ECLI:NL:RBROT:2013:CA3492

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
C/11/99182 / HA ZA 12-2181
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming nieuwe deskundige na betwisting handtekening in civiele procedure

In deze civiele procedure tussen de besloten vennootschap Centrale Ophaaldienst Nederland B.V. (hierna: COD) en gedaagde, die de handtekening onder een faxbericht betwist, heeft de rechtbank Rotterdam op 29 mei 2013 een vonnis gewezen. De procedure is gestart door COD, die gedaagde heeft aangesproken op haar vermeende handtekening onder een verklaring van hoofdelijke aansprakelijkheid. Gedaagde heeft de ondertekening van de handtekening ontkend en betwist dat zij over de gevraagde handtekeningen beschikt. De rechtbank heeft eerder een deskundige benoemd om de handtekening te onderzoeken, maar gedaagde heeft fundamentele kritiek geuit op de deskundigheid van deze deskundige. De rechtbank heeft de deskundige om een reactie gevraagd, maar deze heeft de kritiek niet kunnen weerleggen. Hierdoor heeft de rechtbank besloten om geen kennis te nemen van het definitieve deskundigenrapport en een nieuwe deskundige te benoemen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de ondertekening door gedaagde stellig wordt ontkend, wat betekent dat de onderhandse akte geen bewijs oplevert totdat de identiteit van de ondertekenaar is vastgesteld. De rechtbank heeft de zaak naar de rol verwezen voor verdere behandeling, waarbij partijen zich kunnen uitlaten over de persoon van de nieuwe deskundige en de vragen die aan deze deskundige gesteld moeten worden. De beslissing van de rechtbank houdt ook in dat COD als eisende partij het voorschot voor de kosten van het deskundigenbericht moet deponeren.

Dit vonnis is openbaar uitgesproken en ondertekend door rechter E.D. Rentema. De zaak heeft betrekking op een eerder vonnis van de rechtbank Dordrecht en andere procedures tussen COD en de partner van gedaagde, wat de context van de vordering verder verduidelijkt.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
team handel
zaaknummer / rolnummer: C/11/99182 / HA ZA 12-2181
Vonnis van 29 mei 2013
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CENTRALE OPHAALDIENST NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Hellevoetsluis,
eiseres,
advocaat mr. M.J.W. Hoek,
tegen
[Gedaagde]
wonende te Dordrecht,
gedaagde,
advocaat mr. drs. P.A. Visser.
Partijen zullen hierna COD en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 7 november 2012
- het proces-verbaal van comparitie van 28 januari 2013
- het concept-deskundigenrapport
- het schriftelijke commentaar van partijen, per brief, op het concept-deskundigenrapport.
2. De feiten
2.1. [gedaagde] is de levenspartner van [betrokkene], wonende te Hellevoetsluis. COD heeft een zakelijk geschil met [betrokkene].
2.2. Tussen COD en [betrokkene] zijn meerdere gerechtelijke procedures gevoerd. Onder meer is het volgende geschied:
-bij verstekvonnis van de rechtbank Dordrecht van 2 november 2005 is [betrokkene]l veroordeeld tot betaling aan COD van € 167.379,08, vermeerderd met rente en kosten.
-bij vonnis in kort geding van de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam van 26 november 2010 is COD veroordeeld om executiemaatregelen uit hoofde van het voormelde verstekvonnis voorlopig te staken en is de zaak voor verdere inhoudelijke behandeling op de voet van art. 438 lid 3 Rv. verwezen naar de sector civiel van de rechtbank Rotterdam.
-bij vonnis van de rechtbank Rotterdam van 10 augustus 2011 is de vordering van [betrokkene] om de executie te staken alsnog afgewezen, kort gezegd omdat [betrokkene] onvoldoende feiten en omstandigheden heeft gesteld om de conclusie te rechtvaardigen dat tussen hem en COD finale kwijting is verleend. [betrokkene] is in hoger beroep gekomen van dit vonnis.
2.3. In een faxbericht van 14 maart 2006 van COD aan [betrokkene] staat onder meer:
“Cliënten zien af van extra zekerheden, zoals verpanding, maar verlangen wel een hoofdelijke aansprakelijkstelling door uw partner. [gedaagde]…”
en
“Ik verzoek u en mevrouw [gedaagde] deze brief voor akkoord ondertekend aan mij terug te faxen.”
Onderaan het faxbericht staat :
“Voor akkoord Voor akkoord
[betrokkene] gedaagde]”
Bij beide namen is een handtekening geplaatst.
2.4. [gedaagde] betwist die handtekening te hebben geplaatst.
3. De vordering
3.1. COD vordert, zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
A [gedaagde] te veroordelen binnen twee dagen na het te dezen te wijzen vonnis 15 handtekeningen van haar aan COD te verstrekken, waarvan enkele voor en enkele na 14
maart 2006 zijn gedateerd, zulks onder verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- voor
elke dag dat [gedaagde] daarmee in gebreke zal zijn;
B [gedaagde] te veroordelen binnen twee dagen na het te dezen te wijzen vonnis haar medewerking te verlenen aan een eventueel door de rechtbank bevolen onderzoek door
een forensisch schriftexpert, zulks onder verbeurte van een dwangsom van € 1000,-
voor elke dag dat [gedaagde] daarmee in gebreke zal zijn;
C te verklaren voor recht dat [gedaagde] met [betrokkene]l hoofdelijk aansprakelijk
is voor de vorderingen als bepaald in het vonnis van de rechtbank Dordrecht van 2 november 2005, gewezen tussen COD en [betrokkene];
D en met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten, waaronder nakosten.
3.2. COD stelt daartoe dat [gedaagde] zich schriftelijk hoofdelijk jegens COD heeft verbonden voor de vordering van COD op [betrokkene]. Ten onrechte betwist [gedaagde] dat het háár handtekening is die is geplaatst onder de schriftelijke verklaring waarin staat dat zij zich hoofdelijk verbindt. COD heeft voorgesteld een forensisch deskundige in te schakelen. Deze heeft vijftien handtekeningen nodig van [gedaagde], deels daterend van vóór en deels van nadat de onderhavige handtekening is geplaatst.
4. Het verweer
4.1. [gedaagde] betwist ten stelligste dat het haar handtekening is die onder het faxbericht is geplaatst. Heiboer betwist voorts dat zij nog over handtekeningen beschikt van voor 14 maart 2006. [gedaagde] acht art. 843 a Rv. niet toepasselijk omdat het hier niet gaat om een schriftelijk bewijsmiddel dat een partij wel bekend is maar nog niet in haar bezit. [betrokkene] sluit, aldus [gedaagde], niet uit dat hij de handtekening van [gedaagde] heeft geplaatst, menende dat hier geen kwaad in stak, gelet op de langdurig goede relatie die bestond tussen [betrokkene] en de bestuurder van COD. Volgens [gedaagde] is het niet aan COD, maar aan de rechtbank zelf om te bepalen of een deskundigenonderzoek geboden is.
5. De beoordeling
5.1. Een onderhandse akte waarvan de ondertekening door de partij, tegen welke zij dwingend bewijs zou leveren, stellig wordt ontkend, levert geen bewijs op, zolang niet bewezen is van wie de ondertekening afkomstig is (art. 159 lid 2 Rv.). Die situatie doet zich hier voor. Om die reden heeft de rechtbank ter comparitie van partijen bepaald dat een deskundige de handtekening moest gaan onderzoeken. Partijen gehoord hebbend is toen ter comparitie van partijen de in het proces-verbaal met name genoemde deskundige benoemd.
5.2. [gedaagde] heeft (reeds) naar aanleiding van het concept rapport van de deskundige fundamentele kritiek geplaatst bij de kwaliteiten van de deskundige. [gedaagde] heeft een second opinion gevraagd aan drs. P.L. Zevenbergen van het Nederlands Forensisch Onderzoeksbureau. Drs. Zevenbergen heeft rapport opgemaakt op 20 april 2013. Daarin staat onder meer:
-de rechtbankdeskundige is geen forensisch schriftexpert maar grafoloog,
-grafologische methoden wijken fundamenteel af van de methoden en technieken bij forensische schriftexpertise,
-de rechtbankdeskundige is eind vorige eeuw uit haar vakvereniging geroyeerd omdat zij zich bij herhaling schuldig maakte aan overtreding van de binnen de vakvereniging geldende schriftelijke afspraak, dat grafologen zich dienen te onthouden van uitspraken op het gebied van de forensische schriftexpertise.
5.3. De rechtbank heeft de deskundige om een reactie gevraagd op deze kritiek. De deskundige heeft deze gegeven en zij heeft toen ook haar definitieve rapport ingediend. De rechtbank dient vast te stellen dat de rechtbankdeskundige in haar reactie niet ingaat op de kritiek en deze derhalve niet weet te weerleggen. Dat laat geen andere gevolgtrekking toe dan dat de rechtbankdeskundige niet de deskundigheid bezit die zij stelt te bezitten. Hierin vindt de rechtbank aanleiding om geen kennis te nemen van het definitieve deskundigenrapport. De rechtbank zal een nieuwe deskundige benoemen teneinde te rapporteren over de vraagstelling.
5.4. Partijen zijn in deze gehoord. [gedaagde] heeft kritiek geleverd op het concept-deskundigenrapport en COD heeft daar op mogen reageren. Namens COD is nog betoogd dat zij ook het recht heeft om te mogen reageren op het inmiddels definitieve deskundigenrapport. De rechtbank gaat hieraan voorbij omdat geen kennis wordt genomen van het definitieve deskundigenrapport.
5.5. De zaak zal naar de rol worden verwezen opdat partijen zich bij akte kunnen uitlaten over de persoon van de deskundige(n) en de aan deze(n) te stellen vragen. COD zal als eisende partij het voorschot voor de kosten van het deskundigenbericht ter griffie dienen te deponeren, voor zover al niet gedeponeerd is.
6. De beslissing
De rechtbank:
6.1. verwijst de zaak naar de rolzitting van 12 juni 2013 voor akte als bedoeld in dit vonnis, eerst aan de zijde van COD.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.D. Rentema en in het openbaar uitgesproken op 29 mei 2013.?
2517/ 2477
6.2. Aan het oordeel doet niet af het verweer dat [betrokkene] in zijn procedure bij het Gerechtshof mogelijk alsnog in het gelijk zal worden gesteld. [gedaagde] kan geen rechten ontlenen aan hetgeen wellicht ten gunste van [betrokkene] zal worden beslist. Van een ondeelbare rechtsverhouding tussen [betrokkene] en [gedaagde] is geen sprake. Indien bijvoorbeeld [betrokkene] een succesvol beroep op verjaring zou doen, dan kan het nog steeds zo zijn dat door stuiting de eventuele vordering op [gedaagde] niet is verjaard.