In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 24 december 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen de gemeente Rotterdam en de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de algemene uitkering uit het gemeentefonds voor het uitkeringsjaar 2011. Eiser, de gemeente Rotterdam, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van 23 april 2014, waarin het bezwaar ongegrond werd verklaard. Eiser stelde dat er een fout was geslopen in de aangeleverde cijfers aan het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en dat verweerder deze nieuwe cijfers niet had betrokken in zijn besluitvorming. De rechtbank oordeelde dat verweerder onvoldoende had gemotiveerd waarom de correctie van de cijfers niet mogelijk was, ondanks dat eiser tijdig de juiste gegevens had aangeleverd. De rechtbank concludeerde dat de besluitvorming van verweerder in strijd was met de Algemene wet bestuursrecht, omdat deze onzorgvuldig was voorbereid en onvoldoende gemotiveerd. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens werd verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiser.