In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 27 februari 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een café-exploitant, en de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Eiseres kreeg op 5 april 2013 een boete van € 600,- opgelegd wegens overtreding van artikel 11a, vierde lid, van de Tabakswet, in samenhang met artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a, van het Besluit uitvoering rookvrije werkplek, horeca en andere ruimten. De boete was opgelegd omdat controleurs van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) op 10 januari 2013 constateerden dat er in het café geen rookverbod was ingesteld, terwijl het café door eiseres zonder personeel werd geëxploiteerd.
Eiseres voerde aan dat de uitzondering op het rookverbod voor zelfstandigen zonder personeel op haar van toepassing was, omdat het feitelijke vloeroppervlak van het café minder dan 70 m² was. Eiseres betwistte de in de Drank- en Horecawetvergunning vermelde oppervlakte van 71 m² en stelde dat het werkelijke oppervlak 63 m² was. De rechtbank oordeelde dat de minister zich ten onrechte had gebaseerd op het vermelde vloeroppervlak in de vergunning, aangezien eiseres aannemelijk had gemaakt dat het café daadwerkelijk een vloeroppervlak had van minder dan 70 m².
De rechtbank concludeerde dat het bestreden besluit niet kon standhouden en verklaarde het beroep gegrond. De rechtbank herroept het primaire besluit en bepaalt dat de minister het door eiseres betaalde griffierecht van € 160,- dient te vergoeden. Tevens werd de minister veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 1.461,-. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden op de hoogte gesteld van de beslissing, met de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.