6.4. De vraag die vervolgens moet worden beantwoord is of er, desalniettemin, gronden zijn om de vordering van Ernst & Young af te wijzen. Ovast Beheer heeft in dat kader een beroep gedaan op de derogerende werking van de goede trouw in welk kader zij de kwestie van de bekendheid met de foutieve tenaamstelling, de procestactiek en de zorgplicht van Ernst & Young aan de orde stelt. De rechtbank verwerpt dit beroep op grond van de navolgende feiten en omstandigheden.
6.4.1. De betalingsafspraak die gemaakt is, betreft een zogeheten succesfee. Bij een succesfee gaat het om het bereikte resultaat en niet om de hoeveelheid inspanning die nodig is om dat resultaat te bereiken. In dit geval is het gewenste resultaat bereikt.
6.4.2. De e-mail van Ernst & Young aan Ovast Beheer van 14 oktober 2008, waarin het over de tenaamstelling van de aanslag gaat, past bij de feitelijke gang van zaken rondom het aanvragen van de bouwvergunning door een ander bedrijf dan Ovast Beheer en het op naam van Ovast Beheer zetten van de daarmee samenhangende legesnota. Dit past voorts ook bij het door Ernst & Young laten bevestigen van de opdracht door Ovast Beheer, terwijl dit, uitgaande van een verkeerde tenaamstelling (en een mogelijke verschrijving) Ovast Ontwikkeling 5 B.V. zou moeten zijn geweest (als materiële en niet formele legesschuldige). Als dit op dat moment echt zo uit de lucht was komen vallen als Ovast Beheer wil doen voorkomen, dan is niet te begrijpen dat Ovast Beheer niet op deze e-mail heeft gereageerd en blijkbaar zonder enig bezwaar de opdrachtbevestiging heeft getekend. Uit de tekst van de e-mail wordt namelijk afgeleid dat deze e-mail moet zijn verstuurd voordat Ovast Beheer de opdrachtbevestiging heeft ondertekend.
6.4.3. Er is voor Ovast Beheer een belastingbesparing bereikt, althans voor een ander tot het Ovast concern behorend bedrijf, er is immers een bouwvergunning verkregen zonder dat een van de Ovastbedrijven daarvoor (uiteindelijk) ruim drie ton aan leges heeft moeten betalen. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat Ovast Beheer en de verschillende ontwikkelingsbv’s van het concern allemaal dezelfde bestuurder hebben, zoals door het Gerechtshof Arnhem is vastgesteld. Voorts is van belang dat wanneer er geen, succesvolle, procedure zou zijn gevoerd (door een van de Ovastbedrijven) het volledige bedrag van de legesnota zou zijn verschuldigd.
6.4.4. Ernst & Young heeft in de hoger beroep procedure, en naar de rechtbank begrijpt ook in de daaraan voorafgaande procesgang, ook andere argumenten aangevoerd die, bij honorering in ieder geval tot een substantiële vermindering van de legesnota zouden hebben geleid. Ernst & Young heeft in dat kader veel werkzaamheden verricht, waarbij de rechtbank in aanmerking neemt dat de in het geding gebrachte urenspecificatie niet wordt betwist. Voorts is relevant dat bij een gedeeltelijke honorering van de argumenten Ovast beheer uiteindelijk (veel) meer verschuldigd zou zijn geweest. Weliswaar zou zij dan een lagere factuur van Ernst & Young hebben ontvangen maar dat zou worden overtroffen door het bedrag van de (hogere) legesnota.
6.4.5. Ovast Beheer heeft in oktober 2008, voorafgaand aan de ondertekening, niet (direct) geprotesteerd tegen het gestelde in de e-mail van Ernst & Young van die dag. Ovast Beheer heeft evenmin direct geprotesteerd naar aanleiding van de ontvangst van de onder 2.5. en 2.7. vermelde e-mails en ten slotte ook niet na ontvangst van de factuur. Pas voor het eerst in deze procedure komt zij in het geweer tegen de verschuldigdheid van een fee, en de wijze waarop de procedure is gevoerd. De reclametermijn zoals opgenomen in de algemene voorwaarden, waarvan niet betwist is dat deze van toepassing zijn, was toen al verstreken.
6.4.6. Of er onzorgvuldig en risicovol geprocedeerd is, kan niet worden vastgesteld. Het beoogde en gewenste resultaat is wel behaald, en daar waar een succesfee is afgesproken telt dat (behaalde succes) zwaar. Als dat allemaal anders zou zijn gelopen, dan zou Ovast Beheer geen of een veel beperktere fee zijn verschuldigd. Bovendien zou onzorgvuldig handelen door Ernst & Young grondslag kunnen zijn voor een tegen Ernst & Young gerichte vordering om de door Ovast Beheer geleden materiële schade vergoed te krijgen.
6.4.7. Al deze omstandigheden bij elkaar gevoegd, brengt de rechtbank tot het oordeel dat het niet in strijd met de goede trouw is dat Ernst & Young aanspraak maakt op betaling van de fee. Sterker nog, het gaat veel eerder in de richting van een naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar beroep van Ovast Beheer op de derogerende werking van de goede trouw.