ECLI:NL:RBROT:2014:10617

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 december 2014
Publicatiedatum
24 december 2014
Zaaknummer
2771486
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van ING Bank N.V. voor schade door beroving na geldopname

In deze zaak vorderde eiseres, een klant van ING Bank N.V., een schadevergoeding van € 5.000,00 na een beroving die plaatsvond na het opnemen van dit bedrag bij een ING-filiaal. Eiseres stelde dat ING onrechtmatig had gehandeld door een onveilige omgeving te creëren voor het opnemen van contant geld. De kantonrechter beoordeelde de stellingen van partijen en concludeerde dat ING niet aansprakelijk was voor de schade. De rechter oordeelde dat eiseres zelf verantwoordelijk was voor haar veiligheid en dat zij niet de nodige oplettendheid had betracht bij het over straat gaan met een groot bedrag aan contant geld. De rechter wees op de algemene bekendheid van de risico's die gepaard gaan met het dragen van contant geld en dat ING niet verplicht was om extra maatregelen te nemen om de veiligheid van haar klanten te waarborgen. De vordering van eiseres werd afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak vond plaats op 30 december 2014.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 2771486 CV EXPL 14-6000
uitspraak: 30 december 2014
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam
in de zaak van
[eiseres],
wonende te Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: mr. M. Jongkind te Rotterdam,
tegen
de naamloze vennootschap
ING Bank N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
gemachtigde: mr. H. Ouled Ali te Amsterdam.
Partijen worden hierna aangeduid met ‘[eiseres]’ en ‘ING’.

1.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 30 januari 2014 met producties;
  • de conclusie van antwoord met producties;
  • het tussenvonnis van 15 april 2014 waarin een comparitie van partijen is bepaald;
  • het proces-verbaal van de comparitie van partijen van 19 november 2014 en de daaraan gehechte brief van ING van 28 november 2014 en de daaraan gehechte brief van [eiseres]van 3 december 2014.
De uitspraak van het vonnis is nader bepaald op heden.

2.De stellingen van partijen

2.1
[eiseres]vordert ING te veroordelen aan haar een hoofdsom van € 5.000,00 te betalen, met rente, en € 714,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, met veroordeling van ING in de kosten van deze procedure.
[eiseres]stelt op 12 april 2013 in het ING-filiaal aan het Binnenhof in Rotterdam € 5.000,00 te hebben opgenomen. Nadat criminelen in de supermarkt en op het parkeerterrein bij het winkelcentrum al haar aandacht trachtten af te leiden (met de kennelijke bedoeling [eiseres]te beroven), is [eiseres]uiteindelijk voor haar huis beroofd van deze € 5.000,00. [eiseres]stelt dat ING gevaarscheppend heeft gehandeld door open en bloot geld uit te tellen aan een balie waar ‘kas’ boven staat, in een filiaal waar iedereen vanaf de weg zicht heeft op degenen die aan de balie staan. ING had [eiseres]aan moeten bieden het geld in een aparte ruimte in ontvangst te nemen. Door de open inrichting van het filiaal en het ontbreken van de mogelijkheid geld in een aparte ruimte in ontvangst te nemen, vergroot ING de kans op schade als gevolg van diefstal/beroving. ING is daarom aansprakelijk voor de schade die [eiseres]heeft geleden door de beroving.
2.2
ING concludeert tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van [eiseres]in de kosten van de procedure (de nakosten daaronder begrepen)
ING betwist (bij gebrek aan wetenschap) dat [eiseres]daadwerkelijk is beroofd van de door haar opgenomen € 5.000,00. Voor het geval dit inderdaad zo is, betwist zij dat zij door de inrichting van het filiaal en door het feit dat zij niet aanbiedt het geld in een aparte ruimte in ontvangst te nemen, aansprakelijk is voor de schade die [eiseres]als gevolg van de beroving lijdt.
2.3
Voor zover voor de uitkomst van de zaak van belang, wordt onder de beoordeling inge-gaan op de (overige) stellingen van partijen.

