ECLI:NL:RBROT:2014:10796

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 december 2014
Publicatiedatum
2 februari 2015
Zaaknummer
465915 / HA RK 14-1100
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechters in strafzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 29 december 2014 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door een gedetineerde, die zich in een strafzaak bevond. Het verzoeker, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. M.F.A. van Pelt, stelde dat de rechters vooringenomen waren. Dit was gebaseerd op twee beslissingen die de rechters hadden genomen tijdens de behandeling van de strafzaak op 11 december 2014. Ten eerste werd het verzoek tot het horen van verbalisanten afgewezen, wat verzoeker als een inbreuk op zijn privacy beschouwde. Ten tweede was het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis van verzoeker afgewezen, terwijl de voorlopige hechtenis van medeverdachten wel was geschorst. De wrakingskamer oordeelde dat de afwijzing van het verzoek tot het horen van verbalisanten een procesbeslissing was en dat de rechters een gemotiveerde beslissing moesten kunnen nemen om de procedure voortgang te laten vinden. De wrakingskamer concludeerde dat de beslissing van de rechters niet zo onbegrijpelijk was dat deze alleen verklaard kon worden door vooringenomenheid. Ook de beslissing om de voorlopige hechtenis van verzoeker niet te schorsen, werd niet als een zwaarwegende aanwijzing voor partijdigheid gezien. De wrakingskamer oordeelde dat er geen objectieve factoren waren die de vrees voor vooringenomenheid van de rechters gerechtvaardigd maakten. Het verzoek tot wraking werd daarom ongegrond verklaard en afgewezen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer: 10/465915
Rekestnummer: HA RK 14-1100
Beslissing van 29 december 2014
op het verzoek van
[naam verzoeker],
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [naam P.I.],
verzoeker,
advocaat mr. M.F.A. van Pelt,
strekkende tot wraking van:
mrs. W.H.J. Stemker Köster, mr. K.T. van Barneveld, mr. M.M. Koevoets,rechters in de rechtbank Rotterdam, afdeling publiek, team straf 2 (hierna: de rechters).

1.Het procesverloop en de processtukken

Ter zitting van 11 december 2014 is door de meervoudige kamer van deze rechtbank, van welke kamer de rechters deel uitmaken, behandeld de tegen verzoeker aanhangig gemaakte strafzaak.
Die procedure draagt als parketnummer 10/650235-14.
Bij gelegenheid van die behandeling heeft verzoeker de wraking van de rechters verzocht.
De wrakingskamer heeft kennis genomen van de volgende stukken:
- het proces-verbaal van de hiervoor bedoelde zitting;
- de schriftelijke toelichting op het wrakingsverzoek.
Verzoeker, de officier van justitie mr. E.M. Loppé alsmede de rechters zijn verwittigd van de datum waarop het wrakingsverzoek zou worden behandeld en zijn voor de zitting uitgenodigd.
De rechters zijn in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechters hebben van die gelegenheid geen gebruik gemaakt.
Ter zitting van 17 december 2014, alwaar het wrakingsverzoek is behandeld, zijn verschenen verzoeker en zijn raadsvrouw mr. M.F.A. van Pelt. De raadsvrouw heeft aan de hand van een pleitnota het standpunt van verzoeker nader toegelicht.

2.Het verzoek en het verweer daartegen

2.1
Ter adstructie van het wrakingsverzoek heeft verzoeker het volgende aangevoerd - verkort en zakelijk weergegeven - :
Verzoeker is van mening dat er op ontoelaatbare wijze inbreuk is gemaakt op zijn privacy, doordat er met een camera van Stadstoezicht op 16 juni 2014 gedurende meerdere uren in zijn woning is gekeken. Daar de camerabeelden vernietigd zijn, ziet verzoeker het horen van twee verbalisanten , als zijn enige mogelijkheid om te toetsen of er in zijn woning is ingekeken. Nu het horen van die getuigen gemotiveerd is verzocht en dat verzoek desalniettemin is afgewezen, acht verzoeker de rechters vooringenomen.
Ten tweede is aangevoerd dat de voorlopige hechtenis van alle medeverdachten geschorst is, terwijl het verzoek tot schorsing van verzoeker is afgewezen. Verzoeker acht de persoonlijke belangen van de medeverdachten bij toewijzing van hun schorsingsverzoeken even zwaar als zijn eigen persoonlijk belang bij schorsing. . Er zijn weliswaar in de woning van verzoeker 44 bolletjes cocaïne aangetroffen , echter die bolletjes bevonden zich op de tafel waaraan medeverdachte [naam medeverdachte] (die wel geschorst is) zat, terwijl verzoeker in de keuken stond.
2.2
De rechters hebben niet in de wraking berust en zij hebben te kennen gegeven geen aanleiding te zien schriftelijk of ter zitting op het verzoek te reageren. Uit de e-mailcorrespondentie van de griffier van de wrakingskamer met de voorzitter van de strafkamer over de geplande zittingsdatum (welke e-mail door de voorzitter van de wrakingskamer ter zitting aan de orde is gesteld) volgt dat de voorzitter van de strafkamer te kennen heeft gegeven dat de zaak van verzoeker is aangehouden tot 4 maart 2015. Op die zitting staan in verband met het rooster andere rechters gepland dan de rechters die verzoeker gewraakt heeft. Indien verzoeker wil dat het schorsingsverzoek opnieuw bekeken wordt, dan kan hij een nieuw verzoek indienen bij de raadkamer van de rechtbank.

