ECLI:NL:RBROT:2014:10830

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 december 2014
Publicatiedatum
9 maart 2015
Zaaknummer
3473272
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens gewichtige redenen en vergoeding bij verstoorde arbeidsverhouding

In deze zaak heeft de kantonrechter op 9 december 2014 uitspraak gedaan over de ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen de besloten vennootschap Anthura B.V. en de verweerster, die sinds 6 december 2005 in dienst was als assistent onderzoeker. De ontbinding werd verzocht op grond van gewichtige redenen, omdat er een verstoorde arbeidsverhouding was ontstaan na een conflict tussen de verweerster en haar leidinggevende. De kantonrechter oordeelde dat de werkgever, Anthura, onvoldoende inspanningen had geleverd om het conflict op te lossen, wat leidde tot een vertrouwensbreuk. De kantonrechter concludeerde dat de verstoorde arbeidsverhouding voornamelijk aan Anthura te wijten was, omdat zij niet adequaat had gereageerd op de situatie. De rechter kende een vergoeding toe van € 10.600,00 bruto aan de verweerster, maar weigerde een hogere vergoeding toe te kennen, omdat het conflict was begonnen met een misplaatste opmerking van de verweerster. De beslissing hield ook in dat beide partijen de eigen proceskosten moesten dragen. De kantonrechter stelde Anthura in de gelegenheid om haar verzoek in te trekken, met een deadline van 29 december 2014, en bepaalde dat de arbeidsovereenkomst per 1 januari 2015 zou worden ontbonden als het verzoek niet tijdig werd ingetrokken.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 3473272 VZ VERZ 14-12530
uitspraak: 9 december 2014
beschikking ex artikel 7:685 Burgerlijk Wetboek van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Anthura B.V.,
gevestigd te Bleiswijk,
verzoekster,
gemachtigde: mr. Ph. A.J. Raaijmaakers te Amsterdam,
tegen
[verweerster],
wonende te Den Haag,
verweerster,
gemachtigde: mr. W. Hoogerhuis-Wessels te Den Haag.

1.Het verloop van de procedure

Van de volgende processtukken is kennisgenomen:
  • het verzoekschrift, met bijlagen, ontvangen op 3 oktober 2014;
  • het verweerschrift, met bijlagen, houdende een zelfstandig tegenverzoek;
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 18 november 2014. Anthura verscheen bij de heer [K.], algemeen directeur, vergezeld van de heer [W.] personeelszaken, en de heer [V.], leidinggevende, bijgestaan door de gemachtigde mr. Raaijmaakers. [verweerster]verscheen in persoon, bijgestaan door de gemachtigde
mr. Hoogerhuis-Wessels. Beide partijen hebben hun standpunt nader toegelicht.

2.De feiten

In deze procedure wordt uitgegaan van de volgende feiten:
  • Anthura veredelt en vermeerdert anthurium en orchideeën voor zowel de pot- als de snijcultuur;
  • [verweerster]geboren op 8 oktober 1981, is sinds 6 december 2005 bij Anthura in dienst, laatstelijk in de functie van assistent onderzoeker, tegen een loon €2.196,26 bruto per maand exclusief 8% vakantietoeslag en overige emolumenten;
  • [verweerster]is werkzaam in het laboratorium van de afdeling R&D van Anthura te Bleiswijk. Haar leidinggevende is de heer [V.];
  • [verweerster]volgt een tweejarige cursus Plantenveredeling te Wageningen in welk kader zij aan een scriptie werkt;
  • Op 27 juni 2014 vroeg [verweerster]aan [V.] of zij monsters mee mocht nemen vanuit de kas te Lisse naar het laboratorium van Anthura te Bleiswijk. [V.] nam daartoe telefonisch contact op met de veredelaars [D.]en [S.]. [verweerster]verweet [V.] daarbij een onheuse toon te hebben aangeslagen tegen de beide veredelaars waarna zij [V.] meedeelde dat zij hem geen extra informatie meer zou geven buiten de feiten over haar eigen werkzaamheden en onderzoek.
  • Op 2 juli 2014 vond een gesprek plaats naar aanleiding van het gebeurde op 27 juni 2014. Anthura heeft aansluitend [verweerster]op non-actief gesteld en heeft een voorstel tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst gedaan;

