ECLI:NL:RBROT:2014:10627

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 december 2014
Publicatiedatum
29 december 2014
Zaaknummer
10/190885-14
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.F. Lubberink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het vliegen met een UAV uit hoofde van een bedrijf of beroep

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 23 december 2014 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het vliegen met een Unmanned Aerial Vehicle (UAV) in de gemeente Vlaardingen op 17 juli 2013. De verdachte, werkzaam als persfotograaf, heeft een quadcopter in de lucht laten vliegen, wat in strijd is met de Regeling modelvliegen, aangezien dit verboden was voor gebruik uit hoofde van een bedrijf of beroep. De officier van justitie, mr. A.C. Bijlsma, eiste een bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde en een geldboete van € 1.000,00, subsidiair 20 dagen vervangende hechtenis, waarvan € 500,00 voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.

Tijdens de zitting op 11 december 2014 heeft de verdachte vrijspraak verzocht, stellende dat hij niet als persfotograaf met de quadcopter heeft gevlogen. De rechter heeft echter overwogen dat de verdachte wel degelijk in zijn hoedanigheid van persfotograaf handelde, aangezien hij de quadcopter had laten vliegen om aan een collega te demonstreren wat er mogelijk was met een drone. De rechter verwierp het verweer van de verdachte en oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de tenlastegelegde feiten.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het bewezen feit een overtreding oplevert van artikel 1, eerste lid onder b, van de Regeling modelvliegen. De verdachte is strafbaar bevonden, en de rechtbank heeft een geldboete van € 1.000,00 opgelegd, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het feit dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld. De uitspraak is gedaan door kantonrechter mr. W.F. Lubberink, in aanwezigheid van griffier mr. M.E.G. Busemeijer genaamd Lagemann.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Parketnummer: 10/190885-14
Datum uitspraak: 23 december 2014
Tegenspraak
Vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie op het adres [adres 1]

HET ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 11 december 2014.

DE TENLASTELEGGING

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding.
De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

DE EIS VAN DEOFFICIER VAN JUSTITIE

De officier van justitie mr. A.C. Bijlsma heeft gerekwireerd tot:
- bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een geldboete ter hoogte van € 1.000,00,
subsidiair 20 dagen vervangende hechtenis, waarvan € 500,00 voorwaardelijk,
met een proeftijd van 2 jaren.

DE BEWEZENVERKLARING

Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 17 juli 2013 in de gemeente Vlaardingen heeft deelgenomen aan het luchtverkeer met een modelluchtvaartuig als bedoeld in artikel 1a, eerste lid, onderdeel d, van het Luchtverkeersreglement, terwijl dat luchtvaartuig werd gebruikt uit hoofde van een bedrijf of beroep, immers heeft hij, verdachte, toen en daar, terwijl hij toen en daar werkzaam was als persfotograaf, in die hoedanigheid, een "quadcopter", in de lucht laten vliegen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen.
De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

DE BEWIJSOVERWEGINGEN

De verdachte heeft vrijspraak verzocht. Hij heeft daartoe aangevoerd dat hij toen aldaar weliswaar met een quadcopter heeft gevlogen, maar niet uit hoofde van zijn beroep of bedrijf, te weten als persfotograaf.
De rechter overweegt als volgt.
De stelling van de verdachte dat hij daar toen niet als persfotograaf met de quadcopter
(hierna ook wel: UAV, dat is Unmanned Aerial Vehicle) heeft gevlogen, wordt niet gevolgd.
De verdachte heeft verklaard dat hij naar aanleiding van een steekincident als persfotograaf naar de flat aan de [adres 2] is gegaan.
Daar waren op dat moment (’s morgens heel vroeg) meerdere persfotografen aan het filmen en fotograferen. Ook verdachte heeft, vanaf de grond met behulp van een telelens, foto’s gemaakt.
[getuige] heeft verklaard dat hij zag dat een van de fotografen (naar later bleek: verdachte) een radiografisch besturingssysteem in zijn handen had en daarmee een UAV de lucht instuurde en deze direct naar de plaats delict vloog. Hij zag dat de UAV ter hoogte van de voordeur van de plaats delict bleef hangen op een afstand van ongeveer 10 meter gedurende ongeveer 2 à 3 minuten.
Verdachte heeft verklaard dat hij daar toen met zijn quadcopter, waarop een camera gemonteerd zat, heeft gevlogen om aan een collega persfotograaf te laten zien wat er in de toekomst met een drone mogelijk zou zijn.
In deze context kan er redelijkerwijs geen andere conclusie worden getrokken dan dat de verdachte daar toen in zijn hoedanigheid van persfotograaf met de quadcopter heeft gevlogen.
Het daadwerkelijk maken van foto’s met de UAV (hetgeen niet is komen vast te staan en door verdachte is ontkend) is niet een vereiste voor het aannemen, c.q. het behouden van de hoedanigheid van persfotograaf.
De rechter verwerpt het verweer van de verdachte.

