ECLI:NL:RBROT:2013:CA3070

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
413449 / HA ZA 12-1036
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationale geschil over avarij-grosse en verzoek om afgifte van bescheiden

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, betreft het een geschil tussen de vennootschap naar vreemd recht Navalmar (U.K.) Limited en verschillende gedaagden, waaronder Glencore Grain B.V. en Delta Lloyd Schadeverzekeringen N.V. Het geschil draait om een incident ex artikel 843a Rv, waarbij Navalmar verzocht om afgifte van bescheiden die door de gedaagden zijn ingehouden. De hoofdzaak betreft een avarij-grosse, waarbij Navalmar als eigenaar van het schip 'Rochester Castle' een schadevergoeding vordert van de gedaagden, die volgens Navalmar gehouden zijn bij te dragen aan de kosten van de avarij-grosse. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vordering van Glencore Grain c.s. niet voldoet aan de vereisten van artikel 843a Rv, omdat zij onvoldoende hebben onderbouwd waarom de gevraagde bescheiden relevant zijn voor hun verweer. De rechtbank oordeelt dat de gedaagden niet in staat zijn om adequaat te reageren op de e-mailberichten die door Glencore Grain c.s. zijn ingediend, omdat deze niet voldoende zijn toegelicht. De rechtbank wijst de vordering van Glencore Grain c.s. af en veroordeelt hen in de proceskosten van Navalmar, die zijn begroot op € 452,00. Het vonnis is uitgesproken op 22 mei 2013.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
Team haven en handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/413449 / HA ZA 12-1036
Vonnis in incident van 22 mei 2013
in de zaak van
de vennootschap naar vreemd recht
NAVALMAR (U.K.) LIMITED,
gevestigd te Londen, Engeland, Verenigd Koninkrijk,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident ex art. 843a Rv,
advocaat mr. R.P. van Campen,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GLENCORE GRAIN B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
2. de naamloze vennootschap
DELTA LLOYD SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
3. de naamloze vennootschap
HDI GERLING VERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Rotterdam,
4. de naamloze vennootschap
AMLIN CORPORATE INSURANCE N.V.,
gevestigd te Amstelveen,
5. de rechtspersoon naar vreemd recht
TSM COMPAGNIE D’ASSURANCES SOCIÉTÉ COOPÉRATIVE,
gevestigd te La Chaux-de-Fonds, Zwitserland,
6. de rechtspersoon naar vreemd recht
NHA HAMBURGER ASSEKURANZ AGENTUR GMBH,
gevestigd te Hamburg, Duitsland,
gedaagden in de hoofdzaak,
eiseressen in het incident ex art. 843a Rv,
advocaat mr. H.M. Posthumus Meyjes.
Eiseres in de hoofdzaak/verweerster in het incident ex art. 843a Rv zal hierna Navalmar genoemd worden en gedaagden in de hoofdzaak/eiseressen in het incident ex art. 843a Rv gezamenlijk Glencore Grain c.s.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 18 oktober 2012;
- de akte houdende producties van Navalmar, met acht producties;
- de incidentele conclusie ex art. 843a Rv tot afgifte van bescheiden van Glencore Grain c.s.;
- de als “conclusie van antwoord” aangeduide incidentele conclusie van antwoord van Navalmar;
- de akte overlegging correspondentie in het incident ex art. 843a Rv van Glencore Grain c.s., met bijlagen (producties);
- de antwoordakte uitlating producties in het incident van Navalmar.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald in het incident ex art. 843a Rv.
2. De vaststaande feiten in het incident ex art. 843a Rv
2.1. Navalmar is eigenaresse van het in Malta geregistreerde schip “Rochester Castle”.
2.2. Bij een op 31 oktober 2011 in Dubai gesloten charterparty (prod. 1 van Navalmar) heeft Navalmar de “Rochester Castle” vervracht aan Glencore Grain, gedaagde sub 1.
