ECLI:NL:RBROT:2014:10106

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 november 2014
Publicatiedatum
12 december 2014
Zaaknummer
10/700110-14
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling van echtgenote en kind met verwerping van noodweer

Op 28 november 2014 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mishandeling van zijn echtgenote en kind. De verdachte, geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], werd bijgestaan door raadsman mr. F.J. ten Seldam. De officier van justitie, mr. F.A. Hut, had gerekwireerd tot bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk zijn echtgenote, [aangeefster 1], en zijn kind, [aangeefster 2], had mishandeld op 20 februari 2014 te Rotterdam. De mishandelingen omvatten onder andere het bijten, trekken aan de haren en slaan met een hard voorwerp, wat resulteerde in letsel en pijn voor beide slachtoffers.

De rechtbank verwierp het verweer van de verdachte dat hij handelde uit noodweer. De verklaringen van de aangeefsters waren consistent en ondersteunden elkaar, terwijl de verklaring van de verdachte sterk afweek. De rechtbank concludeerde dat de verdachte de agressor was en dat hij niet in een situatie verkeerde waarin hij zich moest verdedigen. De bewezen feiten werden gekwalificeerd als mishandeling, en de verdachte werd als strafbaar beschouwd.

De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 34 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar, en een taakstraf van 100 uren. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze waren begaan, en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor geweldsdelicten. De verdachte toonde geen inzicht in zijn handelen en had geen medewerking verleend aan een psychologisch onderzoek, wat de rechtbank in haar beslissing meeneem. De uitspraak werd gedaan in tegenwoordigheid van griffiers mr. J. Snoeren en M.Y. Wong.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/700110-14
Datum uitspraak: 28 november 2014
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie op het adres: [adres]
,
raadsman mr. F.J. ten Seldam, advocaat te Haarlem.
ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 november 2014.
TENLASTELEGGING
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
EIS OFFICIER VAN JUSTITIE
De officier van justitie mr. F.A. Hut heeft gerekwireerd tot:
- bewezenverklaring van het onder 1 en 2 tenlastegelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand met aftrek van voorarrest.
BEWEZENVERKLARING
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 20 februari 2014 te Rotterdam opzettelijk mishandelend zijn echtgen
ote, te weten
[aangeefster 1], (met kracht)
- in de arm heeft gebeten en
- aan de haren heeft beetgepakt en aan de haren heeft getrokken en
- met een hard voorwerp tegen het hoofd heeft geslagen en
- tegen de rug en hoofd heeft geslagen en
- tegen het lichaam heeft geduwd, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
2.
hij op 20 februari 2014 te Rotterdam opzettelijk mishandelend zijn kind, te weten [aangeefster 2], eenmaal (met kracht)
- boven op die [aangeefster 2] is gaan zitten en
- bij de haren heeft beetgepakt en aan de haren heeft getrokken en
- bij het hoofd heeft beetgepakt en het hoofd van die [aangeefster 2] tegen de grond heeft gebonkt/geslagen en
- tegen het hoofd, heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
BEWIJSMOTIVERING
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden. De bewijsmiddelen en de voor de bewezenverklaring redengevende inhoud daarvan zijn weergegeven in de aan dit vonnis gehechte bijlage II. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
STRAFBAARHEID FEITEN
De bewezen feiten leveren op:

1.

mishandeling, begaan tegen zijn echtgenoot;

2.

mishandeling, begaan tegen zijn kind.

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte een gerechtvaardigd beroep op noodweer toekomt en derhalve dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Hiertoe heeft hij aangevoerd dat de verdachte door zijn vrouw en dochter met een stok is geslagen en hij zich daartegen moest verdedigen.
De rechtbank verwerpt het verweer en overweegt daartoe als volgt.
De door aangeefsters [aangeefster 1] (echtgenote van de verdachte) en [aangeefster 2] (dochter van de verdachte) afgelegde verklaringen zijn weliswaar op ondergeschikte details afwijkend, maar komen in hoofdlijnen met elkaar overeen, onder meer op het punt dat de verdachte degene is geweest die is begonnen met slaan. De verklaringen ondersteunen elkaar op cruciale onderdelen en vinden voorts steun in het letsel dat beiden hebben opgelopen. De rechtbank ziet geen aanleiding de verklaringen van de aangeefsters onbetrouwbaar te achten, nu daartegenover enkel de sterk afwijkende verklaring van de verdachte staat, onder meer waar hij zegt dat hij als eerste is aangevallen en geslagen.
De rechtbank gaat er daarom vanuit dat de verdachte de agressor is geweest en hij beide aangeefsters heeft geslagen, gebeten en bij de haren heeft vastgepakt en acht het niet aannemelijk dat de verdachte zich op dat moment in een situatie bevond waarin hij ogenblikkelijk wederrechtelijk werd aangerand en waartegen verdediging geboden was. Dat de verdachte op enig moment mogelijk ook met een stok is geslagen, doet hier niets aan af.
Het beroep op noodweer wordt derhalve verworpen.
Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
STRAFBAARHEID VERDACHTE
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.
STRAFMOTIVERING
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn toen zes maanden in verwachting zijnde echtgenote, door haar in hun woning te hebben gebeten, aan haar haren te hebben getrokken en met een hard voorwerp tegen haar hoofd te hebben geslagen. Tevens heeft de verdachte zich tijdens dit incident schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn dochter door haar aan haar haren te hebben beetgepakt en haar hoofd tegen de grond te hebben gebonkt. Ook is de verdachte op zijn dochter gaan zitten. De rechtbank rekent de verdachte aan dat hij de lichamelijke integriteit van zijn echtgenote en dochter heeft aangetast op een plaats waar zij zich veilig zouden moeten kunnen voelen en dat zij letsel en pijn hebben ondervonden.
Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij geen contact meer heeft met zijn echtgenote, zijn dochter en zijn inmiddels geboren jongste kind. De verdachte heeft door zijn ontkennende houding en de denigrerende wijze waarop hij over beide slachtoffers spreekt, geen blijk gegeven van enig inzicht in zijn handelen.
Op dergelijke feiten kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van beperkte duur.
Bij het bepalen van de duur van de op te leggen straf is in het nadeel van de verdachte in aanmerking genomen dat hij blijkens het op zijn naam gestelde uittreksel uit de Justitiële Documentatie gedateerd op 7 november 2014 reeds eerder is veroordeeld voor mishandelingen.
Omdat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan misdrijven die waren gericht tegen en gevaar hebben veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen en de verdachte eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Om die reden zal de rechtbank aan het voorwaardelijke deel van de op te leggen gevangenisstraf een proeftijd van drie jaar verbinden.
De verdachte heeft geen medewerking willen verlenen aan de totstandkoming van een psychologisch rapport. De rechtbank kan bij de strafoplegging dan ook geen rekening houden met de psychische gesteldheid van de verdachte.
Alles afwegend wordt na te noemen straf passend en geboden geacht.
TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
Gelet is op de artikelen 9, 22c, 22d, 57, 63, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 34 (vierendertig) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 30 (dertig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 3 (drie) jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarden:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als bijzondere voorwaarde:
- de veroordeelde zal de reclassering steeds op de hoogte stellen en houden van zijn verblijfplaats;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 100 (honderd) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 50 (vijftig) dagen;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. L.C. van Walree, voorzitter,
en mrs. M.P. van der Stroom en R. In het Veld, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. Snoeren en M.Y. Wong, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 november 2014.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Bijlage I bij vonnis van 12 december 2014:

TEKST TENLASTELEGGING.
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 20 februari 2014 te Rotterdam
opzettelijk mishandelend zijn echtgenoot, althans een persoon, te weten [aangeefster 1]
, meerdere malen, althans eenmaal (met kracht)
- in de arm/pols heeft gebeten en/of
- aan de haren heeft beetgepakt en/of aan de haren heeft getrokken en/of
- met een (stok van een) bezem/swiffer/dweil en/of stofzuigerslang, althans
één of meer harde voorwerp(en) tegen het hoofd heeft geslagen en/of
- met (gebalde) hand(en) tegen de rug en/of hoofd en/of buik, althans het
lichaam heeft geslagen en/of
- met een-de hand(en) tegen het lichaam heeft geduwd,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 304 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 20 februari 2014 te Rotterdam
opzettelijk mishandelend zijn kind, althans een persoon, te weten [aangeefster 2],
meerdere malen, althans eenmaal (met kracht)
- boven op die [aangeefster 2] is gaan zitten en/of
- ( vervolgens) bij de haren heeft beetgepakt en/of aan de haren heeft
getrokken en/of
- bij het hoofd heeft beetgepakt en/of het hoofd van die [aangeefster 2] tegen de
grond heeft gebonkt/geslagen en/of
- met (gebalde) hand(en) tegen de rug en/of het hoofd, althans het lichaam
heeft geslagen,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 304 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht