ECLI:NL:RBROT:2014:10665

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 december 2014
Publicatiedatum
6 januari 2015
Zaaknummer
C/10/465255 / KG ZA 14-1163
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Relatiebeding en de gevolgen voor detachering bij de gemeente Rotterdam

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, betreft het een kort geding tussen een besloten vennootschap (hierna: [eiser]) en een gedaagde die onder de naam [gedaagde] opereert. De zaak draait om de vraag of het relatiebeding dat in de opdrachtovereenkomst is opgenomen, rechtsgeldig is en of [gedaagde] zich aan dit beding moet houden. De voorzieningenrechter heeft op 31 december 2014 uitspraak gedaan. De procedure is gestart met een dagvaarding op 11 december 2014, gevolgd door een zitting op 19 december 2014. De feiten van de zaak zijn als volgt: [eiser] detacheert personeel en had een opdrachtovereenkomst met [gedaagde] voor de inzet van een activeringsconsulent bij de gemeente Rotterdam. In de overeenkomst was een relatiebeding opgenomen dat [gedaagde] verbiedt om gedurende een jaar na beëindiging van de overeenkomst werkzaamheden te verrichten voor de gemeente Rotterdam. [eiser] vorderde in kort geding dat [gedaagde] haar werkzaamheden voor de gemeente Rotterdam zou staken, omdat zij zich niet aan het relatiebeding zou houden. [gedaagde] voerde verweer en stelde dat het relatiebeding onredelijk bezwarend was. De voorzieningenrechter oordeelde dat het relatiebeding niet onredelijk bezwarend was en dat [gedaagde] zich diende te onthouden van werkzaamheden voor de gemeente Rotterdam tot 27 juni 2015. De vordering van [eiser] om [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een contractuele boete werd afgewezen, omdat het spoedeisend belang niet voldoende was onderbouwd. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg. In reconventie werden de vorderingen van [gedaagde] afgewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/465255 / KG ZA 14-1163
Vonnis in kort geding van 31 december 2014
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser],
gevestigd te Rijswijk,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. A.W.E.S. van Duyneveldt-Franken,
tegen
[gedaagde]
handelend onder de naam [gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. P.M. Tillema.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding d.d. 11 december 2014;
  • de eis in reconventie;
  • de producties van [eiser] ;
  • de producties van [gedaagde] ;
  • de pleitnota van mr. A.W.E.S. van Duyneveldt-Franken;
  • de pleitnota van mr. P.M. Tillema.
1.2.
Partijen hebben de respectieve standpunten toegelicht ter zitting van 19 december 2014. Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] detacheert en bemiddelt personeel op het gebied van sociale zekerheid.
2.2.
[eiser] heeft op 8 juli 2013 met [gedaagde] een Opdrachtovereenkomst voor dienstverlening gesloten (hierna: de Overeenkomst). In de Overeenkomst staat, voor zover hier van belang, het volgende:
“......
Kenmerken opdracht:
Dienstverlening: Inhuur van een medewerker op ZZP basis (betaling per gewerkt uur)
Startdatum: 8 juli 2013
Einddatum: 31 december 2013
Aantal uren per week: Gemiddeld 36
Werkdagen- en tijden: In onderling overleg vast te stellen door de gemeente Rotterdam en de
Medewerker van [gedaagde] , mevrouw [gedaagde] .
Functie: Activeringsconsulent bij de gemeente Rotterdam.
Takenpakket: Alle voorkomende werkzaamheden van een activeringsconsulent bij de
Gemeente Rotterdam.
Naam medewerker: Mevrouw [gedaagde]
Tarief per uur: € 36.00,= inclusief reiskosten en exclusief BTW
Verlenging van de opdracht: In overleg met de gemeente Rotterdam bestaat de mogelijkheid dat deze
Opdracht wordt verlengd onder dezelfde voorwaarden.
......
Relatie beding: Het is [gedaagde] en diens medewerkers verboden om binnen een tijdvak van een jaar na beëindiging van de overeenkomst of tijdens de looptijd van de overeenkomst, in enigerlei vorm zaken te doen met of activiteiten te ontplooien voor en/of aan de gemeente Rotterdam of een van de gelieerde ondernemingen, ongeacht of zulks rechtstreeks of indirect geschiedt, en of zulks geschiedt voor eigen rekening of voor rekening van derden; [gedaagde] is van rechtswege in gebreke door enkele overtreding of niet-nakoming van het bepaalde in bovenstaande zonder dat sommatie en of enige andere formaliteit nodig zal zijn en zonder dat schade behoeft te worden aangetoond. [gedaagde] zal per overtreding of niet nakoming en voor iedere dag dat de overtreding of niet nakoming voortduurt aan [eiser] B.V. een direct opvorderbare vergoeding van € 10.000,= verbeuren, alsmede een boete van € 2.000,= voor iedere dag dat de overtreding heeft plaatsgevonden en voortduurt. Indien de geleden en te lijden schade meer mocht belopen dan vorenvermeld bedrag, dan behoudt [eiser] B.V. het recht van kandidaat volledige schadevergoeding te vorderen.
2.3.
Per mail d.d. 9 december 2013 schrijft [gedaagde] aan [vertegenwoordiger] , in zijn hoedanigheid van vertegenwoordiger van [eiser] , voor zover hier relevant, het volgende:
“……
Ik heb vandaag [leidinggevende] weer gezien, ze heeft de urenbriefjes getekend. Ik heb haar gelijk gesproken want het was al een paar wk geleden dat ik haar had gezien en gesproken. Ze gaf aan dat er nog steeds niet duidelijk is of de contracten verlengd kunnen worden, er loopt al ong. 2,5 mnd. een escalatie procedure om ervoor te zorgen dat de contracten worden verlengd. Het is nu dus nog onduidelijk of het kan worden verlengd en per wanneer. Ik ben er in ieder geval t/m 8 januari 2014 aangezien ik op 8 juli ben gestart. Ze hoop dat dit voldoende tijd geeft om de verlenging te regelen want ze is erg tevreden, evenals de andere teamchef maar regels zijn regels. Ik kan dan ook niet solliciteren bij die andere teamchef. Ik heb goede hoop dat het wordt verlengd maar ik ga wel verder kijken / solliciteren voor de zekerheid.
……”
2.4.
Per mail d.d. 19 december 2013 schrijft [vertegenwoordiger] , in zijn hoedanigheid van vertegenwoordiger van [eiser] , aan [gedaagde] , voor zover hier relevant, het volgende:
“……
Bedankt voor de update. Zou je mij zo spoedig mogelijk jouw CV kunnen mailen? Dan kunnen we je ook alvast aanbieden bij andere gemeenten mocht de opdracht in Rotterdam uiteindelijk niet worden verlengd.
……”
2.5.
Per mail d.d. 17 januari 2014 schrijft [vertegenwoordiger] , in zijn hoedanigheid van vertegenwoordiger van [eiser] , aan [gedaagde] , voor zover hier relevant, het volgende:
“……
Zoals net telefonisch besproken ga je per 20 januari 2014 weer aan de slag bij de gemeente Rotterdam als activeringsconsulent voor de duur van 3 maanden. Dat zal plaatsvinden onder dezelfde voorwaarden als jouw vorige overeenkomst met [eiser] B.V.
Graag ontvang ik per mail jouw bevestiging dat je deze mail hebt ontvangen en akkoord bent met de inhoud.
……”
2.6.
Per mail d.d. 12 maart 2014 schrijft [vertegenwoordiger] , in zijn hoedanigheid van vertegenwoordiger van [eiser] , aan [gedaagde] , voor zover hier relevant, het volgende:
“……
Op 5 juli 2013 hebben [gedaagde] en [eiser] B.V. een opdrachtovereenkomst voor dienstverlening gesloten met jouw bedrijf ( [gedaagde] ) inzake jouw inzet (mevrouw [gedaagde] ) als activeringsconsulent met de gemeente Rotterdam. Jouw werkzaamheden bij de gemeente Rotterdam zijn gestart op 8 juli 2013.