3.De beoordeling

3.1
Wraking is een middel ter verzekering van de onpartijdigheid van de rechter. Bij de beoordeling van een verzoek tot wraking dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat de rechters jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert, althans dat de door verzoeker geuite vrees voor vooringenomenheid van de rechter door objectieve factoren gerechtvaardigd is.
3.2
Vooropgesteld moet worden dat een voor een partij onwelgevallige beslissing van een rechter op zichzelf geen grond voor wraking oplevert. Dat geldt ook indien die beslissing op het oog mogelijk onjuist is, en ook indien er geen hogere voorziening mocht openstaan tegen die beslissing.
3.3
Dat kan anders zijn indien een aangevochten beslissing zozeer onbegrijpelijk is, dat daarvoor redelijkerwijze geen andere verklaring is te geven dan dat de beslissing door vooringenomenheid is ingegeven.
De wrakingskamer is van oordeel dat dit laatste niet het geval is en overweegt daartoe als volgt. Het wrakingsverzoek is gegrond op twee processuele beslissingen van de rechters tijdens de behandeling van zijn strafzaak op de openbare terechtzitting op 11 december 2014. De rechters hebben op die zitting namelijk twee in de ogen van verzoeker onwelgevallige beslissingen genomen, te weten het afwijzen van het verzoek tot het horen van verbalisanten alsmede het afwijzen van het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis.
De afwijzing van de verzoeken tot het horen van de verbalisanten is een procesbeslissing. Rechters moeten een tussentijds aan hen gevraagde procesbeslissing kunnen nemen en motiveren zodat de procedure voortgang kan vinden. Naar het oordeel van de wrakingskamer is deze beslissing in het licht van hetgeen ter zitting van 11 december 2014 hieromtrent is overwogen niet zo zeer onbegrijpelijk dat daarvoor geen andere verklaring kan worden gegeven, dan dat deze door vooringenomenheid is ingegeven.
De beslissing van de rechters om de voorlopige hechtenis van verzoeker, anders dan die van medeverdachten, niet te schorsen kan evenmin leiden tot toewijzing van het wrakingsverzoek. Met het nemen van een dergelijke beslissing met betrekking tot de voorlopige hechtenis blijkt weliswaar onvermijdelijk van een standpunt van de rechters, maar dat levert niet zonder meer een zwaarwegende aanwijzing op dat een vrees voor partijdigheid ten aanzien van andere door de rechters te nemen beslissingen objectief gerechtvaardigd is. Niet gebleken is dat de rechters bij het nemen van de beslissing zich reeds een oordeel hebben gevormd over feiten of rechtsvragen, dat eerst bij de eindbeslissing zou dienen te worden gevormd.
3.5
Het verzoek is mitsdien ongegrond. Het verzoek wordt afgewezen.

4.De beslissing

wijst af het verzoek tot wraking van mrs. W.H.J. Stemker Köster, K.T. van Barneveld en M.M. Koevoets.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.J.P. van Essen, voorzitter, mr. A. Eerdhuijzen en mr. P.C. Santema, rechters. Bij afwezigheid van de voorzitter is deze beslissing door mr. A. Eerdhuijzen uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 december 2014 in tegenwoordigheid van mr. N. Jallal, griffier en door hen ondertekend.
Verzonden op:
aan:
-
-
-
-