ECLI:NL:RBROT:2014:10603

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 december 2014
Publicatiedatum
24 december 2014
Zaaknummer
10/996579-14
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Invoer van contant geld zonder aangifte en belastingontduiking

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 16 december 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die op 28 oktober 2014 te Rotterdam € 55.000,- aan contant geld had ingevoerd zonder tijdige aangifte te doen bij de douane. De verdachte had het geld verdeeld over meerdere enveloppen en deze in zijn bagage verstopt, terwijl hij bij controle door de douane onjuist verklaarde dat hij slechts € 5.000,- bij zich had. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk geen aangifte had gedaan om belastingheffing te ontduiken. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het primair ten laste gelegde feit, maar verklaarde het subsidiair ten laste gelegde feit bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 10 dagen. De rechtbank oordeelde dat verbeurdverklaring van het geldbedrag niet passend was, aangezien de verdachte het geld op legale wijze had verkregen en een flinke hoofdstraf werd opgelegd. Daarom werd gelast tot teruggave van het geldbedrag aan de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 1
Parketnummer: 10/996579-14
Datum uitspraak: 16 december 2014
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te[geboorteplaats] op[geboortedatum],
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
raadsvrouw [raadsvrouw], advocaat te [plaats].
ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING
Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 16 december 2014.
TENLASTELEGGING
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
EIS OFFICIER VAN JUSTITIE
De officier van justitie [officier van justitie] heeft gerekwireerd tot:
- vrijspraak van het primair ten laste gelegde;
- bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 11 dagen met aftrek van voorarrest;
- verbeurdverklaring van het onder de verdachte inbeslaggenomen geldbedrag van € 55.000,-.
MOTIVERING VRIJSPRAAK
De rechtbank acht niet bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, zodat hij hiervan wordt vrijgesproken. Nu de officier van justitie dit heeft gevorderd en het eveneens is bepleit door de raadsvrouw, behoeft dit oordeel geen nadere motivering.
BEWEZENVERKLARING
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 28 oktober 2014 te Rotterdam, als degene die uit hoofde van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 1889/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2005 betreffende de controle van liquide middelen die de Gemeenschap binnenkomen of verlaten verplicht is tot het doen van aangifte van bedragen groter dan 10.000 euro, opzettelijk deze aangifte niet heeft gedaan, immers heeft verdachte toen en daar, terwijl hij
/zijdie Gemeenschap binnenkwam geen (tijdige) aangifte gedaan van liquide middelen ten bedrage van 10.000 euro of meer die hij vervoerde, te weten in totaal een contant geldbedrag van 55.000 euro.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
BEWIJSMOTIVERING
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden. De bewijsmiddelen en de voor de bewezenverklaring redengevende inhoud daarvan zijn weergegeven in de aan dit vonnis gehechte bijlage II. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
NADERE BEWIJSOVERWEGING
De raadsvrouw heeft vrijspraak van het subsidiair ten laste gelegde bepleit. Daartoe is aangevoerd dat de verdachte geen opzet heeft gehad op het niet (tijdig) doen van aangifte van het invoeren in de Gemeenschap van het geldbedrag van € 55.000,-, omdat hij niet wist dat daartoe een wettelijke verplichting bestond.
De rechtbank overweegt het volgende.
Het tegendeel blijkt uit de eigen verklaringen van de verdachte. De verdachte heeft tijdens zijn verhoor door opsporingsambtenaren van de FIOD immers bekend dat hij het geldbedrag van € 55.000,- nooit heeft willen aangeven bij de douane en dat hij het verstopt had in zijn bagage om het vanuit Turkije Nederland binnen te smokkelen. Het geld was bestemd voor zijn woning in Italië en door het vervoeren van contant geld wilde de verdachte Italiaanse belastingheffing ontduiken.
Uit deze verklaring blijkt dan ook dat de verdachte wel degelijk op de hoogte was van het feit dat hij aangifte bij de douane diende te doen van de invoer van het geldbedrag in Nederland. Hij had zelfs op voorhand erover nagedacht hoe de “pakkans” bij de douane verminderd zou worden, want hij heeft aan de bank in Turkije gevraagd of hij het geldbedrag in briefjes van € 500,- kon krijgen, omdat hij dan minder briefjes zou hebben, wat gemakkelijker was om in zijn bagage te verstoppen, zo heeft de verdachte verklaard.
Gezien het vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte willens en wetens, en derhalve opzettelijk, geen aangifte van het geldbedrag van € 55.000,- heeft gedaan, om zo te voorkomen dat hij belasting zou moeten betalen over dat bedrag. Dat verdachte uiteindelijk wel aangifte heeft gedaan bij de Douane doet daar niet aan af nu hij hiertoe eerst is overgegaan nadat hij was betrapt door de douane. Het verweer wordt verworpen.
STRAFBAARHEID FEIT
Het bewezen feit levert op:
als degene, die uit hoofde van artikel 3 van verordening (EG) nr. 1889/2005 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 26 oktober 2005 betreffende de controle van liquide middelen die de Gemeenschap binnenkomen of verlaten (verordening) verplicht is tot het doen van aangifte, deze aangifte opzettelijk niet doen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.
STRAFBAARHEID VERDACHTE
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.
STRAFMOTIVERING
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft € 55.000,- aan contant geld ingevoerd in Nederland en hiervan opzettelijk geen tijdige aangifte gedaan. De verdachte wilde zo belastingheffing over het bedrag voorkomen. Hij had het papiergeld verdeeld over meerdere enveloppen en deze enveloppen in zijn cameratas, zijn handbagage en zijn jas verstopt. Toen hij werd gecontroleerd door de douane, heeft hij - in strijd met de waarheid - verklaard dat hij een bedrag van € 5.000,- bij zich had. Tijdens de daarop volgende diepgaande controle kwamen er steeds meer enveloppen tevoorschijn en bleek het om een veelvoud van dat bedrag te gaan.
Door zo te handelen heeft de verdachte niet voldaan aan zijn aangifteplicht en zowel de controle door de douaneautoriteiten van de invoer van liquide middelen als de belasting geprobeerd te ontduiken.
De rechtbank is van oordeel dat op dit feit niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Bij het bepalen van de duur van de op te leggen straf is in aanmerking genomen dat hij blijkens het op zijn naam gestelde uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 17 november 2014 niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Alles afwegend wordt na te noemen straf passend en geboden geacht.
IN BESLAG GENOMEN VOORWERPEN
De officier van justitie heeft gevorderd het in beslag genomen geldbedrag van € 55.000,- verbeurd te verklaren.
Het in beslag genomen geldbedrag is in beginsel vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het bewezen verklaarde feit met betrekking tot dit geldbedrag is begaan.
Echter, op basis van het dossier kan worden vastgesteld dat dit geldbedrag toebehoort aan de verdachte en dat hij dit geld op een legale wijze heeft verkregen. Om die reden en omdat aan de verdachte een flinke hoofdstraf wordt opgelegd, is de rechtbank van oordeel dat verbeurdverklaring van het geldbedrag van € 55.000,- als bijkomende straf niet passend is.
De verdachte zou in dat geval te zwaar worden bestraft voor het bewezen verklaarde feit.
Ten aanzien van het in beslag genomen geldbedrag van € 55.000,- zal daarom een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.
TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
Gelet is op artikel 10:1 van de Algemene Douanewet.
BESLISSING
De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
10 (tien) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- gelast de
teruggave aan verdachte van een bedrag van € 55.000,-.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. F.W. van Lottum, voorzitter,
en mrs. I.K. Rapmund en C.M.A.T. van der Geest, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K. Aagaard, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 december 2014.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Bijlage I bij vonnis van 16 december 2014:

TEKST TENLASTELEGGING
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij
op één of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 28 oktober 2014
(telkens) te Rotterdam en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en) en/of (een) (andere) rechtsperso(o)n(en), althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
(telkens) van (een) voorwerp(en),
te weten (totaal) (in elk geval) (een) (deel van het) bedrag van 55.000 euro en/of een ander (geld)bedrag,
in elk geval van één of meer geldbedrag(en), althans voorwerp(en), de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld dan wel heeft verborgen of verhuld wie de rechthebbende(n) op dat/die geldbedrag(en), althans dat/die
voorwerp(en) is/zijn en/of dat/die geldbedrag(en) voorhanden heeft/hebben gehad en/of dit/deze geldbedrag(en), althans dat/die voorwerp(en), heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet
en/of van dat/die geldbedrag(en), althans dat/die voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs
gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk afkomstig was/waren uit enig(e) misdrijf/misdrijven;
art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij
op één of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 28 oktober 2014
(telkens) te Rotterdam en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en) en/of (een) (andere) rechtsperso(o)n(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
als degene die uit hoofde van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 1889/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2005 betreffende de controle van liquide middelen die de Gemeenschap binnenkomen of verlaten verplicht is tot het doen van aangifte van bedragen groter dan 10.000 euro, opzettelijk deze aangifte niet, onvolledig of onjuist heeft/hebben gedaan, immers heeft /hebben verdachte en/of zijn mededader(s) toen en daar, terwijl hij/zij die Gemeenschap binnenkwam(en) of verliet(en), geen (tijdige) aangifte gedaan van liquide middelen ten bedrage van 10.000 euro of meer die hij/zij vervoerde(n), te weten (in totaal circa) (een) contant(e) geldbedrag(en) van 55.000 euro.
art. 10:1 lid 5 jo art 3:2 Algemene Douanewet art 10:1 lid 5 Algemene douanewet