2.3. Op of omstreeks 4 december 2011 is de “Rochester Castle” vanuit Tuapse in Rusland vertrokken naar Djibouti. Het schip was geladen met (bijna) 44.000 mton “wheat grains in bulk” (graan in bulk), waarvoor door de kapitein twee ordercognossementen waren afgegeven.
2.4. In de vroege ochtend van 6 december 2011 is het schip aan de noordzijde van de Bosporus gearriveerd. Vervolgens hebben zich allerlei verwikkelingen op het schip voorgedaan die er uiteindelijk toe hebben geleid dat om assistentie van sleepboten is gevraagd. Om ongeveer 11.20 uur waren drie sleepboten van het Turkse General Directorate of Coastal Safety gearriveerd en hadden zij een tros aangereikt aan het schip, opdat dit niet verder zou afdrijven naar ondiepe wateren met het gevaar aan de grond te lopen. Kort na de interventie van de sleepboten is de automatische “slow down” van de hoofdmotor gestopt en was de hoofdmotor vervolgens weer normaal te gebruiken. De “Rochester Castle” heeft hierop haar route vervolgd en werd door de verkeerscontrole van de Bosporus bevolen om voor de rede van Istanbul voor anker te gaan in afwachting van onderzoek met betrekking tot de verleende hulp van de sleepboten.
2.5. Op 8 december 2011 heeft de kapitein naar aanleiding van het hierboven in 2.4 genoemde evenement (hierna: het evenement) avarij-grosse verklaard.
2.6. Tevens heeft de rederij met het Turkse Directoraat voor de Kustveiligheid een schikking getroffen wat betreft de verleende hulp aan de “Rochester Castle” voor een bedrag van US$ 1.550.000,--.
2.7. Op 12 december 2011 is door de ladingverzekeraars, gedaagden sub 2-6, een Average Guarantee (prod. 5 van Navalmar) afgegeven. Tot dispacheur is benoemd Dr. Giorgio Cavallo te Genua, Italië, die op 15 februari 2012 de dispache (prod. 6 van Navalmar) heeft opgemaakt en afgegeven.
2.8. In de dispache is het ladingaandeel in de avarij-grosse vastgesteld op
US$ 955.800,--.
2.9. Ingevolge clausule 25 van de charterparty en clausule 3 van de cognossementen dient avarij-grosse te worden vastgesteld in overeenstemming met de York-Antwerp Rules 1994 (hierna: YAR 1994) (“General average shall be adjusted according to the York-Antwerp Rules 1994 or any subsequent modification thereof” resp. “General Average shall be adjusted, stated and settled according to York-Antwerp Rules 1994, or any subsequent modification thereof”).
3. Het geschil in de hoofdzaak
3.1. Navalmar vordert dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaart voor recht dat Glencore Grain c.s., althans iedere gedaagde, individueel gehouden zijn(is) bij te dragen aan averij grosse overeenkomstig de dispache die is opgemaakt door dr. G. Cavallo op 15 februari 2012 en dat Glencore Grain c.s., althans iedere gedaagde individueel gehouden zijn (is) de in de dispache genoemde bijdrage te betalen aan Navalmar overeenkomstig de verplichting van Glencore Grain c.s., althans gedaagden sub 2-6, onder de General Average Guarantee d.d. 12 december 2011, die is afgegeven door gedaagden
2-6, met (hoofdelijke) veroordeling van Glencore Grain c.s. in de kosten van deze procedure.
3.2. Hieraan legt Navalmar de volgende stellingen ten grondslag:
- Van avarij-grosse is ingevolge Rule A van de YAR 1994 sprake in het geval van een buitengewone opoffering of uitgave die opzettelijk en in redelijkheid wordt verricht of gedaan voor de gemeenschappelijke veiligheid met het doel de goederen die zijn betrokken bij een gemeenschappelijke, met het zeeschip uitgevoerde, onderneming voor gevaar te behoeden; het is evident dat genoemd door Navalmar betaald bedrag van US$ 1.550.000,-- een uitgave is die opzettelijk is gedaan, redelijk is geweest en is gedaan om schip en lading te behoeden voor gevaar;
- Op grond van Rule VI YAR 1994 komen zulke noodzakelijke hulpverleningskosten geheel voor toelating in avarij-grosse in aanmerking, zoals ook door de dispacheur is vastgesteld;
- Ondanks uitdrukkelijk verzoek zijn ladingbelanghebbenden niet bereid geweest hun door de dispacheur vastgestelde bijdrage in de avarij-grosse te betalen aan Navalmar.
