ECLI:NL:RBROT:2014:10879

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 maart 2014
Publicatiedatum
23 april 2015
Zaaknummer
12/4005
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openbaarheid van documenten en de toepassing van de Wet op het financieel toezicht versus de Wet openbaarheid van bestuur

In deze zaak heeft RTL Nederland B.V. (eiseres) beroep ingesteld tegen besluiten van de minister van Financiën (verweerder) die de openbaarmaking van documenten op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) heeft geweigerd. De rechtbank Rotterdam heeft op 27 maart 2014 uitspraak gedaan in deze kwestie, waarbij het beroep van RTL ongegrond werd verklaard. De zaak betreft de weigering van verweerder om documenten openbaar te maken die verband houden met het DSB-bestuurdersonderzoek, met als argument dat deze onder de geheimhoudingsregels van de Wet op het financieel toezicht (Wft) vallen.

RTL betoogde dat er bijzondere omstandigheden waren die de geheimhoudingsregels van de Wft zouden moeten laten wijken voor de bepalingen van de Wob. De rechtbank oordeelde echter dat de verweerder terecht de Wft als basis voor zijn besluiten had gekozen en dat de argumenten van RTL niet voldoende onderbouwd waren. De rechtbank stelde vast dat de documenten die RTL wilde inzien, niet onder de Wob vielen, maar onder de Wft, en dat verweerder niet gehouden was om deze documenten openbaar te maken.

De rechtbank heeft ook overwogen dat de beroepsgrond van RTL, dat verweerder een besluit op bezwaar had moeten nemen, niet relevant was omdat RTL niet in haar belangen was geschaad. De rechtbank concludeerde dat de bestreden besluiten in rechte standhielden en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Bestuursrecht 2
zaaknummer: ROT 12/4005

uitspraak van de meervoudige kamer van 27 maart 2014 in de zaak tussen

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
RTL Nederland B.V.(RTL), to Hilversum, eiseres,
gemachtigden: R.B.W. Lukassen en R.J.E. Vleugels,
en

de minister van Financien, verweerder, gemachtigde: mr. drs. M.A.G. Stolker.

Procesverloop

Bij besluit van 25 maart 2010 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van RTL om openbaarmaking op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) van documenten over het DSB bestuurdersonderzoek afgewezen met verwijzing naar artikel 1:42 van de Wet op het ►nancieel toezicht (Wft).
Bij besluit van 29 juli 2010 (bestreden besluit 1) heeft verweerder het bezwaar van RTL
deels gegrond verklaard, deels ongegrond verklaard en de beslissing op bezwaar wat betreft de bijlagen van twee documenten aangehouden.
RTL heeft tegen bestreden besluit 1 beroep ingesteld bij de rechtbank Amsterdam.
Bij besluit van 8 september 2010 (bestreden besluit 2) heeft verweerder het bezwaar van RTL tegen het niet openbaar maken van voormelde bijlagen ongegrond verklaard.
Bij besluit van 25 oktober 2010 heeft verweerder later aangetroffen stukken die vallen onder de reikwijdte van het verzoek van RTL openbaar gemaakt.
De rechtbank Amsterdam heeft zich na inhoudelijke behandeling van de zaak bij uitspraak van 5 september 2012 onbevoegd verklaard en de zaak, aldaar bekend onder
registratienummer AWB 10/4340 WOB, op grond van artikel 6:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) doorgezonden naar deze rechtbank.
De stukken die door verweerder met een verzoek om geheimhouding op grond van
artikel 8:29 van de Awb aan de rechtbank Amsterdam zijn overgelegd, zijn door verweerder met een beroep op deze bepaling eveneens aan deze rechtbank overgelegd.
De zaak is tezamen met de zaak ROT 12/2549 behandeld ter zitting van 14 februari 2013.
Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde(n). Ter zitting heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.
zaaknummer: ROT 12/4005 2
Bij beslissing van 14 februari 2013 heeft de rechtbank het onderzoek in beide zaken
heropend, verweerder verzocht stukken over te leggen en een nadere toelichting te geven. Tevens heeft de rechtbank bij deze beslissing op voorhand bepaald dat beperking van de kennisneming van de door verweerder over te leggen stukken gerechtvaardigd is voor zover verweerder deze stukken niet openbaar heeft gemaakt en geen aanleiding ziet dat alsnog te doen.
RTL heeft (ongevraagd) bij brief van 14 maart 2013 op de heropeningsbeslissing gereageerd en stukken overgelegd alsmede toestemming gegeven om mede op basis van de door
verweerder onder toepassing van artikel 8:29 van de Awb overgelegde en nog over te leggen stukken uitspraak te doen. Vervolgens heeft verweerder bij brief van 25 maart 2013 op het bij de heropeningsbeslissing gedane verzoek van de rechtbank gereageerd onder toezending van een aantal stukken met verwijzing naar artikel 8:29 van de Awb. Daarop heeft RTL
desgevraagd bij brief van 11 april 2013 gereageerd, waarbij RTL de rechtbank enkele
verzoeken heeft gedaan.
Bij brief van 30 mei 2013 heeft de rechtbank onder meer het door RTL in haar brief van
11 april 2013 gedane verzoek om een proceskostenveroordeling aangehouden tot de uitspraak en de andere verzoeken van RTL afgewezen. Voorts heeft de rechtbank verweerder bij deze brief om nadere stukken gevraagd, wat verweerder bij brief van
11 juni 2013 met een beroep op artikel 8:29 van de Awb heeft gedaan.
Bij brief van 30 juli 2013 heeft de rechtbank verweerder verzocht zijn reactie van
11 juni 2013 nader toe te lichten, wat verweerder bij brief van 26 augustus 2013 heeft gedaan. Desgevraagd heeft RTL hierop bij brief van 22 oktober 2013 gereageerd.
Partijen is vervolgens verzocht de rechtbank toestemming te verlenen zonder nadere zitting uitspraak te doen. Aangezien RTL deze toestemming niet heeft verleend, is het onderzoek ter zitting tezamen met de zaak ROT 12/2549 voortgezet op 16 december 2013, alwaar partijen zich hebben laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde(n).

