ECLI:NL:RBROT:2014:10867

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 oktober 2014
Publicatiedatum
8 april 2015
Zaaknummer
2753033
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging effectenlease-overeenkomst wegens wilsgebrek en misbruik van omstandigheden

In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 16 oktober 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser], wonende te Giessenburg, en Dexia Nederland B.V., gevestigd te Amsterdam. De zaak betreft een effectenlease-overeenkomst die door [eiser] is aangegaan op 10 augustus 2000, kort na het overlijden van zijn moeder. [eiser] stelt dat hij de overeenkomst heeft gesloten onder invloed van een tijdelijke geestesstoornis, veroorzaakt door de emotionele omstandigheden rondom het overlijden van zijn moeder. Hij heeft een beroep gedaan op de vernietigbaarheid van de overeenkomst op grond van wilsgebrek, misbruik van omstandigheden en dwaling.

De rechtbank heeft vastgesteld dat [eiser] ten tijde van het aangaan van de overeenkomst niet in staat was om de gevolgen van zijn handelingen te overzien. De kantonrechter oordeelt dat Dexia, als partij die de overeenkomst heeft aangeboden, niet heeft voldaan aan haar zorgplicht. Dexia had moeten onderzoeken of het product paste bij de doelstellingen en risicobereidheid van [eiser]. De rechtbank heeft de overeenkomst met terugwerkende kracht vernietigd, waardoor [eiser] recht heeft op terugbetaling van de door hem betaalde bedragen, vermeerderd met wettelijke rente.

Daarnaast heeft de rechtbank Dexia veroordeeld tot betaling van buitengerechtelijke kosten en tot het informeren van de Stichting BKR over de vernietiging van de overeenkomst. De vordering van Dexia in reconventie tot betaling van een restschuld is afgewezen, omdat de overeenkomst nietig is verklaard. De proceskosten zijn voor rekening van Dexia, die als in het ongelijk gestelde partij wordt beschouwd.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer:2753033 CV EXPL 14-943
uitspraak: 16 oktober 2014

vonnis van de kantonrechter, zittinghoudende te Dordrecht,

in de zaak van:

[eiser],

wonende te Giessenburg,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
gemachtigde: mr. G. van Dijk,
tegen:

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Dexia Nederland B.V.,

gevestigd te Amsterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
gemachtigde: mr. T.R. van Ginkel.
Partijen worden hierna aangeduid als [eiser] en Dexia.

Verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
de dagvaarding van 31 januari 2014;
de conclusie van antwoord in conventie, tevens houdende conclusie van eis in reconventie;
de conclusie van repliek in conventie, tevens houdende conclusie van antwoord in reconventie;
de conclusie van dupliek in conventie, tevens houdende conclusie van repliek in reconventie;
de conclusie van dupliek in reconventie;
de overgelegde producties.