4. Het geschil in het incident ex art. 843a Rv
4.1. Onder de voorwaarde dat Navalmar niet binnen één maand na de datum van de incidentele conclusie van Glencore Grain c.s. de hieronder onder a-g vermelde bescheiden op minnelijke wijze aan Glencore Grain c.s. hebben verstrekt, vorderen Glencore Grain c.s.:
een bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard bevel aan Navalmar om binnen 48 uur na betekening van het te wijzen incidentele vonnis toegankelijke en leesbare, papieren dan wel digitale kopieën van hetzelfde digitale bestandsformaat als de originele digitale bescheiden te verstrekken aan Glencore Grain c.s., althans aan één of meer van de incidentele eiseressen, van de volgende bescheiden, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000,--, althans een zodanig bedrag als de rechtbank in goede justitie zal menen te behoren, voor iedere dag dat Navalmar geheel of gedeeltelijk niet voldoet aan dit vonnis:
“a. Scheeps- en machinekamerdagboek op de onderhavige reis betrekking hebbende en de periode 3 maanden daarvoor.
b. Scheepsverklaring.
c. Verklaring van de Hoofdwerktuigkundige.
d. Afschrift van de VDR opname betrekking hebbende op het traject door de Bosporus.
e. Klasse rapport m.b.t. het incident.
f. Lijst met reparaties uitgevoerd aan de hoofdmotor c.a. na het incident en gebruikte onderdelen.
g. Klasse rapportage m.b.t. inspecties aan de machineri[e; Rb.]ën gedurende één volle CSM periode voorafgaande aan het incident.
h. Onderhoudsverslagen (zowel van het schip als van de wal) gedurende één volle CSM periode voorafgaande aan het incident.
i. Voorlopig en definitief rapport van Kalimbassieris Maritime S.A., met inbegrip van bijlagen en foto’s.
j. Alle met NSN Law Firm te Istanbul gewisselde correspondentie m.b.t. schikking van de DGCS vordering”,
met veroordeling van Glencore Grain c.s. in de kosten van het incident.
4.2. Hieraan leggen Glencore Grain c.s. de volgende stellingen ten grondslag:
- Aangezien (a) in de dispache geen, althans nauwelijks, uitleg wordt gegeven over aard, omvang en oorzaak van het evenement, anders dan een enkel citaat uit een rapport van de door de rederij c.q. cascoverzekeraars benoemde expert, en (b) ieder gegeven ontbreekt over het buitensporig hoge bedrag van € 1.550.000,-- dat door Navalmar is voldaan aan Turkse Directoraat voor de Kustveiligheid, is door ladingbelanghebbenden op 20 maart 2012 het verzoek aan de rederij gedaan om kopieën van de hierboven in 4.1 genoemde bescheiden; de rederij heeft aan dit verzoek evenwel geen gehoor gegeven;
- Na het uitbrengen van de dagvaarding in de onderhavige zaak is de rederij nogmaals verzocht om deze bescheiden ter beschikking te stellen, op welk verzoek wederom niet is gereageerd met uitzondering van een gedeelte van de onder g gevorderde “class records”, welk gedeelte als productie 7 bij genoemde akte houdende producties in het geding is gebracht;
- De dispache doet geen afbreuk aan de rechten en weren van partijen en de bewijslast rust op de rederij om aan te tonen dat zij een geldige vordering heeft in avarij-grosse op de ladingbelanghebbenden; de rederij is dan ook gehouden Glencore Grain c.s. de beschikking te geven over de meest volledige informatie en documentatie - waar uitsluitend de rederij over beschikt - om ladingbelanghebbenden inzicht te verschaffen in de merites van de door de rederij gepretendeerde vordering;
- Ladingbelanghebbenden hebben een rechtmatig belang als bedoeld in artikel 843a Rv bij ontvangst van de hierboven in 4.1 genoemde bescheiden; zonder deze bescheiden zijn zij niet in staat zich een deugdelijk oordeel te vormen of en, zo ja, tot welk bedrag ladingbelanghebbenden eventueel in avarij-grosse dienen bij te dragen, te meer omdat de rederij ten onrechte ladingbelanghebbenden niet in de gelegenheid heeft gesteld na aankomst van de “Rochester Castle” in Djibouti zelf een onderzoek naar het evenement in te stellen.
