ECLI:NL:RBROT:2014:1609

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 februari 2014
Publicatiedatum
5 maart 2014
Zaaknummer
C/10/408859 / HA ZA 12-795
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van overslagbedrijf bij contaminatie van ethanol

In deze zaak vorderde de rechtspersoon KILN EUROPE S.A. (hierna: Kiln) betaling van de besloten vennootschap STANDIC B.V. (hierna: Standic) wegens schade die was ontstaan door de contaminatie van ethanol met parafine tijdens de overslag. De rechtbank Rotterdam oordeelde dat er geen sprake was van opzet of grove schuld aan de zijde van Standic, en dat de aansprakelijkheid niet kon worden vastgesteld. De vordering van Kiln werd afgewezen.

De feiten van de zaak zijn als volgt: Standic had op haar terrein in Dordrecht op- en overslagfaciliteiten voor vloeistoffen en had een overeenkomst met Alcodis S.A. voor de opslag en overslag van ethanol. Tijdens de overslag op 9 en 13 november 2007 werd ethanol verontreinigd met parafine, wat leidde tot schade voor Alcodis, die op basis van een verzekeringspolis vergoed werd. Kiln, als gesubrogeerde verzekeraar, vorderde de schadevergoeding van Standic.

De rechtbank onderzocht of Standic aansprakelijk was op basis van de Votob-voorwaarden, die een exoneratieclausule bevatten. De rechtbank concludeerde dat er geen bewijs was van opzet of grove schuld van Standic of haar personeel. De fout die was gemaakt door een werknemer van Standic, die onjuiste informatie in het systeem had ingevoerd, werd niet als zodanig gekwalificeerd. De rechtbank oordeelde dat de overslag en opslag van ethanol plaatsvond op basis van de overeenkomst, en dat er geen tekortkomingen in het beleid van Standic waren die tot de schade hadden geleid.

Uiteindelijk wees de rechtbank de vordering van Kiln af en veroordeelde Kiln in de proceskosten van Standic. Dit vonnis werd uitgesproken op 12 februari 2014 door mr. J.W. van den Hurk.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Afdeling privaatrecht
Zittingsplaats Rotterdam
zaaknummer / rolnummer: C/10/408859 / HA ZA 12-795
Vonnis van 12 februari 2014
in de zaak van
de rechtspersoon naar buitenlands recht
KILN EUROPE S.A.,
gevestigd te Luik, België
eiseres,
advocaat mr. A.D. Huisman,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
STANDIC B.V.,
gevestigd te Dordrecht,
gedaagde,
advocaat mr. V.R. Pool.
Partijen zullen hierna Kiln en Standic genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 16 januari 2013
  • het proces-verbaal van comparitie van 25 september 2013 alsmede de in verband daarmee aan de rechtbank toegezonden stukken
  • de brief van de zijde van Standic d.d. 10 oktober 2013.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
1.3.
De onder 1.1 genoemde brief bevat opmerkingen en aanvullingen ten aanzien van het proces-verbaal van de comparitie van 25 september 2013. Deze worden overgenomen en als ingelast in het proces-verbaal beschouwd.

2.De feiten

2.1.
Alcodis importeert zendingen ethanol welke deels als grondstof voor de productie van ruitenspoeiervloeistof dienen. Standic beschikt op haar terrein in Dordrecht over op- en overslagfaciliteiten voor vloeistoffen (hierna: de terminal).
2.2.
Op 6 juni 2007 heeft Standic aan Alcodis S.A., gevestigd te Brussel, België (hierna: Alcodis) een stuk toegezonden met als onderwerp “Quotation: Storage and blending of industrial ethanol and screen wash antifreeze”. Dit stuk is op 28 juni 2007 onder de zinsnede “For acceptance of the offer Alcodis S.A.” getekend door [X].
2.3.
Op 9 en 13 november 2007 zijn per binnenschip ladingen ethanol ten behoeve van Alcodis bij Standic aangevoerd. Deze ladingen zijn overgeslagen in landtanks met de nummers 241 en 235.
2.4.
Bij de overslag van partijen ethanol wordt gebruikt van voorpompwagens. Eerst wordt een deel van de partij in een voorpomptank overgebracht, waaruit monstername plaatsvindt. Na goedbevinden wordt de volledige partij rechtstreeks in een landtank gepompt. Daarna wordt het zich in de betreffende voorpomptank bevindende deel van de partij eveneens in die landtank gepompt.
2.5.
Een voorpompbak bevat drie kamers. Volgens de administratie van Standic bevond zich op en kort vóór 8 november 2007 in voorpompbak nummer 2, kamer 2, een hoeveel ethanol uit een eerdere zending. Deze informatie is in de administratie terechtgekomen doordat een werknemer van Standic, de heer [Y], dit ten onrechte in het computersysteem van Standic heeft weggeschreven. Op 8 november 2007 is de inhoud van deze kamer in landtank 241 gepompt, zodat deze daarin aanwezig was toen op 9 november 2007 de lading ethanol van Alcodis werd gepompt. In werkelijkheid bevond zich in de betreffende kamer parafine, de ethanol bevond zich kamer 1 van voorpompbak nummer 2. In landtank 241 bevond zich hierdoor vanaf 9 november 2007 een mengsel van ethanol en parafine.
Doordat bij het overslaan van de lading ethanol op 13 november 2007 van dezelfde, niet-gereinigde, pomp en slangen gebruik is gemaakt als op 8 en 9 november 2007, is ook de in landtank 235 terechtgekomen ethanol vermengd met parafine.
2.6.
Door de vermenging met parafine is de ethanol, in ieder geval zonder nadere bewerking, ongeschikt geworden voor gebruik als grondstof voor ruitensproeiervloeistof.
2.7.
Uit hoofde van een door Alcodis afgesloten verzekeringspolis zijn haar op of rond 15 december 2008 en 10 juli 2009 betalingen gedaan van in totaal € 687.039,37. Als verzekeraars van deze polis treden een aantal hoofdzakelijk buitenlandse rechtspersonen op. Voor 37% van het verzekerd risico heeft zich als verzekeraar verbonden Belmarine SA. Het daarbij behorend stempel vermeldt: “Belmarine Authorised signatory Kiln KLN 510”

