Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.De procedure
de heer [naam partner] (met rekestnummer [nummer]), gehoord ter terechtzitting van 31 oktober 2014. De uitspraak is bepaald op heden.
2.De feiten
3.De beoordeling
[naam advocatenkantoor] ad. € 83.088,21, ontstaan in 2013. Ter terechtzitting is gebleken dat deze schuld betrekking heeft op een veroordeling van[naam partner] uit hoofde van bestuursaansprakelijkheid, in verband met op 30 maart 2010 gefailleerde onderneming, [naam vennootschap], waarvan [naam partner] statutair bestuurder was. Niet gebleken is dat verzoekster enige (bestuurlijke) bemoeienis heeft gehad met [naam vennootschap]. Zij is ook niet door de curator aangesproken uit hoofde van bestuurdersaansprakelijkheid. Verzoekster kan daarom naar het oordeel van de rechtbank niet worden aangemerkt als (mede) schuldenaar van deze schuld. Dit leidt ertoe dat niet is gebleken dat ten aanzien van verzoekster sprake is van een situatie zoals bedoeld in artikel 284, eerste lid, van de Faillissementswet.
4.De beslissing
J.A. van Aanholt, griffier, in het openbaar uitgesproken op 7 november 2014. [1]