Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
[verzoekster 1] B.V., te [woonplaats], verzoekster 1,
[verzoekster 2] B.V., te [woonplaats], verzoekster 2,
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 17 maart 2014 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening van twee besloten vennootschappen, verzoeksters, tegen een besluit van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) om een boete openbaar te maken. De boete was eerder opgelegd aan verzoekster 1 voor een lichte overtreding van de Wet op het financieel toezicht (Wft). Verzoeksters hebben bezwaar gemaakt tegen de publicatie van de boete, omdat zij van mening zijn dat AFM hen niet in de gelegenheid heeft gesteld om hun zienswijze te geven voordat het besluit tot publicatie werd genomen. De voorzieningenrechter oordeelt dat AFM, gezien de omstandigheden van de zaak, verzoekster 1 de kans had moeten geven om haar zienswijze te geven. De voorzieningenrechter benadrukt dat de publicatie van de boete onomkeerbaar is en dat verzoeksters een gerechtvaardigd belang hebben om te voorkomen dat de publicatie plaatsvindt op basis van een besluit dat niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe en schorst het bestreden besluit tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op het bezwaar van verzoeksters. Tevens wordt AFM veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van verzoeksters.