3.Het geschil

3.1.
Kiln vordert  samengevat - veroordeling van Standic tot betaling van € 691.328,71, vermeerderd met rente en kosten. Zij voert daartoe aan dat door de verontreiniging van de ethanol met parafine schade is ontstaan bestaande uit bereddingskosten, extra opslagkosten en ontstane manco’s, welke schade uit hoofde van de verzekeringsovereenkomst is vergoed.
3.2.
Standic voert verweer, strekkende tot afwijzing van de vordering.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Standic heeft - deels bij gebrek aan wetenschap - betwist dat Kiln als verzekeraar van Alcodis heeft opgetreden en dat zij als zodanig schadevergoeding aan Alcodis heeft uitgekeerd en vervolgens in de rechten van Alcodis is getreden. Voorts betwist Standic dat de (overige) verzekeraars Kiln volmacht hebben gegeven om onderhavige vordering in eigen naam geldend te maken.
4.2.
Kiln heeft in reactie hierop diverse stukken overgelegd. Uit de overgelegde polis blijkt onder meer hetgeen onder 2.7 is vermeld. Anders dan Kiln is de rechtbank van oordeel dat de opmaak van deze tekst en met name de woorden “authorised signatory” - bij gebreke aan een onderbouwd ander standpunt - niet anders kunnen worden begrepen dan dat Kiln KLN 510 als gevolmachtigde namens Belmarine de polis heeft ondertekend. Kiln heeft echter onbetwist gesteld dat Belmarine nadien is overgenomen door Kiln en derhalve haar rechtsopvolger is. Voorts heeft Kiln een aantal van de overige als verzekeraars van de polis optredende partijen afkomstige bevestigingen last en volmacht overgelegd. Hoewel deze dateren van na de datum van dagvaarding is de rechtbank van oordeel dat aldus voldoende vaststaat dat Kiln als dan wel namens gesubrogeerde verzekeraars optreedt.
4.3.
Als niet dan wel onvoldoende betwist neemt de rechtbank tot uitgangspunt dat de onderhavige overslag en opslag van ethanol heeft plaatsgevonden op grond van het onder 2.2 bedoelde stuk, dat als overeenkomst tussen partijen heeft te gelden. Aangezien hierin uitdrukkelijk wordt verwezen naar de Votob-voorwaarden en Alcodis zonder voorbehoud heeft getekend, moet worden aangenomen dat tussen partijen over de toepasselijkheid hiervan wilsovereenstemming bestond. Dit geldt temeer ten aanzien van de in dit geding door Standic ingeroepen beperking van haar aansprakelijkheid, nu in deze overeenkomst van 28 juni 2007 uitdrukkelijk wordt verwezen naar “limitations in liability” in de Votob-voorwaarden.
Kiln heeft nog betwist dat de tekst van de Votob-voorwaarden in het bezit van Alcodis was, maar heeft daar verder geen gevolgen aan verbonden. Nu zij de stelling van Standic dat Standic en Alcodis al jaren zaken doen op grond van de Votob-voorwaarden niet heeft betwist, ziet de rechtbank ook uit andere hoofde geen aanleiding om aan deze betwisting enig rechtsgevolg te verbinden.
4.4.
Ingevolge artikel 57 van de Votob-voorwaarden is Alcodis niet aansprakelijk voor schade, verlies, vorderingen van derden, boeten en/of kosten, op welke wijze ook ontstaan, tenzij Kiln bewijst dat die schade, dat verlies, die vorderingen van derden, die boeten en/of kosten veroorzaakt zijn door opzet of grove schuld van Standic zelf of van haar personeel dat is belast met de leiding van de uitvoering van de overeenkomst of van de werkzaamheden.
4.5.
Kiln stelt dat sprake is van opzet of grove schuld door personeel van Standic, belast met de leiding van de operatie, dan wel van Standic zelf.
4.6.
Nu vast staat dat de enige concrete handeling van een personeelslid van Standic die heeft geleid tot onderhavige schade het foutief invoeren van informatie in het computersysteem door [Y] is, moet worden beoordeeld of [Y] was belast met de leiding van de uitvoering van de overeenkomst of van de werkzaamheden, waarbij de rechtbank opmerkt dat in het onderhavige geval beide omschrijvingen dezelfde activiteiten betreffen, namelijk het overslaan van twee partijen ethanol van een binnenschip naar een landtank.
