In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 17 december 2014, betreft het een deelgeschil over overlijdensschade en gederfd levensonderhoud van twee minderjarige kinderen na het gelijktijdig overlijden van hun ouders bij een verkeersongeval op 19 augustus 2011. De voogdes van de kinderen, die in haar hoedanigheid als voogd optreedt, heeft een verzoek ingediend om te verklaren dat voor de berekening van het gederfd levensonderhoud als uitgangspunt moet worden genomen dat de kinderen in het ouderlijk huis zouden zijn blijven wonen. De verweerster, REAAL SCHADEVERZEKERINGEN N.V., heeft de aansprakelijkheid erkend, maar betwist de wijze waarop het gederfde levensonderhoud berekend dient te worden.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de kinderen na het overlijden van hun ouders zijn opgenomen in het gezin van hun tante, de voogdes. De voogdes heeft haar onderneming gestaakt en haar echtgenoot heeft een andere functie aanvaard om voor de kinderen te zorgen. REAAL heeft in totaal € 400.000,- aan voorschotten op het gederfd levensonderhoud betaald. De voogdes stelt dat de berekening van de schade moet worden gebaseerd op de situatie waarin de kinderen in het ouderlijk huis zouden zijn gebleven, terwijl REAAL aanvoert dat dit een fictieve situatie betreft.
De rechtbank oordeelt dat de schadevergoeding voor de kinderen zodanig moet zijn dat zij in materiële zin kunnen leven zoals zij dat zouden hebben gedaan indien hun ouders niet waren overleden. De rechtbank wijst het verzoek van de voogdes toe en stelt vast dat voor de berekening van het gederfd levensonderhoud als uitgangspunt moet worden genomen dat de kinderen in het ouderlijk huis zouden zijn gebleven. De kosten van de procedure worden aan de zijde van de voogdes begroot op nihil, en de voogdes wordt niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek om de mogelijkheid van hoger beroep te openen. De beslissing is openbaar uitgesproken door mr. A. Eerdhuijzen.