ECLI:NL:RBROT:2014:10503

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 november 2014
Publicatiedatum
22 december 2014
Zaaknummer
C/10/448085 / HA ZA 14-369
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.L.M. Hofman-de l'Isle
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen dwangbevel tot invordering van Engelse belastingaanslagen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 26 november 2014 uitspraak gedaan in een verzetsprocedure tegen een dwangbevel tot invordering van Engelse belastingaanslagen. De eiseres, Van [eiseres], woonde van 2002 tot 2010 in het Verenigd Koninkrijk en is na een relatiebreuk naar Nederland teruggekeerd. De bevoegde Engelse autoriteit heeft op 26 september 2012 de Nederlandse Staat verzocht om drie belastingaanslagen over de periode 2003-2006 in te vorderen op basis van de EU Richtlijn 2010/24. Van [eiseres] heeft verzet aangetekend tegen het dwangbevel, stellende dat de materiële verschuldigdheid van de aanslagen twijfelachtig is en dat de Ontvanger onrechtmatig heeft gehandeld door het dwangbevel uit te vaardigen zonder haar voldoende inzicht te geven in de aanslagen.

De rechtbank oordeelt dat Van [eiseres] niet heeft voldaan aan de verzwaarde stelplicht die op haar rustte. De stelling dat zij niet bekend was met de belastingschulden en dat de Ontvanger geen inzicht heeft gegeven, is onvoldoende om de materiële verschuldigdheid van de aanslagen als twijfelachtig te kwalificeren. De rechtbank benadrukt dat de Ontvanger heeft gehandeld conform de Wet wederzijdse bijstand in de EU bij invordering van belastingschulden en dat de uniforme executoriale titels door de Nederlandse Staat automatisch zijn erkend. Van [eiseres] had zich moeten wenden tot de bevoegde Engelse autoriteiten om haar verweer te onderbouwen.

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond en wijst de vorderingen van Van [eiseres] af. Tevens wordt Van [eiseres] veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de Ontvanger tot op heden zijn begroot op € 1.186,00. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de Ontvanger het dwangbevel kan blijven uitvoeren ondanks het verzet van Van [eiseres].

