ECLI:NL:RBROT:2014:1952

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 maart 2014
Publicatiedatum
17 maart 2014
Zaaknummer
STR-14-700564-11032014
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering getuige te horen in strafzaak met complicaties door dementie

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 11 maart 2014 uitspraak gedaan over een bezwaarschrift van de verdachte tegen de weigering van de rechter-commissaris om de moeder van de verdachte, [getuige 1], als getuige te horen. De verdachte is beschuldigd van poging tot doodslag en mishandeling van zijn vader. De rechter-commissaris had eerder het verzoek om [getuige 1] te horen toegewezen, maar herzag deze beslissing na het ontvangen van informatie over haar mentale toestand. De huisarts, [getuige 2], verklaarde dat [getuige 1] in forse mate dementerend is, wat de rechter-commissaris deed besluiten dat het horen van haar als getuige niet zinvol zou zijn. De verdachte voerde aan dat het van groot belang was om haar te horen, maar de rechtbank oordeelde dat de twijfels over haar vermogen om een zinvolle verklaring af te leggen, en haar begrip van het verschoningsrecht, te groot waren. De rechtbank concludeerde dat het risico dat een verhoor voor [getuige 1] onevenredig bezwarend zou zijn, ook in een vertrouwde omgeving, niet kon worden genegeerd. De rechtbank verklaarde het bezwaar van de verdachte ongegrond, bevestigde de beslissing van de rechter-commissaris en oordeelde dat er geen aanleiding was om deze beslissing te herzien.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 2
Parketnummer: 10/700564-13
Raadkamernummer: 14/369
Beschikking van de rechtbank Rotterdam, meervoudige raadkamer, op het bezwaarschrift van de verdachte

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie op het adres:[adres],
preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [naam], locatie [locatie],
raadsvrouw mr. M.M. Koers, kantoorhoudende te Rotterdam.

Procedure

De verdachte heeft op grond van artikel 182 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) bij fax van 20 januari 2014 de rechter-commissaris verzocht om in de onder opgemeld parketnummer ingeschreven zaak onderzoekshandelingen te verrichten, bestaande uit het horen van [getuige 1], de moeder van de verdachte, (wiens juiste en volledige naam is: [getuige 1], hierna te noemen: [getuige 1]) als getuige.
De rechter-commissaris heeft de officier van justitie mr. P.E.M. Morsch een afschrift van het verzoek toegezonden en de gelegenheid geboden schriftelijk zijn zienswijze mede te delen, maar heeft daarop geen reactie ontvangen.
De rechter-commissaris heeft bij beschikking van 4 februari 2014 het verzoek toegewezen.
Op 4 februari 2014 heeft de officier van justitie mr. D. van Zetten, die de zaak had overgenomen van mr. Morsch, de griffier van de rechter-commissaris per e-mail in het bezit gesteld van onder meer een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2], de huisarts van [getuige 1].
Bij beschikking van 5 februari 2014 heeft de rechter-commissaris haar beschikking van
4 februari 2014 herzien en het verzoek alsnog afgewezen, omdat zij het - gelet op de verklaring van getuige [getuige 2] dat [getuige 1] in forse mate dementerend is - niet langer zinvol acht om haar als getuige te horen.
Op 13 februari 2014 heeft de verdachte bij de rechtbank tegen deze beschikking een bezwaarschrift ingediend.
Het bezwaar is op 6 maart 2014 door de raadkamer behandeld. De raadsvrouw en de officier van justitie mr. M. van Solingen, die is verschenen namens de zaaksofficier mr. D. van Zetten, zijn gehoord. De verdachte is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. Hij heeft schriftelijk afstand gedaan van zijn recht om bij deze behandeling aanwezig te zijn.
Feiten
De verdachte is in de onder opgemeld parketnummer ingeschreven zaak door de officier van justitie aangemerkt als verdachte van (1) poging tot doodslag, althans zware mishandeling, en (2) mishandeling van [slachtoffer], zijn vader. Hij wordt terzake van deze feiten vervolgd.

