ECLI:NL:RBROT:2014:10260

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 december 2014
Publicatiedatum
17 december 2014
Zaaknummer
13/8012
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening en terugvordering van uitkering op grond van de Werkloosheidswet met betrekking tot inlichtingenplicht en boete

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 19 december 2014, betreft het een geschil tussen eiseres, een werkloze vrouw uit Leerdam, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres had een WW-uitkering ontvangen, maar deze werd herzien en een bedrag aan teveel ontvangen uitkering werd teruggevorderd. De rechtbank behandelt meerdere besluiten van het UWV, waaronder de herziening van de uitkering over verschillende periodes en de oplegging van boetes wegens het niet correct doorgeven van gewerkte uren. Eiseres had in de periode van 9 januari 2012 tot en met 27 mei 2012 en van 7 januari 2013 tot en met 10 maart 2013 niet alle gewerkte uren correct doorgegeven, wat leidde tot de herziening van haar uitkering en de terugvordering van bedragen. Eiseres stelde dat zij zich had ingespannen om alle informatie door te geven en dat er sprake was van een computerstoring die haar benadeelde. De rechtbank oordeelt dat eiseres haar inlichtingenverplichting heeft geschonden en dat het UWV terecht is overgegaan tot herziening en terugvordering. De rechtbank matigt de boete die aan eiseres is opgelegd tot 50% van het oorspronkelijke bedrag, omdat er geen sprake was van opzet of grove schuld. De rechtbank verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond, vernietigt het bestreden besluit voor zover het de boete betreft, en stelt de boete vast op € 301,15. Tevens wordt het griffierecht vergoed en worden de proceskosten aan eiseres vergoed.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Bestuursrecht 3
zaaknummer: ROT 13/8012

uitspraak van de meervoudige kamer van 19 december 2014 in de zaak tussen

[eiseres], te Leerdam, eiseres,
gemachtigde: mr. U. Santi,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder,
gemachtigde: J.M. van der Graaf.

Procesverloop

Bij besluit van 14 juni 2013 (het primaire besluit I) heeft verweerder de uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) van eiseres over de periode van 9 januari 2012 tot en met 27 mei 2012 herzien en een bedrag aan teveel ontvangen uitkering over die periode van € 95,33 bruto van eiseres teruggevorderd.
Verweerder heeft bij besluit van 14 juni 2013 (primaire besluit II) eiseres een boete van € 52,- opgelegd.
Bij besluit van 14 juni 2013 heeft (primaire besluit III) verweerder de WW-uitkering van eiseres over de periode van 7 januari 2013 tot en met 10 maart 2013 herzien en een bedrag aan teveel ontvangen uitkering over die periode van € 601,22 van eiseres teruggevorderd.
Bij besluit van 14 juni 2013 (primaire besluit IV) heeft verweerder eiseres een boete opgelegd van € 601,21.
Bij besluiten van 16 en 17 september 2013 heeft verweerder de terugvorderingsbedragen en de boete uit de primaire besluiten I, II en IV gewijzigd in respectievelijk € 94,25, € 602,30 en € 602,30.
Bij besluit van 14 november 2013 (het bestreden besluit) heeft verweerder de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 juli 2014. Eiseres en haar gemachtigde zijn niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.1.
Bij besluit van 24 juni 2011 heeft verweerder eiseres met ingang van 7 juni 2011 een WW-uitkering toegekend. Deze uitkering was gebaseerd op het aantal uren dat eiseres gemiddeld per week werkte. Dit was 37,75 uur per week. Tijdens de looptijd van deze WW-uitkering is op 27 december 2011 telefonisch aan verweerder doorgegeven dat eiseres per 20 december 2011 is gaan werken bij Tempo Team voor 32 uur per week. Eiseres heeft vervolgens telkens inkomstenformulieren ingevuld en aan verweerder doen toekomen. Aan verweerder is doorgegeven dat de werkzaamheden van eiseres zijn beëindigd met ingang van 18 juni 2012. Bij besluit van 6 september 2012 heeft verweerder eiseres met ingang van 18 juni 2012 een nieuwe WW-uitkering toegekend, naast de reeds eerder toegekende WW-uitkering.
1.2.
Op 22 januari 2013 is namens eiseres telefonisch contact opgenomen met verweerder. Tijdens dat gesprek is verweerder meegedeeld dat eiseres vanaf 7 januari 2013 een aantal uren heeft gewerkt. Van de zijde van verweerder is geadviseerd om diezelfde dag de exacte gegevens door te geven. Op 30 januari 2013 is er telefonisch contact met verweerder en stuurt eiseres een wijzigingsformulier in waarop is aangeven dat eiseres is gaan werken met ingang van 7 januari 2013 in een wisselend aantal uren. Op 28 februari 2013 en 23 maart 2013 heeft eiseres inkomstenformulieren ingevuld en aan verweerder gestuurd.
2.1.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiseres over de periode van 9 januari 2012 tot en met 27 mei 2012 de gewerkte en doorbetaalde uren niet correct heeft doorgegeven. Verweerder beschikt over een uren/loonopgave van de ex werkgevers van eiseres, zijnde Tempo Team Inhouse Services Uitzending (Tempo Team) en Olympia Contracting (Olympia). Deze opgaven zijn anders dan de opgave van eiseres op de inkomstenformulieren.
2.2.
Verweerder stelt zich voorts op het standpunt dat eiseres de gewerkte en doorbetaalde uren over de periode van 7 januari 2013 tot en met 27 januari 2013 niet correct heeft doorgegeven. Verweerder beschikt over een uren/loonopgave van de ex werkgever van eiseres, zijnde Tempo Team. Deze opgave is anders dan de opgave van eiseres op de inkomstenformulieren. Tevens heeft eiseres te laat de werkhervatting per 7 januari 2013 te laat gemeld aan verweerder.
2.3.
Daarom heeft verweerder besloten tot herziening en terugvordering over genoemde tijdvakken en tot oplegging van boetes. Ter zitting heeft verweerder nader toegelicht dat eiseres haar gewerkte uren ook aan de uitzendbureaus moest doorgeven. Indien er in een week meer uren gewerkt zouden zijn had eiseres dit ook op een volgend werkbriefje kunnen corrigeren. Dit is niet gebeurd, aldus verweerder. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiseres de inlichtingenverplichting heeft geschonden en dat dit haar redelijkerwijs duidelijk was danwel kon zijn.
3.1.
Eiseres kan zich niet met het bestreden besluit verenigen. Eiseres stelt zich op het standpunt dat zij zich heeft ingespannen om alle mogelijke informatie door te geven. Op 7 mei 2013 was er een computerstoring waarvan eiseres niet de dupe mag worden. Naar de opvatting van eiseres is er dan ook geen sprake van verwijtbaar handelen.
4.1.
Ten aanzien van de herzieningen en terugvorderingen overweegt de rechtbank als volgt.
4.2.
In artikel 16, eerste lid, van de WW is bepaald dat werkloos is de werknemer die ten minste vijf of ten minste de helft van zijn arbeidsuren per kalenderweek heeft verloren, alsmede het recht op onverminderde doorbetaling van zijn loon over die uren en beschikbaar is om arbeid te aanvaarden. In het tweede lid is - voor zover hier van belang - bepaald dat onder de in het eerste lid bedoelde arbeidsuren per kalenderweek wordt verstaan het aantal uren waarin de werknemer in de 26 kalenderweken onmiddellijk voorafgaande aan het intreden van zijn verlies van arbeidsuren gemiddeld per week als werknemer arbeid heeft verricht.
In artikel 22a, eerste lid, aanhef en onder a, van de WW is bepaald dat onverminderd het elders in deze wet bepaalde terzake van herziening of intrekking van een besluit tot toekenning van uitkering en terzake van weigering van uitkering, herziet het UWV een dergelijk besluit of trekt het dat in indien het niet of niet behoorlijk nakomen van een verplichting op grond van artikel 24, 25, of 26 heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van uitkering.
Op grond van artikel 25 van de WW - voor zover hier van belang - is de werknemer verplicht aan het UWV op zijn verzoek of onverwijld uit eigen beweging alle feiten en omstandigheden mede te delen, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op uitkering, het geldend maken van het recht op uitkering, de hoogte of de duur van de uitkering, of op het bedrag van de uitkering dat aan de werknemer wordt betaald.
In artikel 33, eerste lid, van de WW is bepaald dat het UWV de uitkering in de regel per vier kalenderweken of per maand achteraf betaalt.
Op grond van artikel 36, eerste lid, van de WW wordt de uitkering die als gevolg van een besluit als bedoeld in artikel 22a of 27 onverschuldigd is betaald, alsmede hetgeen anderszins onverschuldigd is betaald, door het UWV teruggevorderd. In het tweede lid is bepaald dat, indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn, het UWV kan besluiten van geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien.
4.3.
Verweerder heeft bij de (gewijzigde) primaire besluiten specificaties gevoegd van he aantal gewerkte uren volgens opgave van eiseres en volgens opgave van de ex werkgevers. Uit die specificaties volgt dat eiseres minder uren heeft opgegeven dan dat zij volgens opgave van haar ex werkgevers heeft gewerkt. Eiseres heeft de specificaties van het aantal gewerkte uren niet betwist. De rechtbank gaat dan ook uit van de juistheid van deze specificaties. Voorts heeft eiseres in 2013 niet binnen één week melding gemaakt dat zij was gaan werken. Eiseres heeft één werkdag van 7,25 uur dat zij is uitgezonden door Olympia niet opgegeven. Ten aanzien van de voor uitzendbureau Tempo Team gewerkte uren heeft verweerder onbetwist gesteld dat eiseres wist, althans kon weten, welk aantal uren zij per week heeft gewerkt. Op de loonstroken staat het aantal uren per week dat eiseres uitbetaald heeft gekregen. Ook indien er achteraf een wijziging plaats vond kreeg zij een loonstrook. Daarmee staat vast dat eiseres haar inlichtingenverplichting heeft geschonden. Verweerder is derhalve terecht overgegaan tot herziening van de uitkeringen van eiseres over 2012 en 2013 en tot terugvordering van het teveel betaalde over de in geding zijnde perioden. De aangevoerde computerstoring brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel, gelet op het moment van de storing. Toen had de schending van de inlichtingenverplichting reeds plaatsgevonden. Van dringende redenen geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien is niet gebleken.
5.1.
Ten aanzien van de boetes overweegt de rechtbank dat onderscheid dient te worden gemaakt tussen de boete die is opgelegd voor de in 2012 begane overtreding en die is opgelegd voor de in 2013 begane overtreding.
5.2.
Ten aanzien van de boete die is opgelegd voor de in 2012 begane overtreding van € 52,- geldt het recht zoals dat tot 1 januari 2013 luidde.
In artikel 27a, eerste lid, van de WW geldend tot 1 januari 2013 is bepaald dat het UWV een bestuurlijke boete oplegt van ten hoogste € 2.269,00 terzake van het niet of niet behoorlijk nakomen door de werknemer van een verplichting als bedoeld in artikel 25 van deze wet.
5.3.
Eiseres valt niet alleen objectief maar ook subjectief een verwijt te maken van de schending van de inlichtingenverplichting. Eiseres wist, althans kon weten, welk aantal uren zij exact uitbetaald heeft gekregen. Eiseres haar stellingen dat zij haar best heeft gedaan en dat er sprake is geweest van communicatiestoornissen omdat zij het Nederlands niet geheel machtig is, indien juist, maken niet dat haar geen enkel verwijt kan worden gemaakt.
5.4.
Gelet op de ernst van de overtreding, de mate waarin deze aan eiseres kan worden verweten en de omstandigheden van het geval, in onderlinge samenhang beschouwd, is een aan eiseres op te leggen boete van € 52,- evenredig. He hoogte van de boete is in overeenstemming met de destijds geldende regels.
5.5.
Ten aanzien van de boete die is opgelegd voor de in 2013 begane overtreding van € 602,30 geldt dat in artikel 27a, eerste lid, van de WW is bepaald dat het UWV een boete oplegt van ten hoogste het benadelingsbedrag wegens het niet of niet behoorlijk nakomen door de werknemer van de mededelingsverplichting. Van het opleggen van een boete kan worden afgezien op grond van zeer bijzondere omstandigheden, dringende redenen, of wegens het ontbreken van iedere vorm van verwijtbaarheid.
5.6.
In de uitspraak van 24 november 2014 (ECLI:NL:CRVB:2014:3754) oordeelt de Centrale Raad van Beroep dat in de Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving (Wet aanscherping) en het Boetebesluit sociale zekerheidswetten (Boetebesluit) geen sprake is van een gefixeerd boetestelsel. Ook onder de werking van de Wet aanscherping op te leggen moeten boetes op het terrein van de sociale zekerheid moeten volledig worden getoetst met inachtneming van artikel 5:46, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het vanaf 1 januari 2013 in het sociale zekerheidsrecht gecreëerde boeteregime vraagt om een indringender toets aan het evenredigheidsbeginsel, omdat de voor de hoogte van de boete aan het benadelingsbedrag te relateren percentages sterk zijn verhoogd en per die datum het tot dan toe geldende maximumboetebedrag van € 2.269,- is komen te vervallen. Het ligt naar het oordeel van de CRvB in de rede om alleen een boete van 100% van het benadelingsbedrag op te leggen als opzettelijk handelen of opzettelijk nalaten in strijd met de inlichtingenverplichting kan worden verweten. Als grove schuld bij de overtreders kan worden verweten dan is 75% een passend uitgangspunt. Is er geen sprake van opzet of grove schuld dan is 50% een passend uitgangspunt bij de afstemming op het aspect verwijtbaarheid van de overtreders. In geval van recidive is nuancering op het aspect van verwijtbaarheid evenzeer noodzakelijk. Als sprake is van verminderde verwijtbaarheid is 25% van het benadelingsbedrag een passend uitgangspunt bij de afstemming op het aspect verwijtbaarheid. Van deze uitgangspunten moet worden afgeweken indien de omstandigheden van het geval dit nodig maken. Tot slot oordeelt de CRvB dat boetes niet hoger mogen zijn dan de maximale geldboete die de strafrechter zou hebben kunnen opleggen.
5.7.
Vast staat dat eiseres haar inlichtingenverplichting heeft geschonden omdat zij niet tijdig aan verweerder heeft doorgegeven dat zij met ingang van 7 januari 2013 is gaan werken en voorts omdat eiseres minder uren heeft opgegeven aan verweerder dan het aantal uren dat zij gewerkt en uitbetaald heeft gekregen volgens opgave van Tempo Team. Eiseres wist dan wel kon weten welk aantal uren zij diende door te geven. Op de loonstroken staat het aantal gewerkte uren vermeld. De rechtbank is van oordeel dat rekening dient te worden gehouden met de omstandigheid dat eiseres in januari 2013 heeft nagegaan hoe zij de werkbriefjes moest invullen. Voorts blijkt uit de gedingstukken en het verhandelde ter zitting dat eiseres niet de intentie had om de ten onrechte ontvangen WW-uitkering te houden. Voorts betrekt de rechtbank hierbij dat bij eiseres het besef aanwezig was dat zij bij werkhervatting geen aanspraak meer kon maken op een uitkering ingevolge de WW. Gelet op dit geheel van omstandigheden kan niet worden gezegd dat bij eiseres sprake was van opzet of grove schuld. Van verminderde verwijtbaarheid is evenmin sprake. De gestelde communicatiestoornissen vanwege gebrekkige beheersing van de Nederlandse taal, indien juist, is daarvoor onvoldoende. De rechtbank acht in dit geval een boete van 50% van € 602,30 - evenredig aan de ernst van de overtreding, de mate van verwijtbaarheid en de overige aan de orde zijnde omstandigheden.
De rechtbank ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb zelf in de zaak te voorzien en zelf de hoogte van de boete vast te stellen. Gelet op de omstandigheden zoals deze hiervoor zijn omschreven ziet de rechtbank aanleiding de boete te matigen tot 50% van € 602,30. (€ 301,15)
Het beroep is in zoverre gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit voor zover daarbij het primaire besluit IV, zoals dat is gewijzigd, in stand wordt gelaten. De rechtbank ziet aanleiding om voor zover het bestreden besluit wordt vernietigd zelf in de zaak te te voorzien in die zin dat de, bij het primaire besluit IV opgelegde, boete wordt vastgesteld op € 301,15.
Voor het overige dient het beroep van eiseres ongegrond te worden verklaard.
Omdat de rechtbank het beroep gedeeltelijk gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 487,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 487,- en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit voor zover daarbij het bezwaar tegen het gewijzigd primaire besluit IV ongegrond is verklaard;
  • herroept het primaire besluit IV en bepaalt dat de boete € 301,15 bedraagt;
  • verklaart het beroep voor het overige ongegrond;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 44,- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 487,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.H. Waller, voorzitter, en mr. W.M.P.M. Weerdesteijn en mr. C.F.J. de Jongh, leden, in aanwezigheid van mr. H. van der Waal-de Vries, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 december 2014.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.