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/448085 / HA ZA 14-369
Vonnis van 26 november 2014
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
opposant,
advocaat mr. R.A.U. Juchter van Bergen Quast,
tegen
ONTVANGER VAN DE BELASTINGDIENST RIJNMOND
gevestigd te Rotterdam,
geopposeerde,
advocaat mr. J.C.G. Vestjens.
Partijen zullen hierna Van [eiseres] en de Ontvanger genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 2 juli 2014, en de daarin genoemde processtukken;
  • het proces-verbaal van de comparitie na antwoord van 16 oktober 2014;
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Van [eiseres] woonde in de periode 2002-2010 in Derby, het Verenigd Koninkrijk. Haar partner was ondernemer. In 2010 is Van [eiseres] naar Nederland teruggekeerd, nadat haar relatie was verbroken.
2.2.
De bevoegde Engelse autoriteit heeft op 26 september 2012 de Nederlandse Staat verzocht om drie aanslagen inkomens- en vermogensbelasting over de periode 2003-2006 in te vorderen op grond van de EU Richtlijn 2010/24 van 16 maart 2010 (de Richtlijn).
In de bij het verzoek gevoegde uniforme titels (productie 1 bij conclusie van antwoord) staat het volgende:
Uniforme titel voor het nemen van executiemaatregel ten aanzien van schuldvorderingen waarop richtlijn 2010/24/EU van toepassing is.
Datum van afgifte: 2012/09/27
Referentie: [referentie]
EU-lidstaat waar dit document is afgegeven: Verenigd Koninkrijk
Iedere EU-lidstaat kan de andere EU-lidstaten verzoeken om bijstand bij invordering van niet-betaalde schuldvorderingen als bedoeld in artikel 2 van Richtlijn 2010/24/EU van de Raad van
16 maart 2010. De Richtlijn is vastgesteld door de Raad van de Europese Unie op 16 maart 2010 en dient te worden toegepast in alle lidstaten van de EU.
De door de aangezochte lidstaat genomen invorderingsmaatregelen, zijn gebaseerd op:
– een uniforme titel van het nemen van executiemaatregelen in overeenstemming met artikel 12 van deze richtlijn.
Dit document is de uniforme executoriale titel. Deze titel heeft betrekking op de hieronder vermelde schuldvordering(en), die nog niet is (zijn) voldaan in de verzoekende lidstaat (Verenigd Koninkrijk). De oorspronkelijke titel voor het nemen van executiemaatregelen ten aanzien van deze schuldvordering)en) is genotificeerd voor zover dit vereist is krachtens de nationale wetgeving van de verzoekende lidstaat (Verenigd Koninkrijk). Geschillen in verband met de schuldvordering(en) vallen onder de bevoegdheid van de bevoegde instanties van de verzoekende lidstaat (Verenigd Koninkrijk), in overeenstemming met artikel 14 van de Richtlijn 2010/24/EU. Zij moeten bij deze instanties aanhangig worden gemaakt in overeenstemming met de procedure- en taalregels die van toepassing zijn in de verzoekende lidstaat (Verenigd Koninkrijk).
Beschrijving van de schuldvordering(en) en van de betrokken perso(o)n(en).
Identificatie schuldvordering 1
1. Referentie: [referentie]
2. Soort van betrokken schuldvordering(en): d) belastingen naar inkomen of vermogen
3. Naam van de belasting/het recht: Direct tax – self assessment
4. Tijdvak of datum: 2003/04/06 – 2004/04/05
5. Datum vaststelling van de schuldvordering: 2008/11/05
6. Datum waarop executie mogelijk wordt: 2008/12/04
7. Openstaande bedrag van de schuldvordering: Nog verschuldigd
(…) (…) (…)
Totale bedrag voor deze schuldvordering: GBP 80407,01 EUR 100912,41
8. (…)
9. Nadere informatie over de schuldvordering:
De instantie die verantwoordelijk is voor de vaststelling van de schuldvordering:
Naam: Her Majesty’s Revenu and Customs, MARD Team
Straat en nummer: Centenary Court, 1st Blaise Way
Postcode en plaatsnaam:[adres]
Lidstaat: GB – Verenigd Koninkrijk
Telefoon: [telefoonnummer]
10. Nadere informatie over de schuldvordering of de mogelijkheden tot betwisting van de betalingsverplichting kan worden verkregen bij: de hierboven genoemde instantie
Identificatie van de betrokken perso(o)n(en) in de nationale executoriale titel(s):
Natuurlijke persoon
Voorna(a)m(en): [eiseres]
Achternaam: Van [eiseres]
Geboortedatum: [geboortedatum]
Fiscaal identificatienummer: [referentie]
Adres: vermoedelijk
Straat en nummer: [adres]
Nadere adresgegevens: [adres]
Postcode en plaatsnaam: [adres]
Lidstaat: NL – Nederland
Aansprakelijkheidsgrond: hoofdschuldenaar
(…)
Identificatie schuldvordering 2
1. Referentie: [referentie]
2. Soort van betrokken schuldvordering(en):
d) belastingen naar inkomen of vermogen
g) nationale belastingen en rechten op onroerende goederen, andere dan bovengenoemde
l) andere fiscale vorderingen
3. Naam van de belasting/het recht: Direct tax – self assessment
4. Tijdvak of datum: 2004/04/06 – 2005/04/05
5. Datum vaststelling van de schuldvordering: 2008/06/12
6. Datum waarop executie mogelijk wordt: 2008/07/11
7. Openstaande bedrag van de schuldvordering: Nog verschuldigd
(…) (…) (…)
Totale bedrag voor deze schuldvordering: GBP 83247,68 EUR 104477,51
(…)
Identificatie schuldvordering 3
1. Referentie: [referentie]
2. Soort van betrokken schuldvordering(en):
d) belastingen naar inkomen of vermogen
3. Naam van de belasting/het recht: Direct tax – self assessment
4. Tijdvak of datum: 2005/04/06 – 2006/04/05
5. Datum vaststelling van de schuldvordering: 2012/03/07
6. Datum waarop executie mogelijk wordt: 2012/04/06
7. Openstaande bedrag van de schuldvordering: Nog verschuldigd
(…) (…) (…)
Totale bedrag voor deze schuldvordering: GBP 81800,03 EUR 102660,68
(…)
2.3.
Op 24 mei 2013 heeft de Central Liaison Office (CLO) namens de Ontvanger een dwangbevel aan Van [eiseres] uitgevaardigd (productie 1 bij dagvaarding), die op 9 juli 2013 op kosten van Van [eiseres] aan haar is betekend.

3.Het geschil

3.1.
Van [eiseres] vordert dat de rechtbank:
  • zal verklaren voor recht dat Van [eiseres] goed opposant is tegen het uitgevaardigde en eventueel uit te vaardigen dwangbevelen ten aanzien van aanslagen inkomsten- en vermogensbelasting / premieheffing 2003-2004, 2004-2005, 2005-2006 en dat deze geen rechtswerking hebben;
  • zal verklaren voor recht dat de Ontvanger door het uitvaardigen van het dwangbevel onrechtmatig heeft gehandeld jegens Van [eiseres] en aansprakelijk is voor de daardoor aan de zijde van Van [eiseres] ontstane schade, op te maken bij staat;
  • de Ontvanger zal veroordelen in de proceskosten.
3.2.
Van [eiseres] legt aan haar vorderingen het navolgende ten grondslag. In de eerste plaats stelt zij zich op het standpunt dat de materiële verschuldigdheid van de Engelse aanslagen zo twijfelachtig zijn –zij herkent de bedragen niet en de aanslagen zijn niet onderbouwd– dat de Ontvanger in redelijkheid niet tot de beslissing heeft kunnen komen om tot tenuitvoerlegging van het dwangbevel over te gaan. In de tweede plaats stelt zij dat de Ontvanger daarbij in strijd heeft gehandeld met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, meer in het bijzonder het zorgvuldigheidsbeginsel en het motiveringsbeginsel en daarmee onrechtmatig heeft gehandeld jegens Van [eiseres]. De Ontvanger heeft haar geen inzicht gegeven in de aanslagen, ondanks dat de advocaat van Van [eiseres] daarom heeft verzocht. Voorts beroept Van [eiseres] zich op verjaring van de bestreden belastingaanslagen.
3.3.
De Ontvanger voert verweer en concludeert dat het verzet van Van [eiseres] ongegrond is. Van [eiseres] had zich moeten wenden tot de bevoegde Engelse autoriteit. De uniforme executoriale titels zijn door de Nederlandse Staat automatisch erkend en ten uitvoer gelegd. Bovendien is het verzet op grond van artikel 17 lid 3 IW niet mogelijk, omdat het is gericht tegen de belastingaanslagen. De verjaringsvraag moet worden beantwoord door de bevoegde Engelse autoriteit volgens het geldend Engels recht. Indien Nederlands recht van toepassing is, dan is de verjaringstermijn door het uitgevaardigde dwangbevel ingevolge artikel 4:104 Awb gestuit. De ongegrondheid van het verzet dient uitvoerbaar bij voorraad te worden verklaard, zodat de schorsende werking van het verzet niet herleeft indien een rechtsmiddel tegen het vonnis wordt aangewend, met veroordeling van Van [eiseres] in de proceskosten.

4.De beoordeling

4.1.
Op grond van artikel 12 van de Wet wederzijdse bijstand in de EU bij invordering van belastingschulden en enkele andere schuldvorderingen 2012 (Wwb 2012) worden belastingschulden op verzoek van de autoriteiten van andere lidstaten in Nederland ingevorderd. Op grond van artikel 13 lid 3 Wwb 2012 wordt een uniforme titel, zoals onder 2.2. omschreven, rechtstreeks erkend en behandeld als executoriale titel. Artikel 14 Wwb 2012 bepaalt dat onze Minister beslist over de invordering. Op grond van artikel 15 Wwb 2012 is op de invordering van de belastingschuld de Invorderingswet 1990 (IW) van toepassing.
4.2.
Ingevolge artikel 17 lid 3 IW kan in een verzetsprocedure tegen de tenuitvoerlegging van een dwangbevel tot invordering van een belastingaanslag, het verzet niet worden gegrond op de stelling dat de belastingaanslag ten onrechte of tot een te hoog bedrag is vastgesteld. Verzet is alleen mogelijk tegen de tenuitvoerlegging van een dwangbevel terzake van een belastingaanslag waarvan de materiële verschuldigdheid zo twijfelachtig is dat de Ontvanger in redelijkheid niet tot de beslissing had kunnen komen om tot tenuitvoerlegging over te gaan. Dit is ook neergelegd in artikel 17 §1 lid 3 van de Leidraad Invordering 2008.
4.3.
Op Van [eiseres] rust in dat verband een verzwaarde stelplicht. Door enkel te stellen dat Van [eiseres] zelf niet bekend was met de belastingschulden (zie onder 2.2. schuldvorderingen I, II en III) en de Ontvanger haar geen inzicht heeft gegeven in de rechtmatigheid van die schulden, is aan de verzwaarde stelplicht niet voldaan. Van [eiseres] was in dezelfde periode als die waarop de aanslagen zien in het Verenigd Koninkrijk woonachtig waar zij leefde met haar partner die ondernemer was. Dat zij zelf niet op de hoogte was van belastingschulden maakt niet dat de materiële verschuldigdheid zo twijfelachtig is, dat niet tot invordering kan worden overgegaan. Voor wat betreft haar stelling dat de Ontvanger de vordering niet heeft onderbouwd, geldt dat uit de Wwb 2012 volgt dat Nederland af moet gaan op de uniforme titels. Nu de Minister het invorderingsverzoek van de Engelse autoriteit heeft ingewilligd, had Van [eiseres] zich tegen het besluit van de Minister moeten verzetten, hetgeen zij heeft nagelaten. In deze procedure is dit niet aan de orde.
4.4.
Van onrechtmatig handelen van de Ontvanger jegens Van [eiseres] is evenmin sprake. De Ontvanger heeft conform de WWB 2012, de advocaat van Van [eiseres] medegedeeld zich met een bezwaarschrift te wenden tot de Engelse belastingdienst en heeft daartoe –onder aanhouding van de invordering– geruime tijd en gelegenheid geboden.
De Ontvanger heeft daarbij verwezen naar de contactpersonen bij zowel de CLO als de bevoegde Engelse autoriteiten. De rechtsbescherming van de rechtzoekende wordt gewaarborgd, omdat de Ontvanger niet tot invordering overgaat zodra en zolang tegen de aanslagen een procedure in de verzoekende lidstaat aanhangig is. Dat (de advocaat van) Van [eiseres] van die gelegenheid geen gebruik heeft gemaakt kan niet aan de Ontvanger worden tegengeworpen. De praktische verweren die Van [eiseres] aanvoert, onder meer dat het haar aan financiële middelen en aan deskundigheid ontbreekt om een bezwaarprocedure te starten in het Verenigd Koninkrijk, doen daar niet aan af.
Uit het voorgaande volgt dat de Ontvanger niet onrechtmatig heeft gehandeld jegens Van Broekhoeven en evenmin heeft gehandeld in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
4.5.
Ten aanzien van het beroep op verjaring van de belastingaanslagen geldt eveneens dat het op de weg van Van [eiseres] had gelegen om zich te wenden tot de bevoegde Engelse autoriteiten. Ook hier gaat het om een materieel verweer tegen de aanslagen.
Dit verweer dient volgens het systeem van de Richtlijn door de bevoegde instanties van de verzoekende lidstaat (vgl. artikel 14 lid 1 Richtlijn) en naar het daar geldende recht (vgl. artikel 19 lid 1 Richtlijn) te worden beoordeeld. Dat Van [eiseres] niet is overgegaan tot het indienen van een bezwaarschrift bij de bevoegde Engelse autoriteit, komt voor haar rekening en risico. Van [eiseres] heeft (ook) geen feiten en omstandigheden aangedragen die ertoe zouden leiden dat moet worden afgeweken van het toetsingskader van de Richtlijn.
4.6.
Gelet op het voorgaande is het verzet ongegrond en zullen de vorderingen van Van [eiseres] worden afgewezen.
4.7.
De Ontvanger heeft verzocht de ongegrondverklaring van het verzet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Het ingestelde verzet is volgens de Ontvanger evident kansloos en daarom is er sprake van misbruik van bevoegdheid, zodat het belang van Van [eiseres] bij schorsing van de tenuitvoerlegging niet opweegt tegen het belang van de Ontvanger om de tenuitvoerlegging te kunnen voortzetten, aldus de Ontvanger.
4.7.1.
Uit artikel 17 lid 2 IW volgt dat het verzet de tenuitvoerlegging van het dwangbevel schorst. Alleen een zwaarwegend belang van de belastingdienst kan in dat geval rechtvaardigen dat de schorsende werking van het verzet opzij wordt gezet, bijvoorbeeld indien het verzet, gelet op hetgeen de belastingplichtige heeft aangevoerd, zo duidelijk kansloos is, dat zijn belang bij de schorsing van de tenuitvoerlegging niet opweegt tegen het belang van de belastingdienst bij voortzetting van de tenuitvoerlegging.
4.7.2.
Hiervan is in het onderhavige geval sprake. Van [eiseres] heeft geen steekhoudende argumenten aangedragen op grond waarvan de Ontvanger in redelijkheid niet tot het uitvaardigen van het dwangbevel heeft kunnen komen. De Ontvanger is gerechtigd om tot tenuitvoerlegging over te gaan. Het uitoefenen van deze bevoegdheid is een onmisbaar instrument in het kader van wederzijdse bijstand in de Europese Unie bij de verwezenlijking van de belangen van de verzoekende staat. Daarbij is in aanmerking genomen de welwillende houding van de Ontvanger om de invordering alsnog aan te houden voor een bepaalde termijn waarin Van [eiseres] een bezwaarschrift kan indienen bij de Engelse belastingdienst. Het verzoek van de Ontvanger wordt dan ook toegewezen.
4.8.
Van [eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten, aan de zijde van de Ontvanger, zullen tot op heden worden begroot op:
  • betaald griffierecht € 282,00
  • salaris advocaat
Totaal € 1.186,00

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
verklaart het verzet ongegrond;
5.2.
veroordeelt Van [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van de Ontvanger tot op heden begroot op € 1.186,00;
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft het onder 5.1. en 5.2. bepaalde uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.L.M. Hofman-de l’Isle en in het openbaar uitgesproken op 26 november 2014. [1]

Voetnoten

1.2322/1629