DE BEWIJSMOTIVERING

De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden.
De bewijsmiddelen en de voor de bewezenverklaring redengevende inhoud daarvan zijn weergegeven in de aan dit vonnis gehechte bijlage II. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

DE STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Het bewezen feit levert op:
overtreding van artikel 1, eerste lid onder b, van de Regeling modelvliegen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

DE STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

DE STRAFMOTIVERING

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden en de draagkracht van de verdachte.
Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft uit hoofde van zijn bedrijf of beroep met een quadcopter gevlogen.
Juist dat is expliciet verboden met ingang van 2 juli 2013, onder meer vanwege de toename van het veiligheidsrisico, als gevolg van een explosieve groei in het aantal aanvragen voor vluchten met lichte onbemande luchtvaartuigen.
Dat verbod is, evenals de toelichting op dit onderdeel van de regeling, als zodanig zonder meer duidelijk.
Verdachte heeft niet een ontheffing of vrijstelling verkregen of zelfs maar aangevraagd.
Dat hij zijn beroep uitoefent in de vorm van een eenmanszaak, maakt dit niet anders.
Bij het bepalen van de op te leggen straf is in aanmerking genomen dat de verdachte blijkens het op zijn naam gestelde uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 13 november 2014 niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Alles afwegend wordt na te noemen straf passend en geboden geacht.

DE TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 23, 24c van het Wetboek van Strafrecht, artikel 1 lid 1 onder b van de Regeling modelvliegen, artikelen 1a lid 3 en 63 van het Luchtverkeersreglement en de artikelen 5.5, 5.7 en 11.9 van de Wet luchtvaart.

DE BESLISSING

De kantonrechter:
verklaart bewezen, dat verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezenverklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 1.000,00 (duizend euro), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door
20 dagen hechtenis;
bepaalt dat van deze geldboete een gedeelte, groot
€ 750,00 (zevenhonderdvijftig euro),
bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door
15 dagen hechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de kantonrechter later anders mocht gelasten,
omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 jaren, zich schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.F. Lubberink, kantonrechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.E.G. Busemeijer genaamd Lagemann, griffier,
en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 december 2014.
Bijlage I bij vonnis van 23 december 2014:

TEKST TENLASTELEGGING

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 17 juli 2013 in de gemeente Vlaardingen heeft deelgenomen aan het luchtverkeer met een modelluchtvaartuig als bedoeld in artikel 1a, eerste lid, onderdeel d, van het Luchtverkeersreglement, terwijl dat luchtvaartuig werd gebruikt uit hoofde van een bedrijf of beroep en/of tegen vergoeding en/of met baat,
immers heeft hij, verdachte, toen en daar, terwijl hij toen en daar werkzaam was als persfotograaf, in die hoedanigheid, een "quadcopter", in ieder geval een modelluchtvaartuig als bedoeld in artikel 1a, eerste lid, onderdeel d, van het Luchtverkeersreglement, in de lucht laten vliegen;
artikel 1 lid 1 onder b Regeling modelvliegen
artikel 1a lid 3 en 63 Luchtverkeersreglement
artikel 5.5, 5.7 en 11.9 Wet luchtvaart
artikel 1 lid 1 ahf/onder b Regeling modelvliegen
( art 1 lid 1 ahf/ond b Regeling modelvliegen )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 17 juli 2013 in de gemeente Vlaardingen een modelvliegtuig, te weten een "quadcopter", in ieder geval een modelvliegtuig, heeft laten vliegen in een luchtruim met klasse C, te weten de CTR (control zone) van luchthaven Rotterdam The Hagea Airport, zonder dat hij, verdachte, daartoe een convenant met de organisatie die de plaatselijke luchtverkeersleiding verzorgt had gesloten;
artikel 2 onder n Regeling modelvliegen
artikel 1a lid 3 en 63 Luchtverkeersreglement
artikel 5.5, 5.7 en 11.9 Wet luchtvaart
( art 2 Regeling modelvliegen )