De gemeente Rotterdam heeft aangegeven de opdracht met [eiser] B.V. te verlengen voor minimaal 3 maanden vanaf 20 januari 2014. Op 17 januari 2014 hebben wij daarover telefonisch contact gehad en heb ik de gemaakte afspraken per mail dezelfde dag aan jou bevestigd.
Op 5 februari 2014 heeft de administratie van [eiser] B.V. jou een mail gestuurd met het verzoek de urenstaten over week 5 en 6 dezelfde week naar ons te mailen ter verwerking. Daarnaast heb ik op 11 februari 2014 jou een mail gestuurd om een afspraak te plannen, aangezien we maandelijks zoals gebruikelijk een voortgangsgesprek met elkaar houden over de voortgang van de werkzaamheden bij onze opdrachtgever. Helaas hebben wij sinds jouw mail van 24 januari 2014 geen contact meer met jou kunnen krijgen. We hebben een tiental pogingen gedaan telefonisch contact te krijgen de afgelopen weken en via de mail op 11 februari 2014, 18 februari 2014, 21 februari 2014 en
3 maart 2014.
Aangezien we ons zorgen maakten over jou, hebben we tevens contact gezocht met jouw direct leidinggevende bij de gemeente Rotterdam, mevrouw [leidinggevende] Albers. Mevrouw [leidinggevende] gaf per mail op 25 februari 2014 aan dat ze jou had gesproken en dat je had aangegeven contact met ons te zoeken. Tot op heden heeft dat echter niet plaatsgevonden.
Tenslotte heeft onze administratie op 3 maart 2014 jou een mail gestuurd met het verzoek jouw factuur over de periode januari en februari 2014 in te dienen en het verzoek voortaan wekelijks jouw urenstaten tijdig in te leveren conform onze overeenkomst. Tot op heden hebben wij over de periode 20 januari 2014 tot en met 7 maart 2014 geen enkele urenstaat ontvangen. Hetzelfde geldt voor de factuur voor de verstrekte werkzaamheden.
Op basis van bovenstaande zijn er 2 conclusies die wij kunnen trekken:
1. Je werkt bij de gemeente Rotterdam en bent door omstandigheden nog niet in de gelegenheid geweest contact met ons op te nemen en de betreffende urenstaten te mailen. In dat geval willen wij een laatste gelegenheid geven om dit alsnog te doen voor aanstaande vrijdag 14 maart 2014 om 17:00 uur. Tevens is het noodzakelijk per direct contact op te nemen met ondergetekende voor een afspraak.
2. Je werkt rechtstreeks en/of via derden bij de gemeente Rotterdam. Bij deze variant is op 20 januari 2014 het relatiebeding in werking getreden uit de door ons gesloten opdrachtover-eenkomst voor dienstverlening d.d. 5 juli 2013, welke door ons is verlengd op 20 januari 2014. Aangezien we geen urenstaten hebben ontvangen over de periode vanaf 20 januari 2014 en zowel jij en jouw leidinggevende hebben aangegeven dat je werkzaam bent voor de gemeente Rotterdam, moeten we er vooralsnog vanuit gaan dat jij dan ook sinds 20 januari 2014 werkzaam bent voor de gemeente Rotterdam. Conform het relatiebeding betekent dit dat wij een direct opvorderbare vergoeding verbeuren van € 10.000,- alsmede een boete van € 2.000,- per dag dat de overtreding voortduurt. Indien de geleden en te lijden schade meer mocht belopen dat vorengemeld bedrag, dan houdt [eiser] B.V. het recht voor volledige schadevergoeding te vorderen.
Zonder schriftelijk tegenbericht moeten wij helaas vooralsnog uitgaan van variant 2.
Wij hebben de nadrukkelijke intentie de samenwerking met je in goede harmonie te continueren, maar dan is het wel noodzakelijk dat de door beide partijen ondertekende opdrachtovereenkomst voor dienstverlening door je wordt nageleefd.
……”
2.7.