Omschrijving van het geschil

1. De feiten
1.1.
Als gesteld door de ene partij, en niet of onvoldoende weersproken door de andere partij, staat het volgende tussen partijen vast.
1.2.
[eiser], destijds 20 jaar oud, heeft met Bank Labouchere N.V., de rechtsvoorgangster van Dexia, via tussenkomst van een vertegenwoordiger van Spaar Select B.V. (hierna: Spaar Select), en na ondertekening op 4 augustus 2000 van een aanvraagformulier “aandelenlease” , in augustus 2000 een zogenaamde effectenlease-overeenkomst (hierna: de overeenkomst) gesloten met een leasesom van € 54.453,60 en een looptijd van 240 maanden. De overeengekomen maandelijks te betalen termijn bedroeg € 226,89. [eiser] was telefonisch benaderd door Spaar Select. Een gesprek tussen [eiser] en Spaar Select vond vervolgens plaats bij [eiser] en zijn ouders thuis. Op de door [eiser] ondertekende overeenkomst, gedateerd 10 augustus 2000, staat Spaar Select als adviseur vermeld.
1.3.
De moeder van [eiser] is overleden op 15 augustus 2000.
1.4.
De huisarts van [eiser], [dr. H.], heeft op 2 juli 2002 –onder meer- het volgende aan Spaar Select laten weten:
“(….) Ten tijde van het tekenen van deze spaarregelingen was [moeder van eiser] ernstig ziek; kort daarop is zij overleden.
De familie was in die tijd niet bij machte, in een zo emotievolle periode, de inhoud en strekking van de hen voorgelegde spaarplannen te beoordelen.
M.i. is hier op zijn minst sprake van misleidende voorlichting geweest met misbruik van de toenmalige omstandigheden. (….).”.
1.5.
[eiser] heeft op grond van de overeenkomst een aantal termijnen betaald ter hoogte van –in totaal- een bedrag van € 5.445,36.
1.6.
Nadat een voormalige gemachtigde van [eiser], mr. Lewin, op 11 maart 2003 bij brief aan Dexia een beroep had gedaan op vernietigbaarheid c.q. ontbinding van de overeenkomst wegens een wilsgebrek, met verzoek tot terugstorting van de betaalde bedragen, welk beroep door Dexia is verworpen op 20 oktober 2003, heeft daarna de opvolgend gemachtigde van [eiser] bij brief van 30 september 2005 de vernietiging en/of ontbinding van de overeenkomst ingeroepen op grond van -onder meer- misbruik van omstandigheden, wanprestatie, onrechtmatige daad en dwaling. Dexia is daarbij gesommeerd de reeds gestorte bedragen terug te betalen.
1.7.
In de loop van 2006 heeft Dexia aan [eiser] bericht dat de overeenkomst vanwege betaalachterstanden werd beëindigd, met als bijlage een eindafrekening ter hoogte van
€ 11.859,55. Hierbij heeft Dexia –onder meer- een restant hoofdsom en een bedrag aan achterstallige posten afgetrokken van het bedrag van de waarde van de effecten.
1.8.
J.W. van Dijk, directeur van Spaar Select van 1993 tot 2002, heeft in een schriftelijke verklaring van 26 september 2013 –onder meer- het volgende verklaard:
“1. (….) De activiteit met de grootste omzetcomponent van Spaar Select was de verkoop van effectenleaseproducten die door Bank Labouchere N.V. en daarna door Dexia op de markt werden gebracht.(….).
3. Spaar Select is met de verkoop van aandelenleaseproducten van Bank Labouchere begonnen in 1997. Spaar Select kreeg daarbij commerciële ondersteuning van Bank Labouchere. In de periode 1997-1998 ontvingen de financieel adviseurs van Spaar Select trainingen van Bank Labouchere. (….).
4. Door Bank Labouchere werd ons in aanvang niet gezegd dat we moesten nagaan of:
-de klant kennis of ervaring had op het gebied van beleggen in aandelen;
-de klant de risico’s van het product begreep;
-het product of de constructie wel paste bij de doelstelling en risicobereidheid van de klant;
-de klant, gezien zijn (toekomstige) financiële situatie, de maandelijkse termijnen en een mogelijke restschuld zou kunnen (blijven) voldoen.
Dergelijke compliance-achtige maatregelen werden later (circa 2001) wél geïntroduceerd. (….).
7.
Spaar Select maakte bij haar verkoopactiviteiten gebruik van brochures van Bank Labouchere c.q. Dexia en ook van eigen brochures, die echter altijd vooraf door Bank Labouchere c.q. Dexia werden goedgekeurd. (….).
8. (….).