3.De beoordeling

3.1
In deze zaak moet beoordeeld worden of ING onrechtmatig jegens [eiseres]gehandeld heeft. Bij de beoordeling van deze vraag wordt ervan uitgegaan dat [eiseres]op 12 april 2013 inderdaad beroofd is van de € 5.000,00 die zij eerder die dag opgenomen heeft bij het filiaal van ING aan het Binnenhof in Rotterdam. ING betwist weliswaar dat dit zo is (bij ge-brek aan wetenschap), maar zoals hierna zal blijken is het voor de uitkomst van de zaak niet van belang of [eiseres]daadwerkelijk beroofd is of niet.
3.2
Als onrechtmatige daad wordt onder andere aangemerkt een doen of nalaten in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt (artikel 6:162 BW). Of ING onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiseres]moet worden beoordeeld aan de hand van de gevaarzettingsjurisprudentie, aan de hand van alle omstandigheden van het geval. Hierbij is van belang (i) hoe waarschijnlijk het was dat [eiseres]bij en na het opne-men van € 5.000,00 aan contant geld niet de nodige oplettendheid en voorzichtigheid in acht zou nemen, (ii) hoe waarschijnlijk het was dat het gevaar (de beroving) zich zou voordoen, (iii) de aard en de ernst van de schade die ontstaat als het gevaar zich voordoet, (iv) hoe bezwaarlijk het voor ING was maatregelen te treffen ter voorkoming van het gevaar en (v) in hoeverre [eiseres]zelf heeft bijgedragen aan de verwezenlijking van het gevaar.
(i) oplettendheid en voorzichtigheid [eiseres]
3.3
Het moet ook [eiseres]bekend zijn dat er gevaren zitten aan het over straat gaan met een substantieel bedrag aan contant geld. Dat [eiseres]dit wist blijkt uit het feit dat zij het geld niet in haar portemonnee heeft gedaan maar dat zij het geld onder haar kleding opborg. Het blijkt ook uit het feit dat [eiseres]verklaarde dat zij overwoog het geld na het opnemen daarvan weer terug te storten op haar rekening omdat zij er ‘een onprettig gevoel’ bij had.
De kassier had [eiseres]niet voor dit algemeen bekende gevaar hoeven waarschuwen. Uit niets blijkt dat [eiseres]bij het opnemen van het geld gedrag vertoonde dat voor de kassier aanleiding had moeten zijn haar extra te waarschuwen. Een kassier mag er in het algemeen van uitgaan dat degenen die geld op komen nemen aan zijn balie weten wat zij doen en dat zij zich bewust zijn van de daaraan verbonden gevaren.
(ii) kans dat gevaar zich voordoet
3.4
Iedereen die een filiaal van een bank binnengaat is in potentie iemand die daar geld op komt nemen. In potentie ook iemand die grote(re) bedragen opneemt. Een kleiner bedrag kan immers bij een pinautomaat buiten het filiaal worden opgenomen. ING voert aan dat in het filiaal aan het Binnenhof veel oudere mensen maandelijks hun AOW contant komen op-nemen aan de balie. Voor zover hieruit geconcludeerd kan worden dat sommige mensen een klein(er) bedrag liever aan de balie opnemen in plaats van bij een pinautomaat, dan nog kan aangenomen worden dat deze mensen (één keer per maand) eerder enkele honderden euro’s tegelijk opnemen dan enkele tientallen euro’s. Alleen al om deze reden is het verlaten van een bankfiliaal risicovoller dan het verlaten van een (om een voorbeeld te noemen) bakkers-winkel. Dat kan ING niet verweten worden. Zij biedt de mogelijkheid om contant geld op te komen nemen in een filiaal. Dat is nu eenmaal inherent aan een bank.
(iii) aard en ernst van de schade
3.5
