In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 27 maart 2014, wordt het beroep van eiseres gegrond verklaard. Eiseres, woonachtig in Hellevoetsluis, had een persoonsgebonden budget (pgb) op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) dat door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hellevoetsluis was beëindigd en teruggevorderd. De rechtbank oordeelt dat verweerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat eiseres en de belanghebbende duurzaam gemeenschappelijk de woning van eiseres bewonen, waardoor eiseres niet in aanmerking komt voor huishoudelijke zorg op basis van artikel 10 van de Verordening in samenhang met het Protocol gebruikelijke zorg. De rechtbank stelt vast dat de rapportage van het huisbezoek op 24 mei 2013 door verweerder terecht is betrokken bij de beoordeling van de aanvraag. Echter, de rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit over de periode van 20 juli 2009 tot 2 november 2009 in strijd is met het motiveringsbeginsel, omdat er onvoldoende bewijs is voor de gezamenlijke huishouding in die periode. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit voor deze periode en bepaalt dat verweerder het griffierecht aan eiseres vergoedt. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige bewijsvoering bij besluiten omtrent pgb's en de noodzaak voor een goede motivering van besluiten door de gemeente.