6.HANDELEN IN STRIJD MET ARTIKEL 13, EERSTE LID, VAN DE WET WAPENS EN MUNITIE.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met zijn mededaders schuldig gemaakt aan het opzetten, inrichten en exploiteren van een hennepkwekerij in een kelder van een bedrijfspand en het vervolgens in die kelder telen van 509 hennepplanten. Daarnaast heeft de verdachte ruim 5 kilo henneptoppen in een woning aanwezig gehad.
De hennepteelt is onaanvaardbaar en moet vanwege het belang van de volksgezondheid, om sociale en economische redenen en ter bestrijding van de bijkomende criminaliteit worden bestreden.
Hennepteelt levert een softdrug op die bij langdurig gebruik kan leiden tot schade voor de gezondheid.
De hennepteelt is echter niet alleen uit het oogpunt van de volksgezondheid maatschappelijk onaanvaardbaar maar ook omdat met de handel in hennep buiten de reguliere en legale economie om grote winsten worden gemaakt. Inmiddels moet het telen van softdrugs namelijk allang niet meer worden gezien als een relatief onschuldige bezigheid die plaatsvindt uit idealisme. De handel in softdrugs is al sinds lange tijd grotendeels in handen van criminelen/criminele organisaties omdat er veel geld mee te verdienen is. Het gevolg is dat er allerlei andere vormen van criminaliteit door worden veroorzaakt en mee samenhangen.
Daar komt bij dat de hennepteelt in woningen overlast, verloedering en (brand)gevaarlijke situaties in die woningen en daarmee in woonwijken veroorzaakt.
De verdachte heeft zich hieraan niets gelegen laten liggen. Hij heeft zich slechts laten leiden door de vooruitzichten van financieel gewin.
Dit alles maakt dat dergelijke feiten consequent moeten worden bestreden en aangepakt en dat daartegen streng moet worden opgetreden.
Tevens heeft de verdachte een handgranaat, 425 kogelpatronen en een boksbeugel voorhanden gehad. Het feit dat de verdachte een dergelijke hoeveelheid kogelpatronen voorhanden heeft gehad in combinatie met zijn betrokkenheid bij de hennepteelt geeft te denken.
Een boksbeugel is een verboden wapen dat veelal tegen personen wordt gebruikt. Derhalve moet dit wapen uit het maatschappelijk verkeer worden gehouden en verwijderd.
Dit geldt des te meer voor de handgranaat die de verdachte (naar hij doet voorkomen: op uiterst nonchalante wijze) in zijn berging/schuur heeft opgeborgen en bewaard met alle mogelijke risico’s van dien.
De rechtbank rekent de verdachte deze feiten doch met name het voorhanden hebben van de handgranaat, zwaar aan.
Wat de persoon van de verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden betreft, heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het Uittreksel Justitiële Documentatie van 18 september 2014 en de reclasseringsrapporten van 19 maart 2013 en 26 juni 2013. Uit voornoemd uittreksel blijkt dat de verdachte niet eerder met politie, justitie en de strafrechter in aanraking is geweest voor overtreding van de Opiumwet en de Wet wapens en munitie.
Bij de strafoplegging gaat de rechtbank uit van de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht ten aanzien van Opiumwetdelicten en de Wet wapens en munitie. Daaruit volgt dat alleen al het voorhanden hebben van een handgranaat zou moeten worden bestraft met het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden.
Alles overziend en afwegend is de rechtbank van oordeel dat het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 5 (vijf) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 (drie) jaar passend en geboden is. Het voorwaardelijk deel van de op te leggen gevangenisstraf is bedoeld om de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst wederom strafbare feiten te plegen.
De rechtbank acht het opleggen van een proeftijd van drie jaar geïndiceerd omdat zij er niet van overtuigd is dat de verdachte geheel is doordrongen van het strafwaardige van zijn handelen.
