Uitspraak
[verdachte]
- bewezenverklaring van de onder feit 1 subsidiair ten laste gelegde zeeroof als schepeling;
- bewezenverklaring van de onder feit 2 primair ten laste gelegde poging tot moord;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren met aftrek van voorarrest.
Beoordeling
- de verdediging heeft op geen enkel moment in de procedure uit zichzelf betoogd dat de verdachte minderjarig is; de rechtbank heeft opgemerkt dat in de dagvaarding de geboortedatum 1 januari 1997 is vermeld;
- uit de verklaringen van de verdachte die zich in het dossier bevinden en niet speciaal zijn afgelegd met het oog op de vaststelling van zijn leeftijd, volgt dat de verdachte ten minste achttien jaar was in oktober 2012;
- het botonderzoek naar de leeftijd van de verdachte geeft geen uitsluitsel over zijn leeftijd in oktober 2012.
Verzuimen in het (voor)onderzoek
Structurele schending van de aanwijzing verhoorregistratie
Bewijsuitsluiting wegens schending van artikel 6 EVRM
- G01 tot en met G05 en G16 zijn in de periode van eind oktober tot begin november 2012 aan boord van de Hr. Ms. Rotterdam gehoord.
- G01 en G02 zijn door de rechter-commissaris op 29 en 30 oktober 2012 respectievelijk op 30 oktober 2012 gehoord.
- De verzoeken tot het (nader) horen van G01 tot en met G05 en G16 zijn door de rechtbank respectievelijk op 25 januari 2013 en 27 maart 2013 toegewezen. Bij de laatste beslissing heeft de rechtbank overwogen dat een telefonisch verhoor tot de mogelijkheden behoorde.
- In een e‑mail van de rechter-commissaris van 10 september 2013 (bijlage 2 bij proces-verbaal van de zitting van 13 september 2013) heeft de rechter-commissaris aangegeven: ‘medio augustus jl. heb ik van de Afdeling Internationale Rechtshulp in Strafzaken (AIRS) van het ministerie van Justitie een (nadere) reactie ontvangen omtrent het horen van Iraanse (…) getuigen. De conclusie van deze reactie is dat AIRS geen gevolg zal geven aan mogelijke rechtshulpverzoeken gericht aan Iran (…) en/of Somalië (…), vanwege de moeizame diplomatieke relatie met Iran en de veiligheidssituatie en de staat van rechteloosheid in Somalië. (…) Gelet op deze opstelling van AIRS zie ik geen mogelijkheden om de Iraanse en Somalische getuigen te horen.’
- Op 3 december 2013 heeft de rechter-commissaris geprobeerd om G16 telefonisch te bereiken, zonder resultaat. Bij proces-verbaal van gelijke datum heeft de rechter-commissaris aangegeven dat zij het horen van G16 als afgedaan beschouwd.
- Op de terechtzitting van 19 december 2013 is geoordeeld, dat ten aanzien van de Iraanse, Pakistaanse getuigen (bemanning van de dhow Mohsen (Mohsen)) en de Somalische getuige zich de situatie voordoet als bedoeld in artikel 288 aanhef en onder a Sv.
Bewijsuitsluiting verklaringen G01 en G02 vanwege gebrek aan bewijswaarde
- ‘Het verzoek tot het horen van de bemanningsleden van de Mohsen wordt toegewezen, met dien verstande dat de rechter-commissaris het ertoe dient te leiden dat zes bemanningsleden worden gehoord. De rechter-commissaris zal, in samenspraak met de officier van justitie en de verdediging, een prioritering in de lijst van getuigen aanbrengen. De rechtbank kan zich hierbij voorstellen dat in die prioritering de kapitein van de Mohsen, alsmede een of meer van de getuigen die door mr. Holthuis concreet naar voren zijn gebracht, een hoge positie innemen.’
- ‘Het verzoek tot het opmaken van een transcript van het verhoor van G01 door een tolk Farsi wordt toegewezen. Het is aan de rechter-commissaris om een (register) tolk te benoemen in de taal Farsi die het dialect spreekt zoals op de videobeelden van het verhoor gesproken wordt (vermoedelijk Balochi).’
Moment van verhoor
Bewijsbeslissing feit 1
De uitvoeringsvariant
in open zeedaden van geweld te plegen tegen andere vaartuigen. Noch deze bestemming, noch de eventuele wetenschap van de verdachte van die bestemming kan uit de bekende feiten en omstandigheden worden afgeleid. Niet is vast te stellen welke route de Mohsen als gekaapt schip heeft gevolgd of wat de verdachte daarover moet hebben geweten. Ook overigens zijn er geen omstandigheden waaruit verdachtes wetenschap omtrent de bestemming van de Mohsen kan worden afgeleid. Derhalve moet de verdachte worden vrijgesproken van de intentievariant van zeeroof, gepleegd met de Mohsen als roofschip.
Bewijsbeslissing feit 2
Rigid Hull Inflatable Boat(RHIB).
- de verdachte heeft verklaard dat hij twee keer aan boord van de Mohsen is geweest om etenswaren te brengen op verzoek van een persoon die luisterde naar de naam [getuige 1] en waarvan de verdachte wist dat deze een soort baas was aan boord. De tweede keer heeft hij op verzoek van [getuige 1] ook vier mannen (niet zijnde medeverdachten) aan boord gebracht (V15, p. 011).
- G19 heeft verklaard dat hij in opdracht van [getuige 1] aan boord van de Mohsen is gegaan om deze te bewaken. Er waren wapens aan boord van het type AK, aldus G19 (G19, pp. 001 en 002).
- de verdachte heeft verklaard dat hij wapens aan boord heeft gezien en dat hij wist dat de Mohsen was bewaakt (V15, p. 016).
- V14 en V17 hebben verklaard dat zij gezien hebben dat er bewakers aan boord waren met wapens (V14, p. 003; V17, p. 028).
- G01 en G02 hebben verklaard dat V14 en de verdachte aan boord ook zelf een wapen hadden (G01, pp. 021 en 023; G02, p. 008). Laatstgenoemde heeft dit ook over V17 verklaard (G02, p. 009).
Bewezenverklaring
een of meer tijdstippen, op of omstreeks24 oktober 2012,
en/of op volle zee, en/ofin de Indische Oceaan,
één of meerander
(en
),
althans alleen,
(een)perso
(o)n
(en
)die zich aan boord van een vaartuig ter zee bevond
(en
), terwijl daardoor gevaar voor de veilige vaart van dat vaartuig te duchten was, immers
heeft/hebben hij verdachte en
/ofzijn mededaders toen en aldaar
(vanaf korte afstand)met
(automatische) (vuur
)wapens
meermalen, althans eenmaal,
(een
)varend
(e
)RHIB
('s),
althans vaartuig(en),van het Nederlandse
marinemarinevaartuig Hr. Ms. Rotterdam
en/of zich bevond aan boord van het Nederlandse marine marinevaartuig Hr. Ms. Rotterdam en/of zich bevond aan boord van het varende Nederlandse marinevaartuig Hr. Ms. Rotterdam.
ongericht, vuur is beantwoord.
rules of engagement/geweldsinstructieom de wederrechtelijkheid van de aanranding door de Nederlandse mariniers vast te stellen en meer subsidiair om Bekkering als getuige te laten horen over die
rules of engagement/geweldsinstructie.
gerichtvuur op de voorste RHIB is geschoten. Het beroep op artikel 41 Sr mist derhalve in zoverre feitelijke grondslag.
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) jaren;