Overwegingen

1. Aan bestreden besluit 1 heeft verweerder ten grondslag gelegd dat de
correspondentie tussen zijn ministerie en een of meer toezichthouders alsmede de
documenten rondom het (eind)oordeel van De Nederlandsche Bank over de herbeoordeling van persoon 1 gedeeltelijk openbaar worden gemaakt en dat de beslissing tot
openbaarmaking met betrekking tot de bijlagen bij de documenten met nummers 15 en 16 wordt aangehouden. Voor zover RTL's verzoek ziet op "de voortgangs- en
tussenrapportages en concepten voor/van de herbeoordeling alsmede de diverse
aanbevelingen en concepten daarvan die de Autoriteit Financiele Markten (AFM) inzake de herbeoordeling van persoon 1 gedaan heeft en de correspondentie die daaruit is
voortgekomen, onder andere van/met/via persoon 1", stelt verweerder voorop dat hij niet over dergelijke stukken beschikt. Bovendien valt deze informatie niet onder de Wob, maar onder artikel 1:42 van de Wft. De in artikel 4 van de Wob neergelegde verplichting tot
doorgeleiding is daarom niet van toepassing op deze documenten.
zaaknummer: ROT 12/4005 3
2. Bij bestreden besluit 2 heeft verweerder nader beslist dat de bijlagen bij documenten 15 en 16 — het betreft twee e-mails met als bijlagen twee brieven van de AFM aan de
commissie Scheltema — gelet op artikel 1:42, zevende lid, in verbinding met artikel 1:89 van de Wft niet openbaar worden gemaakt.
3. De rechtbank stelt vast dat verweerder bestreden besluit 1 en 2 baseert op de Wft, zodat de rechtbank bevoegd is om kennis te nemen van het beroep.
4. Het beroep tegen bestreden besluit 1 is op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Awb mede gericht tegen bestreden besluit 2.
5. RTL wijst er gezien het bepaalde in artikel 7:11, eerste lid, van de Awb en de vaste rechtspraak dienaangaande terecht op dat verweerder een besluit op bezwaar had moeten nemen. De rechtbank passeert dit gebrek in de besluitvorming met toepassing van
artikel 6:22 van de Awb, nu RTL door deze gang van zaken niet in haar belangen is
geschaad, mede gelet op het betrekkelijk geringe tijdsverloop tussen het nemen van beide besluiten.
6. Verweerder stelt zich ten onrechte op het standpunt dat het beroep op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Awb mede is gericht tegen het besluit van 25 oktober 2010. Dat besluit strekt niet tot intrekking of wijziging van bestreden besluit 1 of 2, maar is een nieuw primair besluit over documenten die verweerder later heeft aangetroffen. Gelet hierop en nu RTL ter zitting van 16 december 2013 heeft verklaard zich te kunnen verenigen met het besluit van 25 oktober 2010, laat de rechtbank dat besluit buiten beschouwing.
7. RTL betoogt dat verweerder openbaarmaking ten onrechte weigert op grond van de Wft, omdat sprake is van bijzondere omstandigheden op grond waarvan de
geheimhoudingsregels van de Wft moeten wijken voor de bepalingen van de Wob. Het
betoog dat verweerder de bestreden besluiten ten onrechte baseert op de Wft faalt. De
argumenten van RTL dat sprake is van een bijzondere zaak en dat het belang van publieke controle groot is, zijn juridisch gezien niet relevant voor het antwoord op de vraag of de Wft dan wel de Wob van toepassing is. Dat volgens RTL sprake is van een door de wetgever niet voorziene situatie, heeft zij niet nader onderbouwd en impliceert ook niet dat de Wft niet van toepassing is.
7.1
Het betoog van RTL dat verweerder in de onderhavige zaak evenveel openheid moet betrachten als rond de nationalisatie van SNS faalt. Onteigende aandeelhouders van SNS zijn procedures gestart vanwege deze inbreuk op hun eigendomsrecht, in het kader waarvan verweerder mede in het licht van artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en het Eerste Protocol bij dat verdrag de door RTL bedoelde openheid heeft betracht. De onderhavige zaak is daarmee niet
vergelijkbaar.
8. De beroepsgrond dat verweerder openbaarmaking ten onrechte mede weigert uit overwegingen van privacy, omdat dit volgens RTL alleen een weigeringsgrond kan zijn als de persoonlijke veiligheid in het geding is, faalt. Nog daargelaten dat RTL niet duidelijk maakt welke (passages uit welke) documenten zij bier concreet op het oog heeft, is haar stelling dat privacy slechts in de weg kan staan aan openbaarmaking als de persoonlijke veiligheid in het geding is niet nader onderbouwd en in zijn algemeenheid onjuist.
zaaknummer: ROT 12/4005 4
9. Voorts ziet het geschil nog op de vraag of verweerder de openbaarmaking van (de bijlagen bij) de twee e-mails die door verweerder met de nummers 15 en 16 zijn aangeduid terecht heeft geweigerd. De rechtbank stelt vast dat die twee e-mails (met bijlagen)
gegevens bevatten die afkomstig zijn van de toezichthouder AFM en zien op de
herbeoordeling van persoon 1. Verweerder stelt zich naar het oordeel van de rechtbank terecht op het standpunt dat zowel artikel 1:42 als artikel 1:89 van de Wft in de weg staat aan openbaarmaking van deze documenten. De hierop betrekking hebbende beroepsgrond faalt derhalve.
10. De rechtbank ziet geen aanleiding te twijfelen aan verweerders standpunt in
bestreden besluit 1 en ter zitting van 16 december 2013 dat hij niet beschikt over andere stukken waar RTL om vraag, t, te weten "voortgangs- en tussenrapportages en concepten voor/van de herbeoordeling alsmede de diverse aanbevelingen en concepten daarvan die de AFM inzake de herbeoordeling van persoon 1 gedaan heeft en de correspondentie die
daaruit is voorgekomen, onder andere van/met/via persoon 1". Reeds hierom faalt het
betoog van RTL dat verweerder deze documenten openbaar dient te maken. Voorts stelt venveerder zich in bestreden besluit 1 op goede gronden op het standpunt dat hij niet
gehouden was het verzoek van RTL in zoverre door te geleiden naar de AFM, daargelaten dat niets RTL ervan hoeft te weerhouden zich desgewenst rechtstreeks tot de AFM te
wenden met een verzoek om openbaarmaking.
11. Op grond van voorgaande overwegingen is de rechtbank van oordeel dat de bestreden besluiten in rechte kunnen standhouden. Het beroep is ongegrond.
12. Voor een proceskostenveroordeling ziet de rechtbank geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. van Velzen, voorzitter, en mr. T. Damsteegt en mr. R.H.L. Dallinga, leden, in aanwezigheid van mr. B.M. van der Kuil, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 27 maart 2014.
De griffier is verhinderd deze voorzitter
uitspraak mede te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op:
2 7 MAAR! 2014

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.