(….). Ik had mij daarvoor niet gerealiseerd dat het aan de producten verbonden risico zo groot was en ik ben daar door Bank Labouchere c.q. Dexia ook nooit op gewezen. De medewerkers van Spaar Select wisten dat voor zover ik weet evenmin. Sterker nog, ik ben ervan overtuigd dat niemand had kunnen voorzien dat de AEX-index 13 jaar na dato nog altijd op een verlies van 40% staat. (….).
10. Spaar Select werd in de contracten, brochures en het Financieel Plan omschreven als adviseur en de medewerkers van Spaar Select presenteerden zich ook als zodanig. (.…).”
2. De vordering in conventie
2.1
[eiser] vordert dat bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
-primair: wordt verklaard voor recht dat de overeenkomst vernietigd is op grond van wilsontbreken;
-subsidiair: wordt verklaard voor recht dat de overeenkomst vernietigd is op grond van misbruik van omstandigheden en op grond van dwaling;
-meer subsidiair: wordt verklaard voor recht dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld en/of toerekenbaar tekort is geschoten jegens [eiser];
-primair, subsidiair en meer subsidiair:
a. a) Dexia wordt veroordeeld om aan [eiser] te voldoen al hetgeen deze aan Dexia ingevolge het contract heeft voldaan, vermeerderd met de wettelijke rente daarover telkens vanaf de dag van betaling door [eiser] aan Dexia;
b) Dexia wordt veroordeeld tot betaling van de buitengerechtelijke kosten, forfaitair vast te stellen op 2 punten van het liquidatietarief in eerste aanleg met een maximum van 15% van de hoofdsom, te vermeerderen met BTW;
c) Dexia zal worden veroordeeld om aan de Stichting BKR mede te delen dat de onderhavige overeenkomst vernietigd is, subsidiair dat [eiser] aan de overeengekomen verplichtingen heeft voldaan, en dat de A-codering kan worden geschrapt;
d) Dexia zal worden veroordeeld in de proces- en nakosten.
2.2
[eiser] voert als grondslag voor zijn vordering het volgende aan. [eiser] is de overeenkomst aangegaan onder een tijdelijke geestesstoornis, veroorzaakt door het vergevorderde ziekbed en het overlijden van zijn moeder. Hij kon zijn belangen niet goed overzien en heeft zijn wil niet goed kunnen verklaren. [eiser] vernietigt op grond daarvan de overeenkomst. In 2003 is namens hem reeds een beroep op een wilsgebrek gedaan. Voorts is er sprake van misbruik van omstandigheden. Spaar Select (en daarmee Dexia) wist dat de moeder van [eiser] ernstig ziek was. Spaar Select heeft vervolgens de overeenkomst aan [eiser] ter ondertekening voorgelegd twee dagen na het overlijden van diens moeder. [eiser] was toen zichtbaar niet bij de les. Daarnaast vernietigt [eiser] de overeenkomst op grond van dwaling. Hem was verteld dat het ging om een spaarplan. Het woord lening is niet gevallen. [eiser] was anders de overeenkomst niet aangegaan. De dwaling is verschoonbaar. Voorts heeft Dexia haar zorgplicht op grond van artikel 28 NR 99 niet nageleefd en daarmee onrechtmatig gehandeld. Zij had dienen te onderzoeken of het aangeboden product door [eiser] begrepen werd en paste bij diens doelstelling, alsmede onderzoek dienen te doen naar de financiële positie, beleggingservaring en risicobereidheid van [eiser]. De doelstelling van [eiser] was om te sparen om op zichzelf te gaan wonen. Een product met een risico op het ontstaan van een grote restschuld paste daar niet bij.
2.3.
Spaar Select fungeerde als een verkoopinstrument van Dexia. Zij was ook door Dexia of Bank Labouchere getraind. Er is aansprakelijkheid van Dexia op grond van de artikelen 6:76 BW, dan wel 6: 171 en 6:172 BW, dan wel op grond van onrechtmatige daad. Dexia had – op grond van artikel 41 NR- ook geen order mogen aannemen van Spaar Select, zijnde een cliëntenremisier zonder vergunningsplicht. Spaar Select heeft zich in strijd met de vrijstellingsvoorwaarden beziggehouden met het doorgeven van een effectenorder en het adviseren over een specifiek product. Daardoor is voor [eiser] schade ontstaan, die aan Dexia kan worden toegerekend. Zonder de advisering door Spaar Select zou [eiser] de overeenkomst niet zijn aangegaan. Subsidiair is sprake van een toerekenbare tekortkoming. De schade van [eiser] bestaat uit de betaalde inleg en de restschuld (totaal € 17.531,80), verminderd met de eventuele voordelen, als dividend. Er is geen sprake van eigen schuld bij [eiser]. Hij mocht in redelijkheid afgaan op Spaar Select als adviseur. Dexia dient er nu voor te zorgen dat de A-codering van [eiser] bij het BKR wordt geschrapt. Het na-ijleffect van 5 jaar dient te worden voorkomen.
