ECLI:NL:RBROT:2014:10411
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de inlichtingenplicht en boeteoplegging in het bestuursrecht
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 19 december 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. G.H. Kroon, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De zaak betreft de beëindiging van de toeslag op de WAO-uitkering van eiser, die werd teruggevorderd, en de oplegging van een boete wegens het niet nakomen van de inlichtingenplicht. Eiser ontving een toeslag op zijn uitkering, maar verweerder stelde vast dat zijn partner in de periode van 1 december 2005 tot 16 februari 2009 inkomsten had, die niet waren doorgegeven. Dit leidde tot de beëindiging van de toeslag en een terugvordering van € 30.615,73. Eiser heeft tegen het besluit van verweerder beroep ingesteld, waarbij hij aanvoerde dat hij de inlichtingenplicht niet had geschonden en dat er dringende redenen waren om van terugvordering en boete af te zien, met name vanwege zijn medische situatie.
De rechtbank oordeelde dat eiser de inlichtingenplicht had geschonden, aangezien hij niet had gemeld dat zijn partner inkomsten had. De rechtbank vond geen dringende redenen om van terugvordering af te zien, ondanks de medische situatie van eiser. De overgelegde informatie over zijn gezondheid gaf geen inzicht in de ernst van zijn aandoening in de relevante periode. De rechtbank concludeerde dat de boete van € 2.269,- passend was, gezien het benadelingsbedrag. Eiser's beroep werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.