2.5. Tegen de achtergrond van het hiervoor geschetste beslissingskader zal de rechtbank de vorderingen in conventie en in reconventie bespreken.
2.5.1. Uitgaande van de onherroepelijke veroordeling door het gerechtshof Amsterdam d.d. 19 januari 2010 kan het maatschappelijk onbetamelijk zijn dat [gedaagde] als degene die voor de moord op [persoon 1] veroordeeld is, over de urn beschikt. [eiseres] gaat met haar stellingen op dit punt echter voorbij aan de omstandigheid dat [gedaagde], zoals blijkt uit zijn vordering in reconventie, niet (voor zich)zelf wil beschikken over de urn. Dit kan dan ook geen grond vormen voor toewijzing van de vordering. Dan resteert de vraag of de weigering van [gedaagde] om de urn aan [eiseres] af te geven onrechtmatig is. De vraag of [gedaagde] jegens [eiseres] onrechtmatig heeft gehandeld door [persoon 1] om het leven te brengen komt daarnaast in dit kader geen zelfstandige betekenis toe en behoeft dan ook geen beantwoording. Voor de beantwoording van eerstgenoemde vraag zijn de volgende omstandigheden van belang. Uit het advies van de bijzonder curator wordt afgeleid dat er, jarenlang, nauwelijks tot geen contact tussen [persoon 1] en haar familie is geweest. Ook het contact tussen [eiseres] en haar kleinkinderen, zo is ter comparitie meegedeeld, is zeer beperkt van omvang. Verder is van belang dat [persoon 1], [gedaagde] en de kinderen tot een andere Hindoeïstische stroming beho(o)r(d)en dan [eiseres], en dat [eiseres] op de door haar gewenste wijze, volgens de door haar aangehangen rituelen en stroming de as wenst te (doen) verstrooien. Dat betekent dat de bestemming die [eiseres] aan de as wil geven niet in overeenstemming wordt geacht met die van de kinderen als meest directe nabestaanden. Ook acht de rechtbank niet aannemelijk, omdat daartoe onvoldoende is gesteld of gebleken, dat dit in overeenstemming zou zijn geweest met de wens van [persoon 1]. Dit brengt de rechtbank tot het oordeel dat de weigering van [gedaagde] om de urn aan [eiseres] af te geven niet onrechtmatig is. Dit betekent dat de vordering in conventie wordt afgewezen.
2.5.2. De vordering in reconventie is, net als het advies van de bijzonder curator, ingegeven door de belangen van de kinderen. Dat betekent dat nog slechts een keuze moet worden gemaakt voor het moment waarop afgifte van de urn zou moeten plaatsvinden: thans aan Bureau Jeugdzorg, ten behoeve van de kinderen, of in 2018 aan de kinderen zelf. In de vordering van [gedaagde] ziet de rechtbank als (enig) bezwaar dat uit het advies van de bijzonder curator blijkt dat de kinderen thans graag willen dat de as van hun moeder wordt uitgestrooid. In het advies van de bijzonder curator ziet de rechtbank, nog afgezien van de omstandigheid dat dit niet in dit geding gevorderd is, de volgende bezwaren. Het laten afgeven van de urn aan Bureau Jeugdzorg brengt met zich dat er nog steeds keuzes te maken zijn. Het gaat dan om de keuze wie op welk moment aanwezig mag zijn en de keuze voor de stroming volgens welke de rituelen en de verstrooiing moeten plaatsvinden. Gelet op de door partijen in dit geding ingenomen standpunten, ook naar aanleiding van het advies van de bijzonder curator, acht de rechtbank aannemelijk dat dit een bron van nieuwe (of voortdurende) geschillen, al dan niet in rechte, en loyaliteitsconflicten voor de kinderen zal opleveren, in ieder geval over de stroming volgens welke de rituelen zouden moeten plaatsvinden. De rechtbank is van oordeel dat de belangen van de kinderen vragen dat een beslissing in dit geschil zo veel mogelijk zou moeten voorkomen dat Bureau Jeugdzorg hierover in conflict en in procedures betrokken raakt, omdat dat ook zijn weerslag zal hebben op de kinderen en hun verwerkingsproces. De wens van de kinderen om de as nu uit te gaan strooien weegt, naar het oordeel van de rechtbank, gelet daarop niet op tegen de duidelijkheid die een vonnis de kinderen nu zou moeten brengen. Daarbij heeft de rechtbank ook in aanmerking genomen de periode van bijna tien jaren die sinds het overlijden van [persoon 1] verstreken is. Dit alles betekent dat de vordering in reconventie wordt toegewezen. Voor alle duidelijkheid worden partijen erop gewezen dat dit ertoe zal leiden dat het door [eiseres] gelegde conservatoire beslag tot afgifte zal vervallen, maar niet eerder dan dat de afwijzing van de vordering in conventie in kracht van gewijsde is gegaan (artikel 704 Rv). Vervolgens zal dan de executie van het vonnis kunnen plaatsvinden.