ECLI:NL:RBROT:2013:CA2952
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Actieve legitimatie bij cognossementsvervoer naar Belgisch recht
In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, hebben de Belgische rechtspersonen [eiser 1] en [eiser 2] een vordering ingesteld tegen de Nederlandse besloten vennootschap Nile Dutch Africa Line BV. De vordering betreft schadevergoeding die zij stellen te vorderen op basis van cognossementsvervoer, waarbij de vraag centraal staat of zij naar Belgisch recht (actief) gelegitimeerd zijn om deze schadevergoeding te eisen. De procedure is gestart met een deskundigenonderzoek dat in 2004 is bevolen, maar waar geen deskundigenbericht uit is voortgekomen. De rechtbank heeft in een tussenvonnis van 27 februari 2013 geconcludeerd dat de eisers niet in staat zijn geweest om een alternatieve deskundige voor te stellen en heeft besloten om de inhoud van het Belgische recht ambtshalve vast te stellen.
Tijdens de comparitie is er gediscussieerd over een artikel van prof. dr. [A] dat de vorderingsgerechtigdheid van ladingbelanghebbenden tegen de zeevervoerder behandelt. De rechtbank heeft vastgesteld dat volgens de Belgische wetgeving het recht op schadevergoeding uitsluitend toekomt aan de cognossementhouder, en dat de eisers in deze zaak niet als recht- en regelmatig houders van de cognossementen kunnen worden beschouwd. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de eisers niet voldoen aan de voorwaarden om schadevergoeding te vorderen, omdat zