Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.[gedaagden sub 1],
2.[gedaagde sub 2]
1.Het verloop van de procedure
- het exploot van dagvaarding van 28 mei 2013, met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- het tussenvonnis van 31 oktober 2013, waarbij een comparitie van partijen is bepaald;
- de bij brief van 6 januari 2014 namens [eiseres] overgelegde aanvullende producties;
- de bij brief van 8 januari 2014 namens Batbay overgelegde aanvullende producties.
2.De vaststaande feiten
3.De vordering en de stellingen van partijen
4.De beoordeling van het geschil
Volgens [eiseres] hebben [gedaagden sub 1] hun hoofdverblijf niet in de huurwoning en hebben zij de huurwoning zonder toestemming aan [gedaagde sub 2] in gebruik gegeven. Hierbij baseert [eiseres] zich allereerst op het in 2.3 genoemde huisbezoek, tijdens welk huisbezoek behalve [gedaagde sub 2] geen persoonlijke bezittingen en foto’s van [gedaagden sub 1] in de huurwoning zijn aangetroffen. Tevens baseert [eiseres] zich op het in 2.4 genoemde gesprek met de dochter van [gedaagden sub 1], tijdens welk gesprek die dochter volgens [eiseres] heeft verklaard dat [gedaagden sub 1] de afgelopen jaren het grootste deel in het buitenland verbleven, dat [gedaagden sub 1] bij terugkomst in Nederland bij haar of andere familieleden verblijven en dat [gedaagde sub 2] de huurwoning de afgelopen jaren heeft bewoond. Tot slot heeft [eiseres] erop gewezen dat de bankrekening van [gedaagden sub 1] waarvan de huur wordt voldaan, gebonden is aan het adres van hun dochter aan de [adres 2] te [plaats] en niet aan het adres van de huurwoning.
Kamerstukken I2002/2003, 26 089, nr. 50) is de kantonrechter van oordeel dat de bewijsafspraak tussen partijen met betrekking tot het hoofdverblijf, zoals opgenomen in artikel 9.4 van de algemene huurvoorwaarden, niet onredelijk bezwarend is, nu het gaat om feiten die geheel in de sfeer van de huurder liggen. Een huurder moet immers geacht worden beter te weten wat zich afspeelt in de huurwoning dan de verhuurder. Ingevolge artikel 9.4 van de algemene huurvoorwaarden rust de bewijslast derhalve bij [gedaagden sub 1]
5.De beslissing
[gedaagden sub 1]toe tot het bewijs van feiten en/of omstandigheden dat zij hun hoofverblijf hebben en de afgelopen jaren hebben gehad in de huurwoning aan de [adres];
donderdag 27 maart 2014 te 15.30 uurbij akte dienen uit te laten of, en zo ja op welke wijze, zij voornoemd bewijs wensen te leveren, waarbij de akte uiterlijk de dag vóór genoemde rolzitting om 12.00 uur ter griffie ontvangen moet zijn;
beide partijenvoor de daaropvolgende vier maanden; [gedaagden sub 1] zullen te zijner tijd zelf hebben zorg te dragen voor behoorlijke oproeping der getuigen;