4.3. Navalmar voert verweer. Op dit verweer wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
5. De beoordeling in het incident ex art. 843a Rv
Voorwaardelijk karakter van de incidentele vordering
5.1. Aan hun incidentele vordering hebben Glencore Grain c.s. de voorwaarde verbonden dat Navalmar niet binnen één maand na de datum van de incidentele conclusie van Glencore Grain c.s., 23 januari 2013, de hieronder onder a-g vermelde bescheiden op minnelijke wijze aan Glencore Grain c.s. hebben verstrekt. Gesteld noch gebleken is dat aan deze voorwaarde niet is voldaan. Deze voorwaarde is dan ook in vervulling gegaan.
Bevoegdheid
5.2. De onderhavige zaak is een internationale zaak, nu Navalmar en verscheidene gedaagden woonplaats hebben buiten Nederland. Vooralsnog acht de rechtbank zich zonder meer bevoegd.
Toepasselijkheid artikel 843a Rv
5.3. Van het Nederlandse internationaal privaatrecht maakt de conflictregel deel uit dat op de wijze van procederen ten overstaan van de Nederlandse rechter het Nederlandse recht van toepassing is. Deze conflictregel is thans neergelegd in artikel 10:3 BW.
Artikel 843a Rv, waarop Glencore Grain c.s. hun incidentele vordering baseren, valt te kwalificeren als een voorschrift van civielprocesrechtelijke aard is. Dit voorschrift is dan ook van toepassing in de onderhavige internationale zaak.
Artikel 843a Rv
5.4. Bij de beoordeling van de vraag of Glencore Grain c.s. recht hebben op afgifte van de hierboven in 4.1 genoemde bescheiden overweegt de rechtbank als volgt.
5.5. De op artikel 843a Rv gebaseerde vordering van Glencore Grain c.s. kan worden toegewezen indien in voldoende mate aannemelijk wordt dat Glencore Grain c.s. een rechtmatig belang hebben bij de gevraagde terbeschikkingstelling en dat het gaat om bepaalde bescheiden aangaande een rechtsbetrekking waarbij Glencore Grain(c.s.) partij is(zijn). De vordering kan niet worden toegewezen indien er aan de zijde van Navalmar gewichtige redenen zijn om niet aan deze vordering te voldoen of indien redelijkerwijs aangenomen kan worden dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder de verschaffing van de gevraagde gegevens is gewaarborgd.
Ten aanzien van het in artikel 843a Rv neergelegde vereiste van een rechtmatig belang
5.6. Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van een rechtmatig belang dient te worden bezien of in het kader van de feitenvaststelling de gevraagde bescheiden redelijkerwijs noodzakelijk zijn voor de effectuering of de instandhouding van het materiële recht dat de eisende partij geldend maakt respectievelijk geldend wil maken en derhalve voor de einduitkomst van de procedure. Het ligt op de weg van de partij die afgifte wenst om een voldoende concrete en terzake dienende aanspraak op te werpen. Zij zal daartoe feiten moeten aanvoeren op grond waarvan de rechtbank kan oordelen dat afgifte van de stukken nodig is en van belang is in verband met de aard en strekking van de (in te stellen) vordering of het (te voeren) verweer. Aannemelijk moet zijn dat de bescheiden van substantiële betekenis (kunnen) zijn voor de einduitkomst van de procedure. De enkele interesse van een partij in bescheiden is in elk geval geen (voldoende) rechtmatig belang.
