ECLI:NL:RBROT:2013:CA2952

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
C-10-175592 - HA ZA 02-965
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Actieve legitimatie bij cognossementsvervoer naar Belgisch recht

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, hebben de Belgische rechtspersonen [eiser 1] en [eiser 2] een vordering ingesteld tegen de Nederlandse besloten vennootschap Nile Dutch Africa Line BV. De vordering betreft schadevergoeding die zij stellen te vorderen op basis van cognossementsvervoer, waarbij de vraag centraal staat of zij naar Belgisch recht (actief) gelegitimeerd zijn om deze schadevergoeding te eisen. De procedure is gestart met een deskundigenonderzoek dat in 2004 is bevolen, maar waar geen deskundigenbericht uit is voortgekomen. De rechtbank heeft in een tussenvonnis van 27 februari 2013 geconcludeerd dat de eisers niet in staat zijn geweest om een alternatieve deskundige voor te stellen en heeft besloten om de inhoud van het Belgische recht ambtshalve vast te stellen.

Tijdens de comparitie is er gediscussieerd over een artikel van prof. dr. [A] dat de vorderingsgerechtigdheid van ladingbelanghebbenden tegen de zeevervoerder behandelt. De rechtbank heeft vastgesteld dat volgens de Belgische wetgeving het recht op schadevergoeding uitsluitend toekomt aan de cognossementhouder, en dat de eisers in deze zaak niet als recht- en regelmatig houders van de cognossementen kunnen worden beschouwd. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de eisers niet voldoen aan de voorwaarden om schadevergoeding te vorderen, omdat zij niet als cognossementshouders kunnen worden aangemerkt.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de vorderingen van [eiser 1] en [eiser 2] afgewezen en hen veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van Nile Dutch zijn begroot op € 3.425,00. Dit vonnis is uitgesproken op 8 mei 2013 door mr. P.C. Santema.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
Team haven en handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/175592 / HA ZA 02-965
Vonnis van 8 mei 2013
in de zaak van
1. de rechtspersoon naar vreemd recht
[eiser 1],
gevestigd te Kortrijk-Aalbeke (België),
2. de rechtspersoon naar vreemd recht
[eiser 2],
gevestigd te Schoten (België),
eiseressen,
advocaat mr. E.A. Bik,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NILE DUTCH AFRICA LINE BV,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. M. Verhagen.
Partijen zullen hierna [eiser 1], [eiser 2] en Nile Dutch genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 27 februari 2013
- het proces-verbaal van comparitie van 22 maart 2013.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
2.1. Bij vonnis van 28 april 2004 is een deskundigenonderzoek bevolen ter beantwoording van vragen die – kort gezegd – gericht zijn op de vaststelling of [eiser 1] en [eiser 2] in deze zaak naar Belgisch recht (actief) gelegitimeerd zijn om schadevergoeding te vorderen van Nile Dutch als vervoerder onder de cognossementen.
Als deskundige werd mr. [A] te Antwerpen benoemd. Door hem is geen deskundigenbericht uitgebracht. Bij vonnis van 27 februari 2013 heeft de rechtbank geconcludeerd dat het [eiser 1] en [eiser 2] niet lukt om een (andere) deskundige voor te stellen en dat de rechter de inhoud van het Belgisch recht thans ambtshalve zal gaan vaststellen.
2.2. Tijdens de comparitie zijn partijen in de gelegenheid gesteld om te reageren op een artikel van prof. dr. [A] uit 2007 over de vorderingsgerechtigdheid van de lading-belanghebbende tegen de zeevervoerder. Prof. [A] schrijft in dit artikel dat het Belgische Hof van Cassatie (bij herhaling) de klassieke stelling aanhangt, dat in artikel 89 Zeewet wordt bepaald dat het recht op aflevering van de vervoerde zaken uitsluitend aan de cognossementshouder toekomt en dat daaruit logischerwijs volgt dat alleen de cognosse-mentshouder een vordering tot schadevergoeding wegens beschadiging, verlies of vertraging kan instellen. Van deze regel wordt alleen afgeweken om de verscheper, die geen houder (meer) is van het cognossement, toe te laten om te vorderen op grond van de tussen hem en de vervoerder gesloten bevrachting, op voorwaarde dat de goederen voor zijn risico werden vervoerd, hij de derde cognossementhouder, koper van de goederen, schadeloos heeft gesteld, en de cognossementhouder aldus zelf geen vordering tot schadevergoeding instelt.
2.3. Blijkens hun uitlatingen ter comparitie interpreteren partijen het artikel van [A] op dezelfde manier. Aan [eiser 1] en [eiser 2] zijn geen nadere uitspraken van het Hof van Cassatie bekend. Volgens Nile Dutch wordt de lijn van het Hof van Cassatie inmiddels ook gevolgd door de lagere Belgische rechtspraak. De rechtbank stelt de inhoud van het Belgische recht thans vast overeenkomstig het hierboven weergegeven gedeelte uit het artikel van prof. [A].
2.4. Reeds in het vonnis van 28 april 2004 is aangenomen dat [eiser 1] en [eiser 2] de onderhavige vordering niet instellen als recht- en regelmatig houders van de cognossementen doch als werkelijk ladingbelanghebbenden. Aangezien [eiser 1] en [eiser 2] op de comparitie hebben verklaard dat de uitzondering die in genoemd artikel van prof. [A] wordt besproken voor de afzender niet van toepassing lijkt op de onderhavige zaak, is daarmee duidelijk geworden dat zij naar Belgisch recht niet gelegitimeerd zijn om schadevergoeding van Nile Dutch te vorderen.
2.5. De vordering zal worden afgewezen. [eiser 1] en [eiser 2] zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Nile Dutch worden begroot op:
- griffierecht € 530,00
- salaris advocaat 2.895,00 (5 punten × tarief € 579,00)
Totaal € 3.425,00
3. De beslissing
De rechtbank
3.1. wijst de vorderingen af,
3.2. veroordeelt [eiser 1] en [eiser 2] in de proceskosten, aan de zijde van Nile Dutch tot op heden begroot op € 3.425,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.C. Santema en in het openbaar uitgesproken op 8 mei 2013.
32/10