In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam, heeft de kantonrechter op 13 juni 2014 een tussenvonnis gewezen in een civiele procedure tussen eiser en gedaagde. Eiser, vertegenwoordigd door mr. E.H.P. Dingenouts, vorderde schadevergoeding na een onrechtmatige ontruiming en lekkages in de woning. Gedaagde, vertegenwoordigd door mr. N. Lagerweij, betwistte de aansprakelijkheid. De procedure volgde op een eerdere uitspraak van 15 november 2013, waarin de kantonrechter al een voorlopig oordeel had gegeven over de vorderingen van partijen. De kantonrechter heeft in dit tussenvonnis de feiten verder vastgesteld en partijen de gelegenheid gegeven om hun standpunten te verduidelijken. Eiser stelde dat de lekkages in zijn woning op 27 september 2008 en 12/13 november 2009 schade hadden veroorzaakt aan zijn inboedel. Gedaagde betwistte dit en stelde dat de lekkages het gevolg waren van werkzaamheden door de bovenburen. De kantonrechter oordeelde dat gedaagde aansprakelijk was voor de schade die eiser had geleden door de onrechtmatige ontruiming, maar dat de oorzaak van de lekkages nader bewijs vereiste. Eiser werd toegelaten tot bewijslevering over de stelling dat de lekkage het gevolg was van ondeugdelijk aangebrachte voorzieningen door gedaagde. De kantonrechter hield verdere beslissingen aan en verwees de zaak naar de rolzitting voor bewijslevering. De zaak illustreert de complexiteit van aansprakelijkheidskwesties in het civiele recht, vooral in verband met onrechtmatige ontruimingen en de gevolgen daarvan voor de betrokken partijen.