Uit het feit dat de kassier (volgens [eiseres]) vroeg of zij haar spaargeld wilde beleggen, kan afgeleid worden dat er na de opname van een bedrag van € 5.000,00 nog te beleggen geld op de rekening van [eiseres]achterbleef. Van een situatie dat [eiseres]bijvoorbeeld het volledige saldo van haar rekening opnam om daarmee de straat over te gaan was dus geen sprake (in welk geval een aanvullende waarschuwing of vraag van de kassier op zijn plaats zou kunnen zijn). Als [eiseres]beroofd zou worden of ze zou het geld op een andere manier verliezen, de kassier had een materiële schade kunnen voorzien van ‘op zijn hoogst’ € 5.000,00.
(iv) bezwaarlijkheid (extra) maatregelen
3.6
Wat dit onderdeel van de beoordeling betreft is het niet zozeer de vraag of het voor ING bezwaarlijk is om aanvullende maatregelen te treffen, maar de vraag of die extra maatrege-len ertoe hadden geleid dat [eiseres]níet beroofd zou zijn. In dit verband wordt verwezen naar hetgeen reeds onder 3.4 is overwogen, namelijk dat ING nu eenmaal een bank is en dat iedereen die een filiaal binnengaat in potentie iemand is die daar geld op komt nemen. Dit verandert niet als er bijvoorbeeld in het filiaal géén ramen zouden zitten of dat er voor alle ramen posters zouden hangen, waarbij komt dat ook mensen ín het filiaal kunnen zien wat anderen daar aan het doen zijn.
3.7
Het woord ‘kas’ boven de balie waar [eiseres]geld opnam laat aan duidelijkheid inder-daad niets te wensen over, maar ook al zou er één algemene balie zijn geweest, dan kan nog verwacht worden dat iemand daar contant geld uitbetaald krijgt. ING kan gevolgd worden in haar stelling dat het overhandigen van geld in een afzonderlijke ruimte een schijnzekerheid biedt. Als een klant voor korte tijd met een medewerker van de bank in een afgesloten ruim-te verdwijnt, dan is de kans dat hij geld opgenomen heeft nog groter dan wanneer hij alleen aan een balie staat (al dan niet met het woord ‘kas’ daarboven).
3.8
De kantonrechter heeft de uitzending van Opsporing Verzocht bekeken (de dagvaarding verwijst naar de uitzending). Op de beelden is te zien dat [eiseres]geld overhandigd krijgt van de kassier. Te zien is dat de muur aan de linkerhand van [eiseres]het zicht vanaf die kant op het uittellen van het geld belemmert. Het geld is, zoals ING ook heeft verklaard, niet uitgeteld op de rand van de balie. Aan de rechterhand van [eiseres]zit een schot. Het is niet aannemelijk dat iemand gezien heeft hoeveel geld [eiseres]exact opnam. Er is niet gesteld dat de kassier dusdanig luid het geld uittelde dat iedereen in het filiaal het kon horen.
3.9
Ervan uitgaande dat degene die [eiseres]heeft beroofd inderdaad om ‘the other money’ vroeg, dit enkele feit betekent niet dat de dief gezien móet hebben dat [eiseres]geld opge-nomen had (en hoeveel). Het kan ook zijn dat [eiseres]is beroofd omdat zij een ‘makkelijk slachtoffer’ (een oudere vrouw alleen) was, waarvan de káns bestond dat zij geld had opge-nomen bij ING. Zonder verklaring van de overvalster, kan geen uitspraak worden gedaan over de vraag of zij gericht naar geld zocht waarvan zij wist waar het opgeborgen zat of dat zij in het algemeen dacht dat er meer geld moest zijn dan het geld in de portemonnee die [eiseres]bij zich had. Ook al zou er echter een verklaring van de overvalster zijn waarin zij ver-klaart dat zij inderdaad gezien heeft dat [eiseres]geld opnam, in een filiaal van een bank is dat nu eenmaal wat klanten daar kunnen doen.
(v) bijdrage [eiseres]aan verwezenlijking gevaar
3.1
Het is een keus om met € 5.000,00 aan contant geld over straat te gaan. Het staat een rekeninghouder inderdaad vrij dat te doen, maar het hoeft niet. [eiseres]wekt de indruk dat zij door problemen met internetbankieren voorafgaande aan 12 april 2013 geen andere keus had dan contant geld op te nemen, maar nergens blijkt uit dat het betalingsverkeer in die tijd volledig plat lag en dat het enige alternatief was (grote) bedragen contant op te nemen aan de balie van het bankfiliaal.
