ECLI:NL:RBROT:2014:10793

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 december 2014
Publicatiedatum
2 februari 2015
Zaaknummer
463392 / HA RK 14-935
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechter mr. B.P.M. Weusten in civielrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 29 december 2014 uitspraak gedaan op een wrakingsverzoek van een verzoeker tegen rechter mr. B.P.M. Weusten. Het wrakingsverzoek was ingediend op 7 november 2014, terwijl de feiten en omstandigheden waarop het verzoek was gegrond, zich hadden voorgedaan tijdens een zitting op 14 oktober 2014. De verzoeker was aanwezig op deze zitting en had kennisgenomen van de uitlatingen, gedragingen en beslissingen van de rechter. De wrakingskamer oordeelde dat het verzoek niet tijdig was ingediend, aangezien de termijn van 24 dagen tussen de zitting en het indienen van het verzoek ruimschoots overschreed wat als 'onmiddellijk' kan worden beschouwd volgens artikel 37 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

De rechtbank overwoog dat het indienen van het verzoek na een dergelijke periode niet kon worden aangemerkt als het indienen 'zodra de feiten of omstandigheden bekend zijn geworden'. De verzoeker kon ter zitting ook niet toelichten waarom hij zo lang had gewacht met het indienen van het wrakingsverzoek. De rechtbank concludeerde dat de verzoeker niet-ontvankelijk diende te worden verklaard in zijn verzoek tot wraking.

De beslissing werd genomen door de meervoudige kamer voor wrakingszaken, bestaande uit de voorzitter mr. A.J.P. van Essen en de rechters mr. A. Eerdhuijzen en mr. P.C. Santema. De uitspraak werd gedaan ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van griffier mr. N. Jallal.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer: 463392
rekestnummer: HA RK 14-935
Beslissing van 29 december 2014
op het verzoek van
[naam verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
strekkende tot wraking van:
mr. B.P.M. Weusten, rechter in de rechtbank Rotterdam, afdeling privaatrecht, team kanton (hierna: de rechter).

1.Het procesverloop en de processtukken

Bij deze rechtbank, afdeling privaatrecht, team kanton zijn tussen verzoeker en [naam wederpartij] civielrechtelijke procedures aanhangig. Die procedures dragen als kenmerk 3018343 CV EXPL 14-19930 en 3351261 VZ VERZ 14-10831.
Bij brief van 7 november 2014 heeft verzoeker wraking van de rechter verzocht.
De wrakingskamer heeft kennis genomen van de volgende stukken:
- het proces-verbaal van de hiervoor bedoelde zitting;
- de schriftelijke toelichtingen op het wrakingsverzoek;
- het procesdossier.
Verzoeker, de rechter alsmede mr. G.H. Sjobbema, raadsman van [naam wederpartij] zijn verwittigd van de datum waarop het wrakingsverzoek zou worden behandeld en zijn voor de zitting uitgenodigd.
De rechter is in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechter heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt bij brief van 18 november 2014.
Ter zitting van 17 december 2014, waar het wrakingsverzoek is behandeld, zijn verschenen verzoeker en de rechter. Verzoeker heeft aan de hand van een pleitnota zijn standpunt nader toegelicht.

2.De ontvankelijkheid van het verzoek

2.1.
Voordat aan de inhoudelijke toetsing van het verzoek wordt toegekomen, komt aan de orde de vraag of het wrakingsverzoek tijdig is gedaan, namelijk zodra de feiten en omstandigheden waarop het wrakingsverzoek is gegrond aan verzoeker bekend waren geworden – zoals artikel 37 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering vereist.
2.2.
De wrakingskamer is van oordeel dat dit niet het geval is en overweegt daartoe het volgende. Verzoeker heeft aan zijn verzoek tot wraking ten grondslag gelegd uitlatingen, gedragingen en beslissingen van de rechter bij gelegenheid van de zitting op 14 oktober 2014. Verzoeker was op die zitting aanwezig en heeft bij die gelegenheid kennis genomen van die uitlatingen, gedragingen en beslissingen.
Het is vaste jurisprudentie dat de zinsnede “zodra de feiten en omstandigheden bekend zijn” betekent dat een wraking dient te worden gedaan onmiddellijk na het bekend worden van de feitelijke grond tot wraking, waarbij een korte tijd voor beraad acceptabel is.
In dit geval is die termijn ruimschoots overschreden. De gewraakte gedragingen van de rechter hebben zich immers voorgedaan ter zitting van 14 oktober 2014, terwijl het verzoek tot wraking eerst is ingediend op 7 november 2014. Het indienen van het verzoek na 24 dagen kan niet worden aangemerkt als “zodra de feiten of omstandigheden bekend zijn geworden”. Verzoeker heeft desgevraagd ter zitting ook niet kunnen toelichten waarom hij eerst 24 dagen na de comparitiezitting op 14 oktober 2014 een verzoek tot wraking heeft ingediend. De omstandigheid dat de procedure al ruim één jaar loopt, is daartoe onvoldoende.
2.3
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat verzoeker niet ontvankelijk dient te worden verklaard in het wrakingsverzoek.

3.De beslissing

verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in het verzoek tot wraking van mr. B.P.M. Weusten.
Deze beslissing is door mr. A.J.P. van Essen, voorzitter, mr. A. Eerdhuijzen en mr. P.C. Santema, rechters. Bij afwezigheid van de voorzitter is deze beslissing door mr. A. Eerdhuijzen uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 december 2014 in tegenwoordigheid van mr. N. Jallal, griffier en door hen ondertekend.
Verzonden op:
aan:
-
-
-
-