Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- het tussenvonnis van 16 oktober 2013
- het proces-verbaal van comparitie van 11 februari 2014
- de conclusie van antwoord in reconventie.
2.De feiten
“Patiënten-Formulier 2”(onderdeel van productie 1 bij dagvaarding) ondertekend waarin onder meer het volgende staat:
“Gutachten wegen einer Therapie met dendritischen Zellen für Frau [x] [overleden vrouw gedaagde], geboren[geboortedatum]”(productie bij antwoord in conventie). Op pagina 50 van het Duitse gedeelte van het rapport staat onder meer het volgende:
3.De vordering in conventie
- de hoofdsom van € 27.213,28,
- € 54,46 aan wettelijke rente tot aan de dag der dagvaarding en de wettelijke rente over de hoofdsom vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening,
- de buitengerechtelijke kosten ad € 2.721,33, en
- de proceskosten.
4.Het verweer in conventie
- [eiser] heeft het beginsel van informed consent (7:448 lid 2 BW) geschonden;
- hij heeft gehandeld in strijd met 7:453 en 7:460 BW door de behandeling abrupt te staken en was niet bereid tot het treffen van een betalingsregeling;
- er was geen dringende reden om de overeenkomst op te zeggen (7:460 BW);
- [eiser] heeft niets gedaan om te zorgen voor een opvolgend hulpverlener;
- [eiser] heeft [overleden vrouw gedaagde] bewogen direct met de behandeling te starten in plaats van eerst het oordeel van de zorgverzekeraar af te wachten;
- [eiser] is in strijd met de uitdrukkelijke bepaling in de overeenkomst niet behulpzaam
5.De vordering in reconventie
6.Het verweer in reconventie
7.De beoordeling
“Erklärungsirrtum”als bedoeld in § 119 Bürgerliches Gesetzbuch (hierna: BGB), dat volgens hem is te vergelijken met het Nederlandse leerstuk van de dwaling. § 119 Absatz 1 bepaalt:
“Wer bei der Abgabe einer Willenserklärung über deren Inhalt im Irrtum war oder eine Erklärung dieses Inhalts überhaupt nicht abgeben wollte, kann die Erklärung anfechten, wenn anzunehmen ist, dass er sie bei Kenntnis der Sachlage und bei verständiger Würdigung des Falles nicht abgegeben haben würde.”
“arglistige Täuschung”als bedoeld in
“Wer zur Abgabe einer Willenserklärung durch arglistige Täuschung bestimmt worden ist, kann die Erklärung anfechten.”Volgens de literatuur gaat het daarbij om het iemand bewegen tot een rechtshandeling hetzij door het bewust doen van verkeerde uitlatingen, hetzij door ware feiten te verzwijgen hoewel spreken plicht is.
“Wird ein anfechtbares Rechtsgeschäft angefochten, so ist es als von Anfang an nichtig anzusehen.”
“Die Anfechtung einer nach § 123 anfechtbaren Willenserklärung kann nur binnen Jahresfrist erfolgen.“
“Die Frist beginnt im Falle der arglistigen Täuschung mit dem Zeitpunkt, in welchem der Anfechtungsberechtigte die Täuschung entdeckt.
€ 1.158,00(2,0 punten × tarief VI € 579,00)