Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
[verzoekster 1] B.V., te [woonplaats], verzoekster 1,
[verzoekster 2] B.V., te [woonplaats], verzoekster 2,
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak hebben verzoeksters, twee besloten vennootschappen, een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening te treffen tegen de Autoriteit Financiële Markten (AFM). Dit verzoek was gericht op het verwijderen van een samenvatting en verwijzingen naar een boetebesluit van de AFM van haar website, nadat dit boetebesluit door de rechtbank was vernietigd. De AFM had op 8 april 2010 een boete van € 24.000,- opgelegd aan verzoekster 1 wegens overtreding van artikel 115 van het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft. Na een rechtsgang had de rechtbank het besluit van de AFM vernietigd en de boete herroepen. Verzoeksters stelden dat de AFM niet adequaat had gereageerd op hun verzoek om de verwijzingen naar het boetebesluit te verwijderen en een rectificatie te plaatsen. De voorzieningenrechter heeft op 17 maart 2014 de zitting gehouden, waarbij de AFM zich had laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde en een advocaat. De rechter oordeelde dat er geen spoedeisend belang was bij het treffen van de gevraagde voorlopige voorziening, aangezien de AFM inmiddels had bevestigd dat het boetebesluit en de verwijzingen daarvan van de website waren verwijderd. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen aanleiding was om een voorlopige voorziening te treffen en wees het verzoek af. Tevens werd er geen proceskostenveroordeling opgelegd, omdat de AFM blijk had gegeven van de intentie om de berichtgeving over de boete te verwijderen. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.