5.7. Met Navalmar is de rechtbank van oordeel dat uit de stellingen van Glencore Grain c.s. lijkt te volgen dat zij in de hoofdzaak zullen betwisten (primair) dat zij gehouden zijn bij te dragen in avarij-grosse en (subsidiair) dat de omvang van hun aandeel in de avarij-grosse zoals vastgesteld in de dispache onjuist is. Het meest verstrekkende verweer van Navalmar tegen de incidentele vordering van Glencore Grain c.s. houdt in dat geen sprake is van een rechtmatig belang als bedoeld in artikel 843a Rv omdat Glencore Grain c.s. daartoe onvoldoende hebben gesteld. Glencore Grain c.s. hebben namelijk, aldus Navalmar, in het geheel niet onderbouwd waarom de gevorderde bescheiden relevante informatie zouden bevatten waarover Glencore Grain c.s. thans nog niet de beschikking hebben voor het voeren van genoemd verweer in de hoofdzaak.
5.8. Zoals ook reeds volgt uit rov. 5.4 hierboven, is de rechtbank met Navalmar van oordeel dat voor een rechtmatig belang niet voldoende is dat Glencore Grain c.s. uit de gevorderde bescheiden inspiratie zouden kunnen putten voor het voeren van verweer in de hoofdzaak.
5.9. Met Navalmar is de rechtbank verder van oordeel dat Glencore Grain c.s. in hun incidentele conclusie hebben nagelaten aan te geven welk concreet rechtmatig belang zij hebben bij elk van de gevorderde bescheiden. Dat in de dispache nauwelijks uitleg zou zijn gegeven over aard, omvang en oorzaak van het evenement is op zichzelf nog geen reden voor het aannemen van zulk rechtmatig belang. In het ontbreken van dit rechtmatig belang ziet de rechtbank al voldoende aanleiding voor afwijzing van het door Glencore Grain c.s. gevorderde. Het is daarom dat de rechtbank in rov. 5.10-5.13 hieronder het volgende nog slechts ten overvloede overweegt.
Voorts
5.10. Met Navalmar stelt de rechtbank vast dat Navalmar voorafgaande aan de incidentele conclusie van Glencore Grain c.s. al een verklaring van de kapitein als gevorderd onder b in het geding heeft gebracht. Zie productie 3 van Navalmar. Ook om deze reden moet geoordeeld worden dat het Glencore Grain c.s. aan een belang bij dit gedeelte van hun vordering ontbreekt.
5.11. Ten aanzien van de onder c gevorderde Chief-engineer’s statement voert Navalmar aan dat een verklaring van de Chief Engineer niet bestaat en zij deze dus niet in het geding kan brengen. Ook om deze reden moet geoordeeld worden dat het Glencore Grain c.s. aan een belang bij dit gedeelte van hun vordering ontbreekt.
5.12. Ten aanzien van de onder d, f, h en i gevorderde bescheiden is de rechtbank met Navalmar van oordeel dat zonder nadere toelichting van Glencore Grain c.s., die ontbreekt, niet valt in te zien waarom deze bescheiden zouden zien op een rechtsbetrekking waarbij Glencore Grain c.s. (ladingbelanghebbenden) partij zijn. Zo is bijvoorbeeld gesteld noch gebleken dat het onder i gevorderde expertiserapport is opgemaakt in opdracht van Glencore Grain c.s. Ook om deze reden moet geoordeeld worden dat het Glencore Grain c.s. aan een belang bij dit gedeelte van hun vordering ontbreekt. Hierbij laat de rechtbank nog in het midden of dit gedeelte van de vordering voldoende bepaald is, wat Navalmar betwist.