3.Het verzoek en de grondslag daarvan

Het verzoek strekt tot ontbinding van de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst wegens gewichtige redenen, met toekenning van een vergoeding aan [verweerster]van € 2.196,26 bruto en met veroordeling van [verweerster]in de kosten van het geding. Daartoe voert Anthura aan dat het vertrouwen in de persoon en de inzet van [verweerster]is verloren gegaan. Er is over en weer sprake van een onherstelbare vertrouwensbreuk.

4.Het verweer en tegenverzoek

Het verweer strekt tot toewijzing van het verzoek onder toekenning van een vergoeding van € 21.350,00 bruto ten laste van Anthura. [verweerster]verzoekt voorts voor het geval Anthura na toekenning van de vergoeding haar verzoek zou intrekken, de arbeidsovereenkomst te ontbinden onder toekenning van een vergoeding van € 21.350,00 bruto, met veroordeling van Anthura in de proceskosten. Zij voert daartoe aan dat de arbeidsrelatie verstoord is geraakt en sprake is van een wederzijdse vertrouwensbreuk die volledig te wijten is aan Anthura.

5.De beoordeling

Partijen hebben medegedeeld dat het ontbindingsverzoek geen verband houdt met een opzegverbod en er is geen aanleiding aan de juistheid van die mededeling te twijfelen.
Niet in geschil is dat sprake is van een onherstelbaar verstoorde arbeidsverhouding en dat beide partijen daarin een zodanige wijziging van de omstandigheden zien dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen billijkheidshalve op korte termijn behoort te eindigen. Het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst wordt dan ook toegewezen op de hierna te noemen datum.
Het geschil spitst zich toe op de vraag of er reden is om aan [verweerster]een hogere vergoeding toe te kennen dan de door Anthura aangeboden vergoeding. De kantonrechter kan op grond van artikel 7:685 lid 8 BW een vergoeding toekennen zo hem dat met het oog op de omstandigheden van het geval billijk voorkomt. In dit geval is bepalend aan welke partij de ontbindingsgrond – dus de verstoorde arbeidsverhouding – is te verwijten of is toe te rekenen.
Het ontstaan van het conflict is terug te voeren tot het gesprek tussen [verweerster]en haar leidinggevende [V.] op vrijdag 27 juni 2014. Voordien was de verstandhouding immers goed. Bij die gelegenheid deed [verweerster]een uitspraak die voor [V.] – en Anthura – onacceptabel was.
Met Anthura is de kantonrechter van oordeel dat van een (assistent-) onderzoekster die werkzaam is op de afdeling R&D, in beginsel verlangd mag worden dat alle informatie die de onderzoekster in het kader van haar werkzaamheden verkrijgt, wordt gedeeld. [verweerster]heeft door het doen van die uitlating de verstandhouding met haar leidinggevende op scherp gezet.
De zorg voor een goede sfeer en verstandhouding op de werkvloer behoort tot de verantwoordelijkheid van de werkgever. Dit vloeit voort uit het instructierecht van de werkgever. Indien een conflict zich tussen twee werknemers voordoet zoals in dit geval, dient de werkgever nader onderzoek te doen naar de aanleiding en motieven van de betrokken werknemers en zo mogelijk bemiddelend op te treden. Dit betekent dat Anthura op 2 juli 2014 had moeten informeren naar de achtergrond van de gewraakte opmerking en had moeten vragen of [verweerster]bij haar opmerking bleef. [verweerster]betwist uitdrukkelijk dat tijdens het gesprek op 2 juli 2014 de gewraakte opmerking aan bod is geweest. Volgens [verweerster]is er niet meer gesproken over haar standpunt en wat zij al dan niet had gezegd tegen [V.]