3 (wapen) medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd;
en
(munitie) medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft samen met de medeverdachte het plan opgevat om het latere slachtoffer, [naam slachtoffer], van zijn speed te beroven, ofwel om een “ripdeal” te plegen. [naam slachtoffer] is onder barre weersomstandigheden vanuit België naar Rotterdam gereden om een hoeveelheid speed aan hen te verkopen. Het slachtoffer heeft de verdachte opgehaald in een snackbar, waarna ze op aanwijzingen van de medeverdachte in de richting van de Werkhoefstraat zijn gereden. Vlak daarbij, op de Essenburgsingel, heeft het slachtoffer de auto geparkeerd. Daar voegde de medeverdachte zich bij hen.
Over hetgeen zich vervolgens exact heeft afgespeeld laten de verdachten zich niet uit. Wel staat vast dat de medeverdachte het door hem meegenomen en doorgeladen vuurwapen op enig moment op [naam slachtoffer] heeft gericht en hem van nabij in het gezicht heeft geschoten. Zonder zich om het ernstig gewonde slachtoffer te bekommeren, hebben de verdachte en zijn medeverdachte het slachtoffer beroofd van de speed en zijn er vandoor gegaan. [naam slachtoffer] is kort daarna aan zijn verwondingen overleden, met achterlating van een vrouw en drie jonge kinderen.
Dit is een zeer ernstig en schokkend feit. Aan het slachtoffer is het meest fundamentele recht dat er bestaat, het recht op leven, ontnomen. Bovendien is hierdoor veel verdriet en welhaast onherstelbaar leed veroorzaakt bij de nabestaanden van het slachtoffer. De ter terechtzitting voorgelezen verklaringen van de nabestaanden hebben de gevolgen van deze daad duidelijk naar voren gebracht. Zij moeten de diep ingrijpende gevolgen van dit onherroepelijke en volkomen onverwachte verlies voor altijd met zich dragen. Dat geldt in het bijzonder voor de drie jonge kinderen, die zonder hun vader moeten opgroeien.
Door slechts beperkt te verklaren over de toedracht van de beroving heeft de verdachte de nabestaanden bovendien in onwetendheid gelaten over wat het slachtoffer precies is overkomen.
Kennelijk heeft zelfs deze beroving met fatale afloop de verdachte niet kunnen afschrikken: een maand later heeft hij immers, samen met anderen, voorbereidingen getroffen voor opnieuw een gewapende overval. Voorzien van valse bankbiljetten was de verdachte met een drietal anderen op weg naar Amsterdam om “zaken” te doen met een potentieel slachtoffer. Daartoe had hij georganiseerd dat er weer vuurwapens, met munitie, werden meegenomen. Slechts door ingrijpen van de politie werd deze beroving verhinderd.
Gekwalificeerde doodslag, zoals onder het eerste feit bewezen is verklaard, behoort tot de meest ernstige feiten die het Wetboek van Strafrecht kent. Dit delict is naar zijn aard een misdrijf dat oplegging van een gevangenisstraf van zeer lange duur rechtvaardigt. Daarnaast heeft de verdachte nog meer strafbare feiten gepleegd.
Bij het bepalen van de duur van de op te leggen straf is in het nadeel van de verdachte in aanmerking genomen dat hij blijkens het op zijn naam gestelde uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 17 januari 2014 reeds eerder is veroordeeld, onder meer voor poging tot afpersing, zakkenrollerij, diefstallen en het in bezit hebben van valse/vervalste bankbiljetten.
Over de verdachte is op 24 januari 2014 een triple rapportage uitgebracht door psychiater J.M.J.F. Offermans, psycholoog P.E. Geurkink en forensisch milieuonderzoeker W. de Kruijff.
De diagnostische bevindingen van psycholoog en psychiater komen overeen. De kern is in ieder geval dat bij de verdachte noch sprake is van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens, noch van een persoonlijkheidsstoornis.
Er zijn geen aanwijzingen naar voren gekomen voor pathologie, die zijn wils- en handelsvrijheid zouden hebben beperkt. Naar de mening van de deskundigen moet de verdachte volledig toerekeningsvatbaar worden geacht.
Gezien de afwezigheid van pathologie en de laag ingeschatte kans op een recidive is er naar de mening van de deskundigen geen basis, geen wenselijkheid en geen noodzaak om behandeling in een strafrechtelijk kader te adviseren. Voorts lijkt motivatie en lijdensdruk te ontbreken voor een hulpverlening in een meer vrijwillig kader.