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie gevorderd de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte op te heffen. De rechtbank zal deze vordering toewijzen. Gelet op zowel het aantal bewezen verklaarde feiten, de aard en de ernst daarvan als op de duur van het onvoorwaardelijk deel van de op te leggen gevangenisstraf, zal de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte worden opgeheven, nu de persoonlijke belangen van de verdachte niet langer opwegen tegen het strafvorderlijk belang.
IN BESLAG GENOMEN VOORWERPEN
Met betrekking tot de in beslag genomen voorwerpen heeft de officier van justitie een lijst overgelegd en het navolgende gevorderd:
- verbeurdverklaring van de onder 3a tot en met 3d genoemde voorwerpen;
- onttrekking aan het verkeer van de onder 4 tot en met 20 genoemde voorwerpen.
Voornoemde lijst is als bijlage III aan dit vonnis gehecht.
De raadsman heeft zich niet uitgelaten over de in beslag genomen voorwerpen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat hetgeen de officier van justitie heeft gevorderd voldoet aan de daaraan door de wet gestelde eisen en zij zal dan ook hetgeen gevorderd is integraal toewijzen.
VORDERINGEN BENADEELDE PARTIJEN
Als benadeelde partijen hebben zich in het geding gevoegd:
- [benadeelde partij 1]: zij vordert € 22.081,76 aan materiële schadevergoeding ter zake van het onder 2 ten laste gelegde feit;
- [benadeelde partij 2]: hij vordert € 13.410,09 aan materiële schadevergoeding ter zake van het onder 2 ten laste gelegde feit.
De benadeelde partijen zullen in de vorderingen niet-ontvankelijk worden verklaard, nu de verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde feit.
De vorderingen kunnen slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de benadeelde partijen niet-ontvankelijk zullen worden verklaard, zullen zij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ten verwere tegen de vorderingen gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36c, 36d, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
verklaart
niet bewezen, dat de verdachte het
onder 2ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart
bewezen, dat de verdachte de
onder 1, 3, 4, 5 en 6ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
5 (vijf) maanden, niet ten uitvoerzal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de
proeftijd, die hierbij wordt gesteld op
3 (drie) jaar, na te melden voorwaarde overtreedt;
stelt als algemene voorwaarde: de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van in beslag genomen en nog niet terug gegeven voorwerpen, als volgt:
-
verklaart verbeurdde voorwerpen genoemd onder 3a tot en met 3d van bijlage III;
-
verklaart onttrokken aan het verkeerde voorwerpen genoemd onder 4 tot en 20 van
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 1], [adres BP 1], niet-ontvankelijk in de vordering; bepaalt dat de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de benadeelde partij [benadeelde partij 1] in de kosten door de verdachte ten verwere tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 2], [adres BP 2]
niet-ontvankelijk in de vordering; bepaalt dat de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de benadeelde partij [benadeelde partij 2] in de kosten door de verdachte ten verwere tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. G.A.F.M. Wouters, voorzitter,
mr. K. Helmich en mr. G.M. Munnichs, rechters,
in tegenwoordigheid van A. Gaal, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 december 2014.
