ECLI:NL:RBROT:2014:10796
Rechtbank Rotterdam
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechters in strafzaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 29 december 2014 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door een gedetineerde, die zich in een strafzaak bevond. Het verzoeker, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. M.F.A. van Pelt, stelde dat de rechters vooringenomen waren. Dit was gebaseerd op twee beslissingen die de rechters hadden genomen tijdens de behandeling van de strafzaak op 11 december 2014. Ten eerste werd het verzoek tot het horen van verbalisanten afgewezen, wat verzoeker als een inbreuk op zijn privacy beschouwde. Ten tweede was het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis van verzoeker afgewezen, terwijl de voorlopige hechtenis van medeverdachten wel was geschorst. De wrakingskamer oordeelde dat de afwijzing van het verzoek tot het horen van verbalisanten een procesbeslissing was en dat de rechters een gemotiveerde beslissing moesten kunnen nemen om de procedure voortgang te laten vinden. De wrakingskamer concludeerde dat de beslissing van de rechters niet zo onbegrijpelijk was dat deze alleen verklaard kon worden door vooringenomenheid. Ook de beslissing om de voorlopige hechtenis van verzoeker niet te schorsen, werd niet als een zwaarwegende aanwijzing voor partijdigheid gezien. De wrakingskamer oordeelde dat er geen objectieve factoren waren die de vrees voor vooringenomenheid van de rechters gerechtvaardigd maakten. Het verzoek tot wraking werd daarom ongegrond verklaard en afgewezen.