Nu de conclusies van de psychiater en psycholoog gedragen worden door hun bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare. De verdachte wordt dus volledig toerekeningsvatbaar geacht.
De rechtbank acht het van het grootste belang dat de maatschappij beschermd wordt tegen deze verdachte, die er immers blijk van heeft gegeven zeer weinig respect voor het menselijk leven en andermans eigendommen te hebben. Daarbij wordt betrokken dat - mede getuige de onder 2 en 3 bewezen verklaarde feiten - de verdachte het verwerpelijke van zijn gedrag niet lijkt in te zien.
De rechtbank is van oordeel dat alleen een aanzienlijke onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf van na te melden duur een passende reactie vormt.
In aanmerking genomen de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, wijkt de rechtbank in enige mate af van de eis van de officier van justitie. Hierbij is rekening gehouden met de omstandigheid dat de verdachte niet degene is geweest die [naam slachtoffer] heeft doodgeschoten en met zijn nog jonge leeftijd.
Alles afwegend wordt na te noemen straf passend en geboden geacht.
VORDERING BENADEELDE PARTIJ / SCHADEVERGOEDINGSMAATREGEL
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd mevrouw [naam benadeelde partij], wonende te Meeuwen (België), ter zake van het onder 1 tenlastegelegde feit.
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 5.338,97 aan materiële schade.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman heeft, gelet op zijn bepleite vrijspraak, geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij in de vordering.
De rechtbank is van oordeel dat vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks schade is toegebracht. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en is genoegzaam onderbouwd, zodat de vordering zal worden toegewezen.
Nu de verdachte het strafbare feit, ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partij betaalt is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd. Het vorenstaande laat onverlet dat de verdachte en zijn mededader onderling voor gelijke delen in de schadevergoeding moeten bijdragen, tenzij de billijkheid een andere verdeling vordert.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
Gelet is op de artikelen 36f, 46, 47, 57, 288, 311, 312, 317 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
dertien (13) jaren;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
wijst
de vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde partij], wonende te Meeuwen (België)toe tot een bedrag van
€ 5.338,97en veroordeelt de verdachte dit bedrag tegen kwijting aan de benadeelde partij te betalen, met dien verstande dat indien en voor zover zijn mededader betaalt de verdachte in zoverre van deze verplichting is bevrijd;
bepaalt dat dit bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 januari 2013 tot aan de dag van de algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 5.338,97(vijf duizend drie honderd acht en dertig euro en zevenennegentig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 januari 2013 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van €
€ 5.338,97vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 61 dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededader, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.L. van der Bijl-de Jong, voorzitter,
en mrs. S.C.C. Hes-Bakkeren en K.T. van Barneveld, rechters,
in tegenwoordigheid van M.J. Grootendorst, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 27 februari 2014.
Bijlage I bij vonnis van 27 februari 2014.
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij
op of omstreeks 20 januari 2013 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk en met voorbedachten rade, een persoon genaamd [naam slachtoffer] van
het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s)
opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg,
met een vuurwapen een kogel in het hoofd/gezicht van die [naam slachtoffer] geschoten,
tengevolge waarvan voornoemde [naam slachtoffer] is overleden;
art 289 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij
op of omstreeks 20 januari 2013 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een persoon genaamd [naam slachtoffer]
van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer
van) zijn mededader(s) opzettelijk die [naam slachtoffer] met een vuurwapen een kogel in
het hoofd/gezicht geschoten, tengevolge waarvan voornoemde [naam slachtoffer] is
overleden,
welke vorenomschreven doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van
enig strafbaar feit, te weten
- een diefstal (in vereniging), althans een poging daartoe (strafbaar gesteld
in (de) artikel(en) 311/310 (jo artikel 45) van het Wetboek van strafrecht)
en/of
- een diefstal met geweld (in vereniging), althans een poging daartoe
(strafbaar gesteld in (de) artikel(en) 312 (jo artikel 45) van het Wetboek
van strafrecht) en/of
- een afpersing (in vereniging), althans een poging daartoe (strafbaar gesteld
in (de) artikel(en) 317 en (47) (jo artikel 45) van het Wetboek van
strafrecht)
en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit
voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op
heterdaad, aan zichzelf en/of aan de andere deelnemer(s) straffeloosheid en/of
het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 288 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
meer subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij
op of omstreeks 20 januari 2013 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen geld en/of
drugs, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan
[naam slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of
gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer], gepleegd
met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken
en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere
deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij
het bezit van het gestolene te verzekeren,
met het oogmerk om zich en / of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en / of bedreiging met geweld [naam slachtoffer] heeft gedwongen tot de
afgifte van geld en/of drugs, in elk geval van enig(e) goed(eren), geheel of
ten dele toebehorende aan die [naam slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- tonen en/of voorhouden van een vuurwapen aan die [naam slachtoffer] en/of
- ( vervolgens) met voornoemd vuurwapen schieten van een kogel in
het hoofd/gezicht van die [naam slachtoffer],
ten gevolge waarvan voornoemde [naam slachtoffer] is overleden;
art 317 lid 3 jo 47 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 3 Wetboek van Strafrecht
art 310 Wetboek van Strafrecht
meest subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij
op of omstreeks 20 januari 2013 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het/de door verdachte
en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf/misdrijven
om met het oogmerk om zich of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld iemand, genaamd [naam slachtoffer] te
dwingen tot de afgifte van geld en/of drugs en/of een of meer goederen, geheel
of ten den dele toebehorend aan die [naam slachtoffer], in elk geval aan (een) ander(en)
dan verdachte en/of zijn mededader(s),
om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen geld en/of
drugs en/of een of meer goederen, geheel of te dele toebehorende aan
[naam slachtoffer], in elk geval aan (een) ander(en) dan verdachte en/of zijn
mededader(s),welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd
van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer], gepleegd met het
oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om
bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s)
van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van
het gestolene te verzekeren,
terwijl de uitvoering van dat/die voorgenomen misdrijf/misdrijven niet is
voltooid,
heeft/hebben hij, verdachte en/of (een) mededader(s)
- een vuurwapen aan die [naam slachtoffer] getoond/voorgehouden en/of
- ( vervolgens) met voornoemd vuurwapen een kogel in het
hoofd/gezicht van die [naam slachtoffer] geschoten,
ten gevolge waarvan voornoemde [naam slachtoffer] is overleden;
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij
in of omstreeks de periode van 22 februari 2013 tot en met 26 februari 2013 te
Rotterdam en/of Schiedam en/of Amsterdam, althans in Nederland,
ter voorbereiding van het met anderen of een ander te plegen misdrijf waarop
naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is
gesteld, te weten een afpersing in vereniging (hetgeen een misdrijf genoemd
in artikel 317 lid 1 en/of lid 3 Wetboek van Strafrecht oplevert) en/of een
diefstal met geweld in vereniging (hetgeen een misdrijf genoemd in artikel
312 lid 2 Wetboek van Strafrecht oplevert), althans een met anderen of een
ander te plegen misdrijf waarop naar wettelijke omschrijving een
gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld
opzettelijk tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), althans alleen:
- een (personen)auto (merk Volkswagen / type Golf) en/of
- en/of een hoeveelheid vals geld (te weten, 32 bankbiljetten van 50 euro
en/of 35 bankbiljetten van 100 euro) en/of
- twee vuurwapens, van Categorie III in de zin van de Wet wapens en munitie
en/of
- 84 kogelpatronen, van Categorie III in de zin van de Wet wapens en munitie
bestemd tot het in vereniging begaan van dat misdrijf/die misdrijven, heeft
verworven en/of vervaardigd en/of ingevoerd en/of doorgevoerd en/of uitgevoerd
en/of voorhanden heeft gehad
hebbende/zijn hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
- voornoemde (personen)auto gehuurd en/of
- ( onderling) (telefonisch) afspraken met een of meerdere van zijn
mededader(s) gemaakt, omtrent de locatie en/of tijdstip en/of de wijze van
uitvoering, gericht op het/de voornoemde te plegen strafbare feit(en) en/of
- ( onderling) (telefonisch) afspraken met een of meerdere van zijn
mededader(s) gemaakt, omtrent de te verdelen 'buit' en/of
- ( een) ander(en) te Rotterdam en/of Schiedam ontmoet en/of
- ( vervolgens) (gezamenlijk) in bezit van voornoemde goederen in voornoemde
(personen)auto naar Amsterdam gereden;
art 46 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij
op of omstreeks 26 februari 2013 te Rotterdam en/of Schiedam en/of Amsterdam
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), (een) vuurwapen(s) in de zin van
artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2 lid 1 van categorie III onder 1 van de
Wet wapens en munitie, te weten
- een pistool (merk Tokarev, model TT33, kaliber 7,62x25 millimeter) en/of
- een revolver (merk BBm, model Olympic 38, kaliber .22 LR)
munitie in de zin van artikel 1 onder 4, gelet op artikel 2 lid 2 van
categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 84 kogelpatronen,
voorhanden heeft gehad.
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd.