Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.Het verloop van het proces
- het exploot van dagvaarding van 10 juli 2013, met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- de conclusie van repliek, met producties;
- de conclusie van dupliek.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam op 7 maart 2014, heeft de kantonrechter uitspraak gedaan in een geschil tussen een besloten vennootschap, eiseres, en een gedaagde. Eiseres vorderde een betaling van € 700,94 aan hoofdsom en € 150,00 aan buitengerechtelijke kosten van gedaagde, die in gebreke was gebleven met het betalen van abonnementsgelden aan Vodafone Libertel B.V. De overeenkomst tussen Vodafone en gedaagde was op 2 februari 2011 tot stand gekomen, maar Vodafone had deze ontbonden wegens wanprestatie. De vordering was door Vodafone gecedeerd aan eiseres, wat de kern van het geschil vormde.
Gedaagde betwistte de vordering en voerde aan dat eiseres geen vorderingsrecht had, omdat de cessie van toekomstige vorderingen niet rechtsgeldig zou zijn. Gedaagde stelde dat de akte van cessie was opgesteld voordat de overeenkomst met Vodafone was gesloten, waardoor de cessie niet geldig zou zijn. De kantonrechter moest beoordelen of eiseres een vorderingsrecht had en of de cessie rechtsgeldig was volgens de geldende wetgeving en jurisprudentie.
De kantonrechter oordeelde dat voor de cessie van toekomstige vorderingen de rechtsverhouding ten tijde van de cessie reeds moest bestaan. De rechter verwees naar relevante artikelen uit het Burgerlijk Wetboek en eerdere rechtspraak, waaronder een arrest van de Hoge Raad. De kantonrechter concludeerde dat de vordering van eiseres niet rechtsgeldig was overgedragen en dat de vordering daarom moest worden afgewezen. Eiseres werd veroordeeld in de proceskosten van gedaagde, die op € 200,00 werden vastgesteld. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.