Standpunt verdachte en standpunt officier van justitie

Het bezwaarschrift richt zich tegen de weigering om [getuige 1] als getuige te horen. Daartoe is in het bezwaarschrift en bij de behandeling in raadkamer aangevoerd dat het van groot belang is haar als getuige te horen, omdat zij de enige ooggetuige van het voorval tussen de verdachte en zijn vader is geweest. De verdachte onderkent dat de dementie van zijn moeder mogelijk een probleem kan vormen, maar meent dat gelet op dit grote belang in ieder geval getracht moet worden haar te horen, indien mogelijk in een setting waarin zij zich prettig voelt, bijvoorbeeld in haar eigen woning.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het bezwaar. De officier van justitie heeft aangevoerd dat de rechter-commissaris, gelet op de verklaringen van de getuigen [getuige 2] en [getuige 3], de broer van de verdachte, een goede beslissing heeft genomen.

Beoordeling

Vooropgesteld wordt dat de rechter-commissaris een verzoek als het onderhavige weigert indien de gevraagde onderzoekshandeling niet kan bijdragen aan enige in de zaak te nemen beslissing. De rechtbank zal moeten toetsen of de gewijzigde beslissing van de rechter-commissaris stand kan houden. In de bijzondere omstandigheden van dit geval ziet de rechtbank aanleiding om na te gaan of de rechter-commissaris in redelijkheid tot een juiste afweging van de verschillende betrokken belangen is gekomen.
De getuige [getuige 2], huisarts, heeft verklaard dat [getuige 1] in forse mate dementerend is. Zoals de officier van justitie ook heeft opgemerkt, wordt deze verklaring ondersteund door de verklaring van [getuige 3], de broer van de verdachte. Hij heeft onder meer verklaard dat zijn moeder sinds een aantal jaren toenemend aan het dementeren is, dat zij daardoor bij alle dagelijkse handelingen hulp nodig heeft en niet meer weet waar zij is geweest. Als zij naar de psychogeriatrische dagopvang is geweest, denkt zij dat zij bij haar zus op visite is geweest. Nu de heer [getuige 3] van beroep medisch specialist ouderengeneeskunde is, kent de rechtbank aan die verklaring, ook al staat hij als familielid in verband tot de zaak, belangrijk gewicht toe.
De rechtbank twijfelt, gelet op het voorgaande, niet alleen aan de mogelijkheid een zinvolle verklaring af te leggen, maar heeft tevens ernstige twijfel of [getuige 1] in staat zal zijn de betekenis en de draagwijdte van het haar op grond van artikel 217 van het Wetboek van Strafvordering toekomende verschoningsrecht te begrijpen. Begrip van het verschoningsrecht is noodzakelijk om haar als getuige te kunnen horen, temeer nu haar verklaring belastend kan zijn voor zowel haar zoon als haar man. De rechtbank verwacht ook niet dat die twijfel redelijkerwijs zou kunnen worden weggenomen. Onder deze omstandigheden kan de rechtbank zich vinden in het oordeel van de rechter-commissaris dat een verhoor van de getuige niet zinvol is.
Voornoemde complicatie maakt tevens dat het risico bestaat dat een verhoor van mevrouw als getuige, ook indien dit niet in het kabinet van de rechter-commissaris, maar in een voor haar vertrouwde omgeving zou plaatsvinden, voor haar onevenredig bezwarend zou blijken te zijn.
Genoemde omstandigheden samen beschouwend, ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat de rechter-commissaris in redelijkheid niet tot haar beslissing heeft kunnen komen om alsnog te weigeren mevrouw als getuige te horen, zodat deze beslissing in stand dient te blijven.
Het bezwaar wordt ongegrond verklaard.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart het bezwaar ongegrond.
Deze beschikking is gegeven door:
mr. J.J. Bade, voorzitter,
en mrs. H. Benaissa en E.A. Poppe-Gielesen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.K. van Zanten, griffier
en in het openbaar uitgesproken op 11 maart 2014.