Op 7 maart 2014 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van moord op een persoon in een Turkse vereniging in Rotterdam. De zaak betreft een schietincident dat plaatsvond op 10 januari 2013, waarbij het slachtoffer, een man, werd doodgeschoten. De verdachte, geboren in Turkije en preventief gedetineerd, ontkende elke betrokkenheid bij de dood van het slachtoffer. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden rondom het schietincident zorgvuldig onderzocht, inclusief getuigenverklaringen en forensisch bewijs. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 15 jaar, maar de rechtbank concludeerde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte te veroordelen. De rechtbank stelde vast dat het tijdstip van overlijden van het slachtoffer niet kon worden vastgesteld en dat de verdachte niet met zekerheid als dader kon worden aangewezen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de tenlastegelegde moord en verklaarde de benadeelde partij niet ontvankelijk in haar vordering.