2.4.
[eiser] maakt aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke kosten. Er zijn gedurende vele jaren veel moeite en kosten besteed in verband met belangenbehartiging, het opvragen en verwerken van gegevens en het maken van ingewikkelde berekeningen in het kader van een schikkingsvoorstel. Vervolgens heeft Dexia hier niet op gereageerd.
3. Het verweer in conventie
3.1
Dexia verzoekt de vordering in conventie af te wijzen. Zij voert het volgende aan. De Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease zijn op de overeenkomst van toepassing. Bij toewijzing van de vordering van [eiser] doet Dexia een beroep op verrekening met gedane uitkeringen. Dexia is haar afnemers verregaand tegemoetgekomen via de zogenaamde Duisenberg-regeling (een schikking), die door het Gerechtshof Amsterdam verbindend is verklaard. Dexia voert aan dat zij te goeder trouw de overeenkomst met [eiser] is aangegaan. Uit niets bleek dat [eiser] op het moment van aangaan van de overeenkomst niet in staat was te begrijpen en te overzien wat hij aanging. De verklaring van de huisarts is bijna 2 jaar na dato afgegeven, bestrijkt een te ruime periode en is te algemeen. De vertegenwoordiger van Spaar Select heeft de gestelde gemoedstoestand niet kunnen signaleren. Het beroep op ontbreken van de wil, misbruik van omstandigheden en dwaling is dan ook onterecht. Uit de overeenkomst zelf blijkt dat sprake was van een lening.
3.2.
Dexia voert verder aan dat [eiser] ten onrechte een zorgplicht van Dexia aanneemt om ook de beleggingsdoelstelling van [eiser] vooraf te toetsen. De NR voorzag daar echter niet in. Dexia erkent wel haar waarschuwingsplicht te hebben verzuimd. Voor wat betreft de gestelde onderzoeksplicht voert Dexia aan dat er alleen dan een condicio sine qua non verband met enig nadeel zou zijn, als Dexia bij een onderzoek naar de financiële positie zou hebben bemerkt dat er voor [eiser] naar redelijke verwachting een onaanvaardbaar zware financiële last kon ontstaan. De bewijslast terzake ligt bij [eiser]. Deze heeft echter verzuimd een uittreksel GBA met betrekking tot de gemeenschappelijke huishouding in 2000 over te leggen. Dexia betwist dat zij de overeenkomst aan [eiser] had moeten ontraden, nu niet duidelijk is geworden dat er een risico was op de genoemde onaanvaardbaar zware financiële last. Er is geen vergoedingsplicht voor Dexia, noch ten aanzien van de inleg, noch ten aanzien van de door [eiser] onbetaald gelaten restschuld.
3.3.
Er is sprake van eigen schuld bij [eiser]. Minimaal een derde gedeelte van de restschuld (33,3 %), die [eiser] overigens onbetaald heeft gelaten, dient voor rekening van [eiser] te blijven. [eiser] kan niet slechts verwijzen naar de voorlichting of de aanprijzingen van Spaar Select. Hij had zelf kennis moeten nemen van de inhoud van de overeenkomst.
3.4.
Dexia betwist bij gebrek aan wetenschap hetgeen tussen [eiser] en Spaar Select zou zijn voorgevallen. Voorts betwist Dexia dat zij aansprakelijk zou zijn op grond van de artikelen 6:76 BW, 6:171 BW en/of 6:172 BW. Zij voert voorts aan dat Spaar Select niet is opgetreden als vertegenwoordiger van Dexia. Zij schakelde Spaar Select ook niet in om uitvoering te geven aan enige verbintenis. Spaar Select had overigens ook de vrijheid voor concurrenten te bemiddelen.
3.5.
Dexia doet met betrekking tot de vordering op grond van onrechtmatige daad een beroep op verjaring ten tijde van de dagvaarding. De overeenkomst is beëindigd in 2006. Een eventueel nadeel is toen pas ingetreden, terwijl de betwiste gedraging in strijd met artikel 41 NR uit 2000 stamt.