4.7.
Kiln stelt dat [Y] als senior operator leidinggevende is geweest bij deze activiteiten. Standic heeft dit betwist en gesteld dat [Y] werkzaam was onder leiding van de operations manager de heer [Z], en dat de feitelijke uitvoering van de werkzaamheden plaatsvond door een minder ervaren operator. Kiln heeft hier verder niets tegen ingebracht.
Onder de gegeven omstandigheden is het - gezien ook de redactie van artikel 57 van de Votob-voorwaarden - aan Kiln om te voldoende onderbouwd te stellen en zo nodig te bewijzen dat [Y] zijn fout heeft gemaakt in de rol van leidinggevende bij de overslag. De enkele stelling dat [Y] de rang van senior operator had, is daarvoor onvoldoende. Dit betekent immers in beginsel niet meer dan dat [Y] een zodanige mate van ervaring als operator had opgebouwd dat hij voor deze rang in aanmerking kwam en zegt op zichzelf niets over de vraag of hij als leidinggevende optrad. Dat hij in zodanige mate instructies of aanwijzingen aan een minder ervaren operator heeft gegeven dat hij als diens leidinggevende moet worden aangemerkt, is niet gebleken. Het moet er voor worden gehouden dat de operators bij Standic werkten onder leiding van een operations manager in de persoon van [Z].
4.8.
Opzet of grove schuld aan de zijde van Standic zelf zou volgens Kiln aanwezig zijn omdat Standic onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt wat haar beleid was om fouten als onderhavige te voorkomen. Visuele inspectie, die de gevolgen van de fout van [Y] had kunnen voorkomen, is achterwege gebleven.
4.9.
Standic heeft onbetwist gesteld dat namens Alcodis door het bedrijf SGS op haar terrein controle plaatsvindt van de werkzaamheden van Standic. Bij overslagwerkzaamheden als de onderhavige voert SGS een monstername van een aangevoerde lading uit en controleert zij de te gebruiken leidingen op reinheid. SGS beschikt daartoe op het terrein van Standic over een eigen bedrijfsruimte. Het controleren van de inhoud van voorpompbakken behoorde niet tot de aan SGS opgedragen werkzaamheden, maar gebeurt sindsdien na overleg tussen Standic en Alcodis wel. Uit deze gang van zaken kan niet anders worden geconcludeerd dan dat Standic tegenover Alcodis niet gehouden was de inhoud van voorpompbakken te controleren. Van andersluidende afspraken tussen Standic en Alcodis is niet gebleken.
4.10.
Standic heeft voorts onweersproken gesteld dat bij haar jaarlijks grote aantallen overslagbewegingen plaatsvinden, en dat een fout als onderhavige zeer zelden voorkomt. [Y] heeft verklaard dat dit de enige keer in zijn loopbaan is geweest dat hij een dergelijke fout heeft gemaakt. Alcodis heeft kennelijk eerder geen aanleiding gezien om ter voorkomen van dit soort fouten SGS een uitgebreidere controlerende taak te geven. De rechtbank neemt op grond hiervan aan dat dit soort fouten niet zodanig voorzienbaar was dat Standic een beleid had moeten ontwikkelen ter voorkoming hiervan. Het achterwege laten daarvan kan derhalve zonder nadere onderbouwing van de stelling van Kiln, welke ontbreekt, niet als opzet of grove schuld aan de zijde van Standic worden gekwalificeerd.
4.11.
Gezien het voorgaande moet de vordering van Kiln worden afgewezen.
4.12.
Kiln zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. De kosten aan de zijde van Standic worden tot op heden begroot op € 5.160, - (2 punten x tarief VII € 2.580, -) aan kosten raadsman en € 3.537, - aan griffierecht.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst af het door Kiln gevorderde,
5.2.
veroordeelt Kiln in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Standic begroot op € 8.697, -.
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W. van den Hurk en in het openbaar uitgesproken op 12 februari 2014.
[427/
2009)