgelegd, met een maximum van € 150.000, die evenredig onder de eiseressen verdeeld moet worden. De rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard en het niet tijdig nemen van een besluit op bezwaar vernietigd. Eiseressen hebben recht op vergoeding van het door hen betaalde griffierecht en ACM is veroordeeld in de proceskosten van de eiseressen.

De uitspraak benadrukt het belang van tijdige besluitvorming door bestuursorganen en de mogelijkheid voor eiseressen om een dwangsom te vorderen indien deze termijnen niet worden nageleefd. De rechtbank heeft ook de proceskosten vastgesteld voor de rechtsbijstand van de eiseressen, waarbij de kosten voor eiseressen 1 t/m 5 en 6 t/m 8 afzonderlijk zijn berekend. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Bestuursrecht 1
zaaknummers: ROT 13/8361 en ROT 14/91

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 maart 2014 in de zaken tussen

1.
[Naam onderneming], te [plaats],
2.
[Naam onderneming], te [plaats],
3.
[Naam onderneming], te [plaats],
4.
[Naam onderneming], te [plaats],
5.
[Naam onderneming], te [plaats],
6.
[Naam onderneming], te [plaats],
7.
[Naam onderneming], te [plaats],
8.
[Naam onderneming], te [plaats],
hierna tezamen ook: eiseressen,
gemachtigden eiseressen 1 t/m 5: mrs. G.W.A. van de Meent, H.J. Breeman en R.A. Struijlaart,
gemachtigde eiseressen 6 t/m 8: mrs. A.L. Appelman en F. Postma,
en

Autoriteit Consument en Markt (ACM), verweerster,

gemachtigde: mrs. G.J. Knoop, A.S.M.L. Prompers en J.P.C. van de Wegen.

Procesverloop

Eiseressen hebben bezwaar aangetekend tegen de hen bij besluit van 8 december 2011 door ACM opgelegde bestuurlijke boetes [...].
Bij brief van 27 december 2013 hebben eiseressen 1 t/m 5 beroep ingesteld wegens het niet tijdig beslissen op bezwaar. Bij brief van 2 januari 2014 hebben eiseressen 6 t/m 8 eveneens beroep ingesteld wegens het niet tijdig beslissen op bezwaar. Eiseressen hebben de rechtbank daarbij verzocht ACM een termijn te stellen om alsnog een besluit op bezwaar te nemen onder verbeurte van een dwangsom.
ACM heeft de op de zaak betrekking hebben de stukken ingediend. Ter zake van bepaalde stukken heeft zij een beroep gedaan op artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Gelet op het onderwerp van deze zaak – niet tijdig beslissen – heeft de rechtbank ervan afgezien een rechter-commissaris op te dragen een beslissing te nemen omtrent het verzoek om beperkte kennisneming. De rechtbank heeft geen kennis genomen van die stukken.
Het onderzoek ter zitting heeft – gevoegd – plaatsgevonden op 19 maart 2014. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Voorts is verschenen [naam], werkzaam bij eiseres 6.

Overwegingen

1.
ACM heeft naar aanleiding van het advies van de onafhankelijke Adviescommissie Bezwaarschriften van ACM van 27 mei 2013, dat ertoe strekt dat de hoogte van de opgelegde boetes opnieuw op evenredigheid zou worden beoordeeld, op 14 januari 2014 aanvullende boeterapporten uitgebracht. De rechtbank stelt bij haar beoordeling voorop dat daarmee niet opnieuw een beslistermijn als bedoeld in artikel 62 van de Mw is aangevangen, terwijl niet is gebleken dat eiseressen (voorafgaand aan het beroep) hebben ingestemd met een langere beslistermijn.
2.
Eiseressen hebben ACM bij brieven van 10 december 2013 in gebreke gesteld. Op dat moment was de beslistermijn van 12 weken als vervat in artikel 7:10 van de Awb en de eventuele opschorting van die termijn ruimschoots verstreken, zoals ACM ook heeft erkend. Voorts is de termijn van twee weken verstreken alvorens eiseressen beroep hebben ingesteld. Gelet op de uit de correspondentie die tussen partijen is gewisseld over de voortgang van de procedure is de rechtbank van oordeel dat het beroepschrift niet onredelijk laat is ingediend.
3.
Eiseressen hebben bij brieven van respectievelijk 7 en 10 maart 2014 de rechtbank bericht dat zij er prijs op stellen dat de Adviescommissie Bezwaarschriften van ACM naar aanleiding van het aanvullende rapport van 14 januari 2014 een aanvullend advies uitbrengt. Om die reden verzoeken zij de rechtbank ACM op te dragen om binnen twee weken na de dag dat het advies is uitgebracht te beslissen op de bezwaren onder verbeurte van een dwangsom. Ter zitting hebben partijen aangegeven dat een beslistermijn van vier weken reëel is.
4.
De beroepen zijn gelet op het voorgaande gegrond. De rechtbank zal het niet tijdig nemen van een besluit op bezwaar, dat in deze procedure op een lijn moet worden gesteld met een besluit, vernietigen en ACM onder toepassing van artikel 8:55d van de Awb opdragen om binnen vier weken na de dag dat het advies is uitgebracht te beslissen op de bezwaren. De rechtbank zal aan deze termijn van vier weken – waarvan dus nog onzeker is wanneer die aanvangt – op de voet van artikel 8:55d van de Awb een dwangsom verbinden. De rechtbank ziet aanleiding de eventuele door ACM te verbeuren dwangsom vast te stellen op in totaal € 1.000,- per dag of gedeelte daarvan, met een maximum van € 150.000,-. Dit bedrag zal evenredig onder eiseressen (€ 125,- per eiseres) moeten worden verdeeld.
5.
De rechtbank verwijst naar het proces-verbaal van de zitting voor wat betreft de tussen partijen gemaakte verdere afspraken omtrent het besluitvormingstraject en de ontsluiting van de stukken.
6.
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseressen het door hen betaalde griffierecht vergoedt.
7.
De rechtbank veroordeelt ACM in de door eiseressen gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand voor eiseressen 1 t/m 5 vast op € 243,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 487,- en een wegingsfactor 0,25). De proceskosten in verband met rechtsbijstand stelt de rechtbank voor eiseressen 6 t/m 8 vast op hetzelfde bedrag. Eiseressen 6 t/m 8 hebben voorts verzocht om een proceskostenvergoeding in verband met reis- en verblijfkosten en verletkosten van [naam] voor respectievelijk een bedrag van € 49,- en € 825,-. Bij gebrek aan stelling en onderbouwing van het aantal verleturen ziet de rechtbank aanleiding, op basis van het in artikel 2, eerste lid, aanhef en onder d, van het Besluit proceskosten bestuursrecht neergelegde maximale uurtarief, en gegeven de duur de van de zitting (één uur), aan verletkosten een vergoeding van € 80,00 toe te kennen. Eiseressen 6 t/m 8 maken derhalve aanspraak op een proceskostenvergoeding tot een bedrag van totaal € 372,50.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart de beroepen gegrond,
  • vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een beslissing op het bezwaar van eiseressen,
  • bepaalt dat ACM binnen vier weken na de dag dat het advies van de onafhankelijke Adviescommissie Bezwaarschriften is uitgebracht een beslissing op bezwaar dient te nemen,
  • bepaalt dat, indien of zolang ACM niet voldoet aan deze uitspraak, ACM een dwangsom verbeurt van € 1.000,- per dag of gedeelte daarvan, met een maximum van
€ 150.000,-,
  • bepaalt dat ACM aan eiseressen 1 t/m 5 het betaalde griffierecht van € 310,- vergoedt,
  • bepaalt dat ACM aan eiseressen 6 t/m 8 het betaalde griffierecht van € 328,- vergoedt,
  • veroordeelt ACM in de proceskosten van eiseressen 1 t/m 5 tot een bedrag van € 243,50,
  • veroordeelt ACM in de proceskosten van eiseressen 6 t/m 8 tot een bedrag van € 372,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. de Wildt, rechter, in aanwezigheid van
mr. dr. R. Stijnen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 27 maart 2014.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.