. Wat hiervan zij, uit het enkele feit dat Anthura op 2 juli 2014 reeds een vaststellingsovereenkomst klaar had liggen volgt dat Anthura zonder zorgvuldig onderzoek tot de conclusie was gekomen dat de arbeidsovereenkomst moest eindigen. Daarmee heeft Anthura in onvoldoende mate de mogelijkheid onderzocht of het conflict tussen [V.] en [verweerster]in der minne opgelost kon worden. De kantonrechter acht het zeker niet uitgesloten dat, indien Anthura op 2 juli 2014 zonder vooringenomenheid en op open wijze het gesprek met [verweerster]was aangegaan, het probleem opgelost en de arbeidsovereenkomst voortgezet had kunnen worden. Met de op non-actiefstelling heeft Anthura een minnelijke oplossing definitief gefrustreerd. Dat zij later alsnog heeft ingestemd met mediation doet er niet aan af dat de verantwoordelijkheid voor de vertrouwensbreuk en verstoorde arbeidsverhouding in overwegende mate bij Anthura ligt. Anthura had het eenvoudigweg niet zo ver moeten laten komen. Daarom doet de latere handelwijze van [verweerster]ten aanzien van haar vermeende octrooiaanspraak niet meer ter zake.
De slotsom is dat de vertrouwensbreuk en de dientengevolge verstoorde arbeidsverhouding aan Anthura is toe te rekenen en dat zij zich onvoldoende heeft ingespannen om het conflict, of mogelijke misverstand, minnelijk op te lossen. Hierin zou een grond kunnen liggen om bij de vaststelling van de vergoeding, een correctiefactor van groter dan c=1 in de zogenoemde kantonrechtersformule toe te passen. Dit zou miskennen dat het conflict begonnen is met een volstrekt misplaatste opmerking van [verweerster], waarop zij terecht aangesproken is. Daarom wordt afgezien van een hogere vergoeding dan de neutrale, waarbij een correctiefactor van c=1 wordt toegepast. Het vorenstaande leidt ertoe dat een vergoeding zal worden toegekend van € 10.600,00 bruto.
Nu de kantonrechter voornemens is voornoemde vergoeding toe te kennen, dient aan beide partijen de gelegenheid geboden te worden hun verzoek in te trekken. Anthura heeft immers een lagere vergoeding aangeboden en [verweerster]heeft een hogere vergoeding verzocht dan zal worden toegekend. Die gelegenheid wordt Anthura en [verweerster]geboden tot en met 29 december 2014 te 14.00 uur, respectievelijk 30 december 2014 te 14.00 uur.
Gezien de aard en de uitkomst van deze procedure is er aanleiding de kosten van de procedure te compenseren in die zin dat beide partijen de eigen kosten dragen.
6. De beslissing
De kantonrechter:
stelt Anthura in de gelegenheid haar verzoek in te trekken door middel van een uiterlijk op 29 december 2014 te 14.00 uur ter griffie te ontvangen schriftelijke mededeling met gelijktijdige toezending van een afschrift daarvan aan de wederpartij;
en voor het geval het verzoek niet of niet tijdig door Anthura wordt ingetrokken:
ontbindt de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst met ingang van 1 januari 2015;
kent aan [verweerster]ten laste van Anthura een vergoeding toe van €10.600,00 bruto en veroordeelt Anthura deze vergoeding te betalen;
bepaalt dat elk der partijen de eigen kosten van deze procedure draagt;
en uitsluitend voor het geval Anthura haar verzoek tijdig intrekt:
stelt [verweerster]in de gelegenheid haar verzoek in te trekken door middel van een uiterlijk op 30 december 2014 te 14.00 uur ter griffie te ontvangen schriftelijke mededeling met gelijktijdige toezending van een afschrift daarvan aan de wederpartij;
en voor het geval [verweerster]haar verzoek niet tijdig intrekt:
ontbindt de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst met ingang van 1 januari 2015;
kent aan [verweerster]ten laste van Anthura een vergoeding toe van €10.600,00 bruto en veroordeelt Anthura deze vergoeding te betalen;
bepaalt dat elk der partijen de eigen kosten van deze procedure draagt;
Deze beschikking is gegeven door mr. P. Vlaswinkel en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
693