3.6.
Spaar Select viel onder de vrijstellingsregeling van de Wet Toezicht Effectenverkeer 1995. Dexia voert verder aan dat Spaar Select niet slechts een order heeft doorgegeven aan haar. Het insturen van het aanvraagformulier van [eiser] betreft geen order. De overeenkomst was daarmee nog niet tot stand gekomen. Voorts voert Dexia aan dat –ook als Spaar Select het product had aangeprezen of daarover had geadviseerd- dit destijds nog niet een vergunningplichtige activiteit opleverde. Overigens is er geen causaal verband tussen het gemaakte verwijt en het gestelde beleggingsnadeel van [eiser].
3.7.
Dexia voert voorts aan, dat [eiser] een aantal termijnen onbetaald heeft gelaten, ter hoogte van in totaal € 9.756,27. Deze dienen op grond van artikel 6:101 BW voor rekening van [eiser] te komen.
3.8.
Voor wat betreft de mededeling aan het BKR voert Dexia aan dat zij op grond van het Algemeen Reglement van het BKR gehouden was aan deze melding te doen inzake de verplichtingen van [eiser]. Bovendien heft Dexia het niet in haar macht gegevens bij BKR te schrappen. BKR beslist daarover.
3.9.
Dexia betwist voorts de ingangsdatum van de door [eiser] gevorderde wettelijke rente. Deze dient –in voorkomend geval- bepaald te worden op het moment van beëindiging van de overeenkomst, zijnde 24 april 2006, c.q. op de datum van de eindafrekening. Daarnaast betwist Dexia de verschuldigdheid van buitengerechtelijke kosten, nu [eiser] die niet heeft onderbouwd. De gevorderde kosten doorstaan niet de dubbele redelijkheidstoets. Daarnaast dient rekening te worden gehouden met artikel 6:101 BW.
4. De vordering in reconventie
4.1.
Dexia vordert dat [eiser] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, zal worden veroordeeld tot betaling aan Dexia van een bedrag van € 11.859,55, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 mei 2006 tot de dag der algehele voldoening, met veroordeling van [eiser] in de proceskosten.
4.2.
Naast hetgeen reeds door haar in conventie is aangevoerd, voert Dexia als grondslag in reconventie het volgende aan. De overeenkomst is geëindigd met een restschuld van € 11.859,55. [eiser] verkeert dienaangaande in verzuim.
5. Het verweer in reconventie
5.1.
[eiser] verzoekt de vordering in reconventie af te wijzen. Hij is niets meer verschuldigd aan Dexia, omdat de overeenkomst vernietigd is, en subsidiair omdat er geen sprake is van eigen schuld aan zijn zijde (in het geval van schending van de zorgplicht). [eiser] is de achterstallige posten op de eindafrekening niet verschuldigd, noch enige restschuld.
6. Beoordeling van het geschil
In conventie
6.1.
Allereerst dient te worden bezien of [eiser] terecht een beroep heeft gedaan op het ontbreken van een met zijn verklaring overeenstemmende wil, wegens een stoornis in zijn geestvermogens (artikel 3:34 lid 1 BW), dan wel of Dexia daarentegen gerechtvaardigd mocht vertrouwen op de verklaring van [eiser] (zijnde in dit geval het sluiten van de overeenkomst), conform artikel 3:35 BW.
6.2.
Voorop dient te worden gesteld dat een stoornis van de geestvermogens in de zin van het genoemde artikel ook een tijdelijke stoornis kan zijn, bijvoorbeeld als gevolg van een zeer heftige emotie. Artikel 3:34 lid 1 BW gaat uit van het ontbreken van een met de verklaring overeenstemmende wil, als de stoornis een redelijke waardering van de bij de handeling betrokken belangen belette, of als de verklaring onder invloed van de stoornis is gedaan. Dexia heeft bij verweer een beroep gedaan op de zogenaamde vertrouwensbescherming. Daarvoor moet worden beoordeeld of Dexia er onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijs op mocht vertrouwen dat het afsluiten van de overeenkomst door [eiser] ook echt gewenst was. Onder omstandigheden eist de jurisprudentie voorafgaand onderzoek door een wederpartij, dat de verklarende partij daadwerkelijk wil wat hij of zij verklaart.
6.3.
