In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, betreft het een geschil tussen de Gemeente Rotterdam en een besloten vennootschap over de waardering van een erfpachtrecht en de vergoeding voor aanwezige opstallen bij het einde van het erfpachtrecht. De Gemeente, eiseres, wordt vertegenwoordigd door advocaat mr. Y.J.H. van Griensven, terwijl de gedaagde partij, een besloten vennootschap, wordt bijgestaan door advocaat mr. D.J. Bakker. De rechtbank heeft eerder tussenvonnissen gewezen waarin de toepassing van artikel 5:99 BW en artikel 773 BW (oud) is besproken, met betrekking tot de rechten van de erfpachter bij het einde van het erfpachtrecht.
De rechtbank heeft in haar vonnis van 5 februari 2014 overwogen dat bij de waardering van het erfpachtrecht rekening moet worden gehouden met de aanwezigheid van opstallen, maar dat de gedaagde geen recht heeft op vergoeding voor deze opstallen bij het verstrijken van het erfpachtrecht, zoals bepaald in artikel 773 BW (oud). De rechtbank heeft de argumenten van de gedaagde verworpen, die stelde dat de wetgever geen onderscheid had willen maken tussen de erfpachter en zijn rechtsopvolger. De rechtbank concludeert dat de vergoeding die de Gemeente moet betalen, zowel het gebruiksrecht van de grond als de waarde van de aanwezige opstal omvat, maar dat er geen recht op vergoeding bestaat voor de opstal zelf bij het einde van het erfpachtrecht.
De rechtbank heeft besloten om een deskundige aan te stellen om de waarde van het erfpachtrecht op 1 februari 2012 te bepalen, rekening houdend met de specifieke omstandigheden van de zaak. De deskundige zal de waarde van het erfpachtrecht vaststellen, waarbij de resterende duur van het erfpachtrecht en de voorwaarden waaronder het erfpachtrecht is gevestigd, in overweging worden genomen. De Gemeente is verplicht om een voorschot voor de kosten van de deskundige te betalen. De rechtbank heeft verder bepaald dat de zaak aanhoudt in afwachting van het deskundigenbericht.