Per mail d.d. 13 maart 2013 schrijft [gedaagde] aan [vertegenwoordiger] , in zijn hoedanigheid van vertegenwoordiger van [eiser] , voor zover hier relevant, het volgende:
“Ik heb wel degelijk via de mail van me laten horen om aan te geven dat ik nog geen getekende briefjes had. Ik ben helemaal niet aan het werk in Rotterdam via een ander bureau, wat een aparte gedachte. Ik heb de afgelopen periode, net als de afgelopen maanden gewoon gewerkt in Rotterdam.
Ik heb tot op gisteren geen getekende werkbriefjes terug gekregen van de teammanager. Gisteren en vandaag zijn de briefjes van week 5 t/m 11 door haar ondertekend en die ik heb ik dan ook bijgevoegd.
Ook heb ik bijgevoegd factuur 7 die ik heb verzonden aan Mast op 08-01-2014: betreft week 52, 1, 2 en 3. Vervaldatum van die factuur: 28-02-2014. Deze factuur is tot op heden niet uitbetaald, gaarne
Deze factuur per ommegaande uit te betalen.
Ik heb meerdere malen om een nieuw contract / verlenging gevraagd aangezien de overeenkomst die ik had liep tot 31-12-2013. Tot op heden heb ik nog geen nieuwe overeenkomst ontvangen. Gaarne ontvang ik per ommegaande een nieuwe overeenkomst.”
2.8.
Per mail d.d. 10 april 2014 om 13:01 uur schrijft [gedaagde] aan [vertegenwoordiger] , in zijn hoedanigheid van vertegenwoordiger van [eiser] , voor zover hier relevant, het volgende:
“……
Via een ander bureau heb ik een aanbieding gehad voor de gemeente Rotterdam op het gebied van beheer / inkomen.
Wat is de procedure als ik deze opdracht zou kunnen uitvoeren (…).
……”
2.9.
Per mail d.d. 10 april 2014 om 15:31 uur schrijft [vertegenwoordiger] , in zijn hoedanigheid van vertegenwoordiger van [eiser] , aan [gedaagde] , voor zover hier relevant, het volgende:
“……
Helaas moet ik je teleurstellen, want het is niet mogelijk om via een ander bureau en/of direct werkzaam te mogen zijn bij de gemeente Rotterdam. Dat geldt voor alle functies en/of afdelingen bij de gemeente Rotterdam. Dat geldt voor alle functies en /of afdelingen bij de gemeente Rotterdam en de daaraan gelieerde organisaties. Een en ander is verwoord in het relatiebeding dat we met elkaar contractueel hebben afgesproken.
Daarnaast zou ik je graag willen behouden voor [eiser] , omdat we net als de gemeente Rotterdam tevreden zijn over jouw inzet bij de gemeente. Dat is ook de reden dat zowel de gemeente Rotterdam als wij de overeenkomst met jou hebben verlengd tot in ieder geval medio juli 2014 en jij die verlenging hebt geaccepteerd.
……”
2.10.
Per mail d.d. 15 april 2014 om 13:01 uur schrijft [gedaagde] aan [vertegenwoordiger] , in zijn hoedanigheid van vertegenwoordiger van [eiser] , voor zover hier relevant, het volgende:
“……
Jammer van de opdracht, ik had anders werk gehad in Rotterdam t/m 31-12-14 en Mast had er ook aan kunnen verdienen. Alle gedetacheerden op activering worden niet verlengd, er komt geen escalatieprocedure meer. Heel misschien worden er na de zomervakantie weer mensen ingehuurd. Ik ben al bezig met solliciteren en hoop ook snel wat anders te vinden. Het kan zijn dat ik daardoor eerder moet stoppen. (…)
……”
2.11.
Per mail d.d. 26 mei 2014 schrijft [gedaagde] aan [vertegenwoordiger] , in zijn hoedanigheid van vertegenwoordiger van [eiser] , voor zover hier relevant, het volgende:
“……
Ik heb inmiddels mijn gesprek met [leidinggevende] gehad. Naar alle waarschijnlijkheid zal er geen verlenging volgen en is mijn einddatum: donderdag 24 juli (…)
Voor wat betreft vervolgopdrachten: ik kan naar alle waarschijnlijkheid in augustus aansluiten bij
Een ander project bij een collega die hier vertrekt dus heb ik geen werk nodig.
