[Eiser 1] vordert samengevat – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1) te verklaren voor recht dat [Eiser 1],
primair, als gevolg van het feit dat hij buiten zijn wil niet (meer) de beschikking heeft over de stukken welke nodig zijn voor het afleggen van rekening en verantwoording, zoals bedoeld in het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 19 april 2001, zolang deze situatie voortduurt,
en
subsidiair, als gevolg van zijn medische situatie na het C.V.A./afasie hetwelk hem omstreeks 20 oktober 2002 heeft getroffen, vanaf omstreeks 20 oktober 2002 tot zolang zijn medische beperking als voormeld bestaat, niet in staat is/was aan het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 19 april 2001 te voldoen.
2) te verklaren voor recht dat het ten laste van [Eiser 1] gelegd derdenbeslag op zodanige buitenproportionele wijze is toegepast dat het daarom onrechtmatig is.
3) te verklaren voor recht dat het beroep van [gedaagde] op de brief van 28 juli 2003 van [Persoon 4] en het exploot van 31 juli 2003 van [deurwaarder] in de gegeven omstandigheden, als zijnde onrechtmatig, althans in strijd met de redelijkheid en billijkheid, dient te worden afgewezen.
4) te verklaren voor recht dat het derdenbeslag van 3 september 2003, wegens het ontbreken van een voorafgaand rechtsgeldig bevel tot betaling, nietig, dan wel vernietigbaar is.
5) Op de voet van het bepaalde in artikel 611d Rv de in het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 19 april 2001 aan [Eiser 1] opgelegde dwangsom op te heffen, althans te verminderen tot nihil,
primair, op grond van het feit dat [Eiser 1], buiten zijn wil, niet (meer) de beschikking heeft over de stukken welke nodig zijn om rekening en verantwoording af te leggen ter voldoening aan het bepaalde in het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 19 april 2001,
en
subsidiair, aangezien [Eiser 1] als gevolg van zijn medische situatie na het C.V.A./afasie, hetwelk hem omstreeks 20 oktober 2002 is overkomen, niet in staat is aan het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 19 april 2001 te voldoen.
6) het derdenbeslag ten laste van [Eiser 1] gelegd onder (thans) Achmea met onmiddellijke ingang op te heffen,
Subsidiair, [gedaagde] te veroordelen dit beslag binnen 2 dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis op te heffen, tegen verbeurte van een onmiddellijk opeisbare dwangsom van € 10.000,-- per dag, met een maximum van € 200.000,--, voor iedere dag dat hij in gebreke blijft aan het in dezen te wijzen vonnis te voldoen.
7) [gedaagde] te verbieden het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 19 april 2001, op welke wijze dan ook, te doen uitvoeren, daaronder begrepen, doch niet daartoe beperkt, tot het doen leggen van executoriale beslagen ten laste van [Eiser 1] ter zake van beweerdelijk verbeurde dwangsommen, op straffe van verbeurte van een onmiddellijk opeisbare dwangsom van € 10.000,-- per dag voor iedere dag van [gedaagde] in gebreke blijft aan het in dezen te wijze vonnis te voldoen.
8) [gedaagde] te veroordelen in de kosten van de procedure.