[eiser] heeft een verklaring overgelegd van directeur J.W. van Dijk van Spaar Select, waarin deze aangeeft dat Spaar Select er tevoren niet door Dexia, dan wel Bank Labouchere, op is gewezen dat nagegaan moest worden of het product wel paste bij de doelstelling van de klant, of deze terzake voldoende kennis en inzicht had in het product of het risico ervan begreep. Pas in 2001 zijn –zo geeft Van Dijk aan- dergelijke compliance-maatregelen geïntroduceerd. A fortiori geeft Van Dijk nog aan dat hijzelf, noch de medewerkers van Spaar Select wisten welk groot risico aan het product was verbonden. Van Dijk beschrijft verder dat Dexia trainingen gaf aan Spaar Select over het product, en ook brochures meegaf of nakeek. Dexia heeft de door Van Dijk beschreven gang van zaken niet betwist, maar geeft aan dat zijzelf, noch de vertegenwoordiger van Spaar Select hebben kunnen signaleren dat [eiser] niet in staat zou zijn geweest de impact van zijn verklaring te overzien, gelet op de omstandigheden.
6.4.
Vaststaat dat het betreffende verkochte product een voor leken ingewikkeld product is (een effectenlease-overeenkomst). Vaststaat ook dat de tekst van de overeenkomst aangeeft dat het om een effectenlease-overeenkomst gaat, dat gesproken wordt over te betalen rentepercentages, een leasesom en over te betalen maandtermijnen, en dat een van de alinea’s rept over mogelijke beëindiging door de lessee, na of binnen 60 maanden, gekoppeld aan een verplichting tot betaling van resterende bedragen. De overeenkomst beslaat 1 pagina en verwijst naar de Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease die zijn afgedrukt op de ommezijde. [eiser] verklaart in de overeenkomst door ondertekening met die voorwaarden bekend te zijn en daarmee akkoord te gaan.
6.5.
Het volgende wordt met betrekking tot het beroep van [eiser] op een geestesstoornis overwogen. Gezien de aard van de overeenkomst, de ingewikkeldheid en risico van het product en de omstandigheden waarin [eiser] de overeenkomst tekende- in de maand dat zijn moeder na een ernstig ziekbed overleed terwijl de contacten met de vertegenwoordiger van Spaar Select in diezelfde maand in het ouderlijk huis, waar [eiser] nog woonde, plaatsvonden - en gezien de verklaring van de huisarts (ook al ziet deze op de emotievolle periode voor de familie als zodanig en is deze pas 2 jaar later opgesteld) is voldoende komen vast te staan dat de ondertekening van de overeenkomst door [eiser] niet overeenstemde met zijn wil, vanwege een tijdelijke geestesstoornis bij [eiser]. Van belang is daarbij ook dat [eiser] ten tijde van ondertekening van de overeenkomst 20 jaar oud was en –naar niet is betwist- geen kennis of ervaring had met effecten. De conclusie moet zijn dat de tijdelijke geestesstoornis van [eiser] een redelijke waardering van de bij de handeling betrokken belangen heeft belet. Van de gesprekspartner Spaar Select, die klanten thuis bezocht en dus had moeten weten van de moeilijke thuissituatie van [eiser], mocht worden verwacht dat zij onderzocht of [eiser] daadwerkelijk wilde wat hij verklaarde door middel van ondertekening. Nu uit de verklaring van Van Dijk –die niet weersproken is- naar voren komt dat Dexia c.q. Bank Labouchere trainingen gaf over het product aan Spaar Select, de brochures meegaf of nazag, en de vinger aan de pols hield, moet de onderzoeksplicht van Spaar Select –zijnde in wezen niet anders dan een tussenpersoon en adviseur waarvan Dexia zich bediende- aan Dexia worden toegerekend. Dat geen nader onderzoek is gedaan naar de daadwerkelijke wil van [eiser] in diens specifieke omstandigheden, komt daarmee voor rekening en risico van Dexia. Zij kan zich derhalve niet beroepen op de goede trouw, c.q. op gerechtvaardigd vertrouwen.
6.6.
Gezien het hierboven overwogene heeft [eiser], door op 11 maart 2003 de vernietigbaarheid wegens een wilsgebrek in te roepen –en dit later te herhalen-, de overeenkomst middels een buitengerechtelijke verklaring vernietigd. Op grond van artikel 3:53 lid 1 BW werkt de vernietiging terug tot het tijdstip waarop de rechtshandeling is verricht, zijnde het sluiten van de overeenkomst. Op de overeenkomst staat vermeld dat deze is ingekomen bij Dexia op 1 september 2000, zodat van deze datum als datum van totstandkoming van de overeenkomst zal worden uitgegaan. De vordering tot verklaring voor recht zal op de primaire grond worden toegewezen. De overige gronden kunnen daarmee buiten beschouwing blijven.
