ECLI:NL:RBROT:2014:10938
Rechtbank Rotterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing vordering telefoontap in ontnemingsonderzoek
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de officier van justitie tegen de beslissing van de rechter-commissaris die op 30 september 2014 een vordering tot het opnemen van telecommunicatie (telefoontap) heeft afgewezen. De vordering was gedaan in het kader van een strafrechtelijk financieel onderzoek (SFO) naar de veroordeelde, die eerder was veroordeeld voor verschillende strafbare feiten, waaronder overtredingen van de Opiumwet en het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank Rotterdam oordeelt dat de rechter-commissaris zich ten onrechte heeft beperkt tot de vraag of de bevoegdheid tot telefoontap kan worden toegepast in het kader van het SFO. De rechtbank stelt vast dat het toetsingskader van artikel 126m van het Wetboek van Strafvordering (Sv) ook van toepassing is in het kader van een ontnemingsprocedure, ongeacht of er een SFO is geopend of niet. De rechtbank benadrukt dat de wetgever de toepassing van opsporingsbevoegdheden, zoals de telefoontap, ook na een veroordeling mogelijk heeft willen maken, aangezien een veroordeling kan worden gezien als de hoogste graad van verdenking. De rechtbank verklaart het beroep van de officier van justitie gegrond en vernietigt de beslissing van de rechter-commissaris, waardoor de vordering tot telefoontap alsnog kan worden beoordeeld op basis van het juiste toetsingskader.