Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
[verdachte],
ote, te weten
Rechtbank Rotterdam
Op 28 november 2014 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mishandeling van zijn echtgenote en kind. De verdachte, geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], werd bijgestaan door raadsman mr. F.J. ten Seldam. De officier van justitie, mr. F.A. Hut, had gerekwireerd tot bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk zijn echtgenote, [aangeefster 1], en zijn kind, [aangeefster 2], had mishandeld op 20 februari 2014 te Rotterdam. De mishandelingen omvatten onder andere het bijten, trekken aan de haren en slaan met een hard voorwerp, wat resulteerde in letsel en pijn voor beide slachtoffers.
De rechtbank verwierp het verweer van de verdachte dat hij handelde uit noodweer. De verklaringen van de aangeefsters waren consistent en ondersteunden elkaar, terwijl de verklaring van de verdachte sterk afweek. De rechtbank concludeerde dat de verdachte de agressor was en dat hij niet in een situatie verkeerde waarin hij zich moest verdedigen. De bewezen feiten werden gekwalificeerd als mishandeling, en de verdachte werd als strafbaar beschouwd.
De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 34 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar, en een taakstraf van 100 uren. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze waren begaan, en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor geweldsdelicten. De verdachte toonde geen inzicht in zijn handelen en had geen medewerking verleend aan een psychologisch onderzoek, wat de rechtbank in haar beslissing meeneem. De uitspraak werd gedaan in tegenwoordigheid van griffiers mr. J. Snoeren en M.Y. Wong.