6.7.
Nu de overeenkomst met terugwerkende kracht nietig is, ligt de vordering van [eiser] tot terugbetaling van de reeds op grond van die overeenkomst door hem betaalde bedragen eveneens voor toewijzing gereed. Niet is overigens komen vast te staan dat Dexia enig bedrag, aan dividend of anderszins, aan [eiser] heeft uitbetaald, zodat aftrek van enig bedrag niet aan de orde is. Voorzover Dexia bedoeld heeft een beroep op verrekening te doen met door [eiser] onbetaald gelaten leasetermijnen, kan dit beroep evenmin slagen, vanwege de nietigheid van de overeenkomst. De rentevordering van [eiser] over het terug te betalen bedrag wordt om diezelfde reden toegewezen als gevorderd.
6.8.
Dexia heeft betwist buitengerechtelijke kosten verschuldigd te zijn, omdat door de gemachtigde geen specifieke incassohandelingen zouden zijn verricht. Dit verweer moet worden verworpen. Het staat immers vast dat in de loop van het contract diverse pogingen gedaan zijn door [eiser] en diens gemachtigde(n) om de betaalde bedragen terug te vorderen, waarbij veel in het werk is gesteld om tegenover Dexia te onderbouwen dat [eiser] nadeel heeft geleden. Gesteld en onvoldoende weersproken is dat Dexia daarop –behoudens in de beginperiode- niet of nauwelijks reageerde. Als voldoende vaststaand moet daarom worden aangenomen dat de betreffende incassokosten gemaakt zijn, en deze zijn ook in redelijkheid gemaakt, gelet op de belangen van [eiser]. Voor de hoogte van de toe te wijzen kosten zal worden uitgegaan van 2 punten van het liquidatietarief, vermeerderd met 21% BTW. Toegewezen wordt derhalve een bedrag van € 605,00.
6.9.
Dexia heeft aangevoerd dat zij geen invloed heeft op het daadwerkelijk schrappen van [eiser] in het BKR-register. Wat hiervan ook zij, [eiser] heeft er belang bij dat aan de Stichting BKR wordt medegedeeld dat de onderhavige overeenkomst vernietigd is, en dat de A-codering kan worden geschrapt. De betreffende vordering zal daarom worden toegewezen.
6.10.
De vordering tot veroordeling van Dexia in de proceskosten zal worden toegewezen, nu Dexia als de in het ongelijk gestelde partij moet worden beschouwd. De nakosten zijn door [eiser] niet onderbouwd of gespecificeerd, zodat dit deel van de vordering wordt afgewezen.
In reconventie
6.11.
Nu de overeenkomst –gezien het bovenstaande- nietig is, zal de vordering in reconventie tot betaling van de door Dexia gestelde restschuld worden afgewezen. De proceskosten in reconventie komen derhalve voor rekening van Dexia.

Beslissing

De kantonrechter:

In conventie:
verklaart voor recht dat de overeenkomst vernietigd is op grond van ontbreken van de wil aan de zijde van [eiser];
veroordeelt Dexia om aan [eiser] te voldoen al hetgeen deze aan Dexia ingevolge het contract heeft voldaan, vermeerderd met de wettelijke rente daarover telkens vanaf de dag van betaling door [eiser] aan Dexia;
veroordeelt Dexia tot betaling van een bedrag van € 605,00, inclusief BTW, aan buitengerechtelijke kosten;
veroordeelt Dexia om aan de Stichting BKR mede te delen dat de overeenkomst tussen Dexia (c.q. haar rechtsvoorgangster) en [eiser] vernietigd is en dat de A-codering kan worden geschrapt;
veroordeelt Dexia in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiser] vastgesteld op € 77,00 aan griffierecht, € 92,82 aan explootkosten, en € 500,00 aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
In reconventie:
wijst de vorderingen af;
veroordeelt Dexia in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiser] vastgesteld op € 600,00 aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis –voorzover het de proceskostenveroordeling betreft- uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. E. van Schouten, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting.