Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling de dato 1 december 2014
- de pleitnota van [eiser].
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 10 december 2014 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een Kroatische eiser en een Spaanse gedaagde. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. T. Bezmalinovic, vorderde betaling van een bedrag van € 36.780,- van de gedaagde, die niet verschenen was. De eiser had in de periode van 10 april 2014 tot 11 juli 2014 transporten uitgevoerd voor de gedaagde en had een bedrag van € 65.714,53 in rekening gebracht. Na het leggen van conservatoir beslag op de vordering van de gedaagde op een derde, vorderde de eiser een voorschot op de betaling, onderbouwd met de stelling dat de gedaagde failliet zou kunnen gaan.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet is verschenen. De rechtbank heeft ambtshalve de rechtsmacht beoordeeld op basis van de EEX-Vo, waarbij is vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is om voorlopige maatregelen te treffen, ondanks dat de gedaagde in Spanje is gevestigd. De rechtbank oordeelde dat de vordering van de eiser niet onrechtmatig of ongegrond was en heeft de vordering toegewezen, onder de voorwaarde dat de eiser een onherroepelijke bankgarantie van de Kroatische bank Societé Generale-Splitska Banka stelt, ter waarborging van de terugbetaling indien de eiser in een eventuele bodemprocedure in het ongelijk wordt gesteld.
De rechtbank heeft de gedaagde ook veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 1.488,80. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. A.F.L. Geerdes.