5.13. Ten slotte is de rechtbank met Navalmar van oordeel dat de vordering onder j met betrekking tot alle correspondentie met het advocatenkantoor NSN Law Firm inzake de schikking van de vordering van DGCS onvoldoende bepaald is. Dit vormt een reden temeer voor afwijzing van dit gedeelte van de vordering, nog daargelaten de vraag of, zoals Navalmar verder betoogt, naar Turks recht deze correspondentie vertrouwelijk is, wat weigering van deze verplichting tot afgifte zou rechtvaardigen.
Afwijzing van de incidentele vordering
5.14. Het voorgaande betekent dat de vordering van Glencore Grain c.s. niet voldoet aan de vereisten van artikel 843a Rv. Dat Glencore Grain c.s. na de incidentele conclusie van antwoord van Navalmar nog een akte hebben genomen, te weten genoemde akte overlegging correspondentie in het incident ex art. 843a Rv, en bij deze akte correspondentie in het geding hebben gebracht kan hieraan niet afdoen. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende.
In haar bovengenoemde antwoordakte voert Navalmar het volgende verweer tegen genoemde akte van Glencore Grain c.s. - aangehaald voor zover relevant:
“1. Ladingbelanghebbenden hebben op 20 maart 2013 bij akte enige correspondentie in het geding gebracht. Ladingbelanghebbenden hebben geen enkele toelichting gegeven wat met deze stukken bedoeld wordt te zeggen.
2. Navalmar tast dan ook in het duister wat Ladingbelanghebbenden met deze stukken bedoelen te zeggen.
3. Het had op de weg gelegen van Ladingbelanghebbenden als eiseres in dit incident om te substantiëren wat deze stukken toevoegen en welke conclusies uit deze stukken kunnen worden getrokken. Nu Ladingbelanghebbenden nalaten dit te doen, kan Navalmar hierop niet reageren en kunnen de stukken niets toevoegen aan de stellingen van Ladingbelanghebbenden in het incident.”
Bij hun akte hebben Glencore Grain c.s. uitdraaien van vijf e-mailberichten in het geding gebracht. Zij lichten in hun akte echter in het geheel niet toe hoe deze e-mailberichten in hun stellingen passen. Zo wijden zij in hun akte geen enkel woord aan de reden waarom zij deze e-mailberichten in het geding brengen en volstaan zij met een opsomming van de data van deze e-mailberichten en van de afzender en de geadresseerde daarvan. Hier komt bij dat in de eerder genomen incidentele conclusie van Glencore Grain c.s. op geen enkele wijze wordt gerefereerd aan deze e-mailberichten. Nu bovendien niet zonder meer duidelijk is wat Glencore Grain c.s. beogen met het in het geding brengen van deze e-mailberichten - het gaat hier steeds om e-mailberichten die uit verscheidene alinea’s bestaan en diverse onderwerpen betreffen - is Navalmar, zoals zij terecht betoogt, niet in staat adequaat op deze e-mailberichten te reageren en zal de rechtbank deze e-mailberichten dan ook buiten beschouwing laten bij de beoordeling in dit vonnis van de incidentele vordering van Glencore Grain c.s.
5.15. De vordering van Glencore Grain c.s. zal derhalve worden afgewezen.
Proceskostenveroordeling
5.16. Als de in het ongelijk gestelde partij zullen Glencore Grain c.s. in de proceskosten in het incident worden veroordeeld. Deze kosten aan de zijde van Navalmar worden begroot op:
- salaris advocaat € 452,00 (1 punt x tarief € 452,00)
Totaal € 452,00.
6. De beslissing
De rechtbank
in het incident ex art. 843a Rv
wijst de vordering af;
veroordeelt Glencore Grain c.s. in de proceskosten, die aan de zijde van Navalmar worden begroot op € 452,00 aan salaris voor de advocaat;
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in de hoofdzaak
verwijst de zaak naar de rol van 19 juni 2013 voor conclusie van antwoord.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.C. Santema en in het openbaar uitgesproken op 22 mei 2013.
901/32?