Mocht het toch anders lopen in Rotterdam dan laat ik het zeker weten!
……”
2.12.
Per mail d.d. 27 mei 2014 schrijft [vertegenwoordiger] , in zijn hoedanigheid van vertegenwoordiger van [eiser] , aan [gedaagde] , voor zover hier relevant, het volgende:
“……
Goed dat er in ieder geval helderheid is gekomen naar aanleiding van het gesprek met [leidinggevende] en jammer natuurlijk dat er vooralsnog geen verlenging in zit. Wellicht gaat dit toch nog veranderen gezien de onderbezetting die gaat ontstaan op de afdeling. Het lijkt mij, net als jou, nagenoeg onmogelijk om met slechts 2 vaste medewerkers (waarvan er 1 ziek is) alle cliënten te bedienen.
Mooi dat je misschien een nieuwe opdracht hebt buiten de gemeente Rotterdam. Alhoewel je natuurlijk zelf keuzes moet maken, benadruk ik graag nog een keer dat het ook mogelijk is door ons bemiddeld te worden. (…)
……”
2.13.
Per-C B.V. heeft op 7 juli 2014 met [gedaagde] een “Overeenkomst van de opdracht” met betrekking tot de functie van “Handhaver op doelmatigheid” bij de gemeente Rotterdam gesloten.

3.Het geschil in conventie

3.1.
[eiser] vordert dat het de voorzieningenrechter behage, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen:
tot het direct staken van haar werkzaamheden voor de gemeente Rotterdam, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 2.000,= voor iedere dag of gedeelte daarvan dat [gedaagde] hiermee in gebreke mocht blijven;
tot betaling van de contractuele boete, te berekenen vanaf 9 juni 2014 tot aan de dag dat [gedaagde] haar werkzaamheden voor de gemeente Rotterdam heeft beëindigd;
in de kosten van deze procedure, het salaris van gemachtigde daaronder begrepen.
3.2.
[gedaagde] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
[gedaagde] vordert dat het de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam moge behagen bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
het relatiebeding, zoals opgenomen in de overeenkomst van opdracht voor dienstverlening d.d. 5 juli 2013 en het daarmee gekoppelde boetebeding te schorsen;
subsidiair:
genoemd relatiebeding te matigen in tijd en omvang en het in de overeenkomst van opdracht voor dienstverlening d.d. 5 juli 2013 opgenomen boetebeding te matigen;
meer subsidiair:
voorzieningen zoveel mogelijk in lijn met de vorderingen,
met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure.
4.2.
[eiser] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling in conventie en in reconventie

Met betrekking tot het onder a gevorderde

5.1.
Ter onderbouwing van het spoedeisend belang heeft [eiser] aangevoerd dat zij door het handelen van [gedaagde] opdrachten misloopt, waardoor zij schade lijdt. Nu [gedaagde] zich ogenschijnlijk succesvol aan het relatiebeding heeft onttrokken zijn ook andere gedetacheerden in de verleiding zich rechtstreeks of via een ander detacheringsbedrijf te laten inhuren. Hiermee is het spoedeisend belang van [eiser] , dat door [gedaagde] wordt betwist, voldoende aannemelijk geworden. Dat de gemeente Rotterdam de huidige werkzaamheden van [gedaagde] nooit via [eiser] zou laten lopen, wat daar ook van zij, kan voor een geslaagd verweer op dat punt niet redengevend zijn.
5.2.
In het kader van de onderhavige procedure dient beoordeeld te worden of de vordering in een eventuele bodemprocedure een zodanig kans van slagen heeft dat vooruitlopend daarop toewijzing van de gevorderde voorlopige voorziening geïndiceerd is. Daarbij dient de voorzieningenrechter uit te gaan van de in deze procedure gebleken feiten met de beperkte toetsing daarvan, aangezien nadere bewijsvoering in een kort geding procedure niet goed mogelijk is.
5.3.
Binnen dit kort geding gaat de voorzieningenrechter ervan uit - gelet op de onder 2.5 geciteerde mail - dat [eiser] met [gedaagde] per 20 januari 2014 opnieuw een overeenkomst van opdracht is aangegaan onder dezelfde voorwaarden als de tussen partijen op 8 juli 2013 gesloten Overeenkomst (zie 2.2). Tussen partijen is niet in geschil dat de werkzaamheden op grond van deze tweede overeenkomst van opdracht uiteindelijk tot en met 26 juni 2014 hebben geduurd en dat [gedaagde] tot die tijd ook uitvoering heeft gegeven aan die overeenkomst.
De voorzieningenrechter acht niet aannemelijk dat in een eventuele bodemprocedure zal worden geoordeeld dat het relatiebeding tussen partijen binnen de tweede overeenkomst van opdracht niet is overeengekomen, nu [eiser] de toepasselijkheid van identieke voorwaarden als die golden voor de eerste overeenkomst ook voor de tweede overeenkomst heeft gestipuleerd en [gedaagde] daarmee (impliciet) akkoord is gegaan.
5.4.
Een rechtsgeldig relatiebeding dient te worden nageleefd. Naar voorlopig oordeel is het in de Overeenkomst opgenomen relatiebeding niet onredelijk bezwarend en belastend. Het is een in de detacheringsbranche gebruikelijk en logisch beding dat in het onderhavige geval beperkt is tot de gemeente Rotterdam of één van de daaraan gelieerde ondernemingen en voor een beperkte periode van één jaar.
5.5.
Binnen de gegeven context zijn de in het relatiebeding opgenomen bewoordingen “
verboden (…) in enigerlei vorm zaken te doen met of activiteiten te ontplooien voor en/of aan de gemeente Rotterdam”naar voorlopig oordeel niet voor tweeërlei uitleg vatbaar en had [gedaagde] daaruit moeten begrijpen dat het haar verboden wordt gedurende een jaar na afloop van de overeenkomst van opdracht werkzaamheden te verrichten voor de gemeente Rotterdam.
5.6.
Uit het voorgaande volgt dat de voorzieningenrechter voorshands van oordeel is dat het relatiebeding met zich brengt dat [gedaagde] zich dient te onthouden van het verrichten van werkzaamheden voor de gemeente Rotterdam. Dat de mogelijkheid van [gedaagde] om bij de gemeente Rotterdam werkzaam te zijn (momenteel) door het relatiebeding wordt beperkt moge zo zijn, maar dat is nu juist inherent daaraan. Door te kiezen voor tewerkstelling in detacheringsverband heeft [gedaagde] hier uitdrukkelijk voor gekozen. Voorts heeft [eiser] heeft een duidelijk - door haar toegelicht - belang bij handhaving van het relatiebeding, namelijk dat zij de kosten die zijn gemaakt voor het tot stand brengen van de detachering van [gedaagde] kan terugverdienen en (daardoor) financieel gezond kan blijven. Het belang van [gedaagde] bij schorsing van het relatiebeding acht de voorzieningenrechter minder groot.
Dat [gedaagde] momenteel een andere functie bij de gemeente Rotterdam bekleed en dat het project activeringsconsulent gemeente Rotterdam per 1 juli 2014 is beëindigd zijn geen feiten of omstandigheden die tot een ander oordeel leiden. Ook overigens heeft [gedaagde] geen feiten of omstandigheden gesteld die tot een ander oordeel zouden kunnen leiden.
5.7.
Uit het voorgaande volgt dat de voorzieningenrechter voorshands van oordeel is dat het relatiebeding met zich brengt dat [gedaagde] zich tot 27 juni 2015,dan wel zoveel eerder indien de bodemrechter zo heeft beslist, dan wel dat partijen daarover met elkaar overeenstemming hebben bereikt, dient te onthouden van het verrichten van werkzaamheden voor de gemeente Rotterdam of een van de daaraan gelieerde ondernemingen.
5.8.
Dit brengt met zich mee dat het onder a gevorderde zal worden toegewezen als na te melden. De gevorderde dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd.
Met betrekking tot het onder b gevorderde
5.9.
De vordering onder b ziet op een door [gedaagde] aan [eiser] verschuldigd bedrag aan contractuele boetes door [eiser] - uitgaande van een volledige werkweek - per 1 december 2014 begroot op € 285.000,00.
5.10.
Met betrekking tot een voorziening in kort geding, bestaande in veroordeling tot betaling van een geldsom, is terughoudendheid op zijn plaats. De rechter zal daarbij niet alleen hebben te onderzoeken of het bestaan van een vordering van de eiser op de gedaagde voldoende aannemelijk is, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist, terwijl de rechter in de afweging van de belangen van partijen mede zal hebben te betrekken de vraag naar - kort gezegd - het risico van onmogelijkheid van terugbetaling, welk risico kan bijdragen tot weigering van de voorziening.
5.11.
Met de blote stelling van [eiser] dat zij door het handelen van [gedaagde] inkomsten misloopt is het spoedeisend belang, dat door [gedaagde] wordt betwist, niet gegeven. [eiser] heeft onvoldoende onderbouwd en aannemelijk gemaakt dat zij de eventueel gemiste inkomsten over een periode van (circa) een half jaar niet kan opvangen tot daaromtrent in een eventuele bodemprocedure zal zijn beslist.
5.12.
De vordering onder b zal derhalve worden afgewezen vanwege het ontbreken van spoedeisend belang.
5.13.
Ten overvloede overweegt de voorzieningenrechter dat het door [gedaagde] gedane beroep op matiging in een bodemprocedure bepaald kans van slagen heeft, nu de hoogte van de boete in geen verhouding staat tot de werkelijk geleden schade door [eiser] . [eiser] heeft ter zitting verklaard dat het hier een buitensporig hoge boete betreft en haar bereidheid uitgesproken om de boete te matigen. Het ligt voor de hand dat partijen hierin aanleiding zien in onderling overleg tot de vaststelling van een bedrag te komen.
Proceskosten
5.14.
In de omstandigheid dat partijen ieder deels in het (on)gelijk zijn gesteld ziet de voorzieningenrechter aanleiding om de proceskosten in conventie tussen partijen te compenseren.

6.De beoordeling in reconventie

6.1.
Tot het treffen van een voorziening in de vorm van een schorsing, dan wel matiging in tijd en omvang van het relatiebeding is slechts aanleiding indien voldoende aannemelijk is dat het relatiebeding in een eventuele bodemprocedure vernietigd of gematigd zal worden op grond van een belangenafweging gelet op alle omstandigheden van het geval. Dit is naar voorlopig oordeel, gelet op het in conventie overwogene, niet het geval.
6.2.
Op dit moment valt nog niet vast te stellen of het overigens in reconventie gevorderde kan worden toegewezen. In een bodemprocedure zal, na eventueel bewijslevering, op grond van alle omstandigheden van het geval moeten worden geoordeeld of de redelijkheid en billijkheid met zich brengen dat [eiser] het in de Overeenkomst opgenomen boetebeding schorst, dan wel matigt en in welke mate.
6.3.
Het voorgaande brengt met zich mee dat de vorderingen in reconventie zullen worden afgewezen.
6.4.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op € 408,00 aan salaris voor de advocaat.

7.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
7.1.
veroordeelt [gedaagde] om na betekening van dit vonnis haar werkzaamheden voor de gemeente Rotterdam te staken en gestaakt te houden tot uiterlijk 27 juni 2015, dan wel zoveel eerder indien de bodemrechter zo heeft beslist, dan wel dat partijen daarover met elkaar overeenstemming hebben bereikt;
7.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] een dwangsom te betalen van € 500,00 voor iedere dag dat zij niet aan de in 7.1 uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 25.000,00 is bereikt;
7.3.
compenseert de proceskosten in die zin dat partijen ieder de eigen proceskosten dragen;
7.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
in reconventie
7.5.
wijst de vorderingen af;
7.6.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 408,00;
7.7.
verklaart dit vonnis in reconventie voor wat betreft de proceskostenveroordeling
uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W. van den Hurk en in het openbaar uitgesproken op 31 december 2014.1862/427