Bijlage I bij vonnis d.d. 19 december 2014 van: [verdachte]
TEKST NADER OMSCHREVEN TENLASTELEGGING:
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 22 augustus
2012 tot en met 02 oktober 2012, te Eerbeek en/of Apeldoorn, in elk geval
in Nederland, meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een of
meer ander(en), althans alleen, in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf,
- ( E06: ZD Eerbeek) in de periode van 22 augustus 2012 tot en met 19 september
2012, te Eerbeek, opzettelijk een aantal van ongeveer 509 hennepplant(en),
althans een hoeveelheid van meer dan 30 gram, zijnde hennep, een middel
vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst 11, heeft verkocht en/of afgeleverd
en/of verstrekt en/of vervoerd en/of geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of
verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, en/of
- ( E11: ZD Imkersdeef) in de periode van 06 september 2012 tot en met 02 oktober
2012, te Apeldoorn, opzettelijk een aantal van ongeveer 105 hennepplant(en),
althans een hoeveelheid van meer dan 30 gram, zijnde hennep, een middel
vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, heeft verkocht
en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of geteeld en/of bereid en/of
bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
terwijl dit (telkens) betrekking had op een of meer grote hoeveelhe(i)d(en)
hennep;
art 3 ahf/ond B Opiumwet
art 11 lid 2 Opiumwet
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 08 augustus 2009
tot en met 2 oktober 2012, te Eerbeek en/of Apeldoorn en/of Deventer en/of ’s
Hertogenbosch en/of Vaassen en/of Heerenveen en/of Delft en/of Wateringen
en/of Den Haag en/of Leiden, in elk geval in Nederland, leiding heeft gegeven
danwel heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit (onder meer) hem zelf,
verdachte, en/of [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 3]
en/of [medeverdachte 4] en/of een of meer andere perso(o)n(en), en welke organisatie tot
oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk
- het opzettelijk al dan niet in de uitoefening van een beroep of bedrijf
telen/bereiden/bewerken/verwerken/verkopen/afleveren/verstrekken/vervoeren
van hennep, zijnde een middel van lijst II behorende bij de Opiumwet,
terwijl dit betrekking had op een of meer grote hoeveelhe(i)d(en) hennep
en/of
- diefstal van stroom/elektriciteit als bedoeld in artikel 310/311 wetboek van
- valsheid in geschriften als bedoeld in artikel 225 wetboek van strafrecht
en/of 231 wetboek van strafrecht;
artikel 11a Opiumwet
artikel 140 wetboek van strafrecht
hij op of omstreeks 02 oktober 2012 te Apeldoorn, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
aanwezig heeft gehad ongeveer 7,33 kilogram henneptoppen, in elk geval een
hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld
in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het
vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 3 ahf/ond C Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 11 lid 2 Opiumwet
hij op of omstreeks 02 oktober 2012 te Apeldoorn, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie II onder 7 van de Wet wapens
en munitie, te weten een handgranaat, zijnde (een) voorwerp(en) bestemd voor
het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing,
voorhanden heeft gehad;
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie
hij op of omstreeks 02 oktober 2012 te Apeldoorn, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
voorhanden heeft gehad:
- 50 althans één of meer kogelpatronen (merkopschrift: MAGTECH, 38 SPL,
kaliber 38, bodemstempel CBC), en/of
- 50 althans één of meer kogelpatronen (merkopschrift: MAGTECK, 38 SPL,
kaliber 357 MAG, bodemstempel CBC), en/of
- 50 althans één of meer kogelpatronen (merkopschrift: MAGTECH, 357 MAGNUM,
kaliber 357, bodem stempel CBC), en/of
- 50 althans één of meer kogelpatronen (merkopschrift: MAGTECH, 357 MAGNUM,
kaliber 357, bodemstempel CBC) en/of
- 125 althans één of meer kogelpatronen (merkopschrift: SELLIER&BELLOT, 9 mm
Browning Court, kaliber 9 mm Br.K 380 Auto, bodemstempel S &B), en/of
- 50 althans één of meer kogelpatronen (merkopschrift: PMC, 380 AUTO, kaliber
380 AUTO, bodemstempel PMC), en/of
- 50 althans één of meer kogelpatronen (merkopschrift PMC .45 COLT, kaliber
.45 Colt, bodemstempel PMC),
in elk geval munitie in de zin van de Wet Wapens en Munitie van categorie III;
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie
hij op of omstreeks 02 oktober 2012 te Apeldoorn, althans in Nederland,
een wapen, van categorie I, onder 1° of 3°, te weten een boksbeugel voorhanden heeft gehad en/of heeft gedragen;
art 13 lid 1 Wet wapens en munitie