3.11
[eiseres]is met de door haar opgenomen € 5.000,00 niet gelijk naar huis gegaan. Zij is eerst nog naar de bakker en naar de supermarkt gegaan. In de supermarkt en op de parkeer-plaats bij het winkelcentrum hebben de criminelen eerder een poging gedaan. Toen [eiseres]thuiskwam is zij naar binnen gaan. Binnen heeft zij het geld niet opgeborgen maar met het geld nog onder haar kleding is zij vervolgens weer naar buiten gegaan om te bekijken wat er met haar auto aan de hand was. Bij haar auto is [eiseres]van haar geld beroofd. [eiseres]heeft de criminelen dus meerdere ‘kansen’ geboden om haar het geld afhandig te maken.
3.12
Het voorgaande kan (aan de hand van de onder 3.2 genoemde criteria) als volgt worden samengevat:
(i) van [eiseres]mocht in het algemeen verwacht worden dat zij bij het opne-men van € 5.000,00 aan contant geld en het daarmee over straat gaan de nodige oplettendheid en voorzichtigheid in acht zou nemen, of ING haar nu gewaarschuwd heeft voor de gevaren of niet. ING had geen aanleiding om te denken dat [eiseres]niet oplettend of voorzichtig zou zijn;
(ii) het gevaar om beroofd te worden na het verlaten van een bankfiliaal is nu eenmaal onlosmakelijk verbonden met de functie van een bankfiliaal, immers een plaats waar mensen geld op kunnen komen nemen;
(iii) de voor de kassier van ING te voorziene materiële schade in het geval [eiseres]zou worden beroofd, zou ‘op zijn hoogst’ € 5.000,00 bedragen (waarbij aangenomen wordt dat [eiseres]niet het hele saldo van haar spaarrekening opgenomen heeft);
(iv) het nemen van aanvullende maatregelen zou voor ING wellicht (financieel) niet zo bezwaarlijk zijn, maar de vraag is of deze aanvullende maatregelen hadden voorkomen dat [eiseres]beroofd zou zijn;
(v) [eiseres]heeft ervoor gekozen om met € 5.000,00 over straat te gaan, er was geen noodzaak om dit te doen. Zij is met dit geld niet gelijk naar huis gegaan.
3.13
Alle feiten en omstandigheden van deze zaak in onderling verband en samenhang over-ziend, kan in de relatie tussen ING en [eiseres]gelet op het voorgaande niet tot de conclusie worden gekomen dat ING onrechtmatig jegens [eiseres]heeft gehandeld. Van ING had niet meer verwacht hoeven worden om gevaar voor [eiseres]te voorkomen. Dit betekent dat de vordering van [eiseres]wordt afgewezen.
3.14
[eiseres]is de in het ongelijk gestelde partij en wordt daarom veroordeeld in de kosten van de procedure. De door ING gevorderde nakosten worden afgewezen omdat voldoende gegevens om die kosten nu te kunnen begroten ontbreken. Als tussen partijen een geschil ontstaat over de omvang van die kosten, staat het ING vrij de kantonrechter te verzoeken deze te begroten op grond van artikel 237 lid 4 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

4.De beslissing

De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt [eiseres]in de kosten van de procedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van ING vastgesteld op € 500,00 aan salaris voor de gemachtigde (2 punten van € 250,00 per punt), te vermeerderen met de wettelijke rente op grond van artikel 6:119 BW vanaf veer-tien dagen na de uitspraak van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
verklaart dit vonnis wat de proceskostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad en wijst de door ING gevorderde nakosten af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Vlaswinkel en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
686