Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
uitspraak van de meervoudige kamer van 20 maart 2014 in de zaak tussen
[eiseres], te Krimpen aan den IJssel, eiseres,
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 20 maart 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, wonende te Krimpen aan den IJssel, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een besluit van 8 mei 2013, waarbij een bedrag van € 1.733,50 aan haar was teruggevorderd. Dit bedrag was te veel aan WIA-uitkering ontvangen over de periode van 1 februari 2011 tot en met 30 april 2013. De rechtbank heeft vastgesteld dat het bezwaar van eiseres gedeeltelijk niet-ontvankelijk en gedeeltelijk ongegrond was verklaard door verweerder in het bestreden besluit van 18 september 2013.
De rechtbank heeft het procesverloop in detail bekeken, waarbij eiseres niet aanwezig was op de zitting, maar verweerder vertegenwoordigd was door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft overwogen dat eiseres alleen bezwaar had gemaakt tegen het primaire besluit van 8 mei 2013 en niet tegen het herzieningsbesluit van 7 mei 2013. Dit laatste besluit staat in rechte vast, wat betekent dat de gronden van beroep van eiseres feitelijk betrekking hadden op het herzieningsbesluit en niet op het primaire besluit. De rechtbank concludeert dat de terugvordering van het bedrag terecht heeft plaatsgevonden en dat er geen gronden zijn voor een gegrondverklaring van het beroep.
De rechtbank heeft de beslissing genomen dat het beroep van eiseres ongegrond is en er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Eiseres heeft de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.