ECLI:NL:RBROT:2014:10793
Rechtbank Rotterdam
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Wraking van rechter mr. B.P.M. Weusten in civielrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 29 december 2014 uitspraak gedaan op een wrakingsverzoek van een verzoeker tegen rechter mr. B.P.M. Weusten. Het wrakingsverzoek was ingediend op 7 november 2014, terwijl de feiten en omstandigheden waarop het verzoek was gegrond, zich hadden voorgedaan tijdens een zitting op 14 oktober 2014. De verzoeker was aanwezig op deze zitting en had kennisgenomen van de uitlatingen, gedragingen en beslissingen van de rechter. De wrakingskamer oordeelde dat het verzoek niet tijdig was ingediend, aangezien de termijn van 24 dagen tussen de zitting en het indienen van het verzoek ruimschoots overschreed wat als 'onmiddellijk' kan worden beschouwd volgens artikel 37 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
De rechtbank overwoog dat het indienen van het verzoek na een dergelijke periode niet kon worden aangemerkt als het indienen 'zodra de feiten of omstandigheden bekend zijn geworden'. De verzoeker kon ter zitting ook niet toelichten waarom hij zo lang had gewacht met het indienen van het wrakingsverzoek. De rechtbank concludeerde dat de verzoeker niet-ontvankelijk diende te worden verklaard in zijn verzoek tot wraking.
De beslissing werd genomen door de meervoudige kamer voor wrakingszaken, bestaande uit de voorzitter mr. A.J.P. van Essen en de rechters mr. A. Eerdhuijzen en mr. P.C. Santema. De uitspraak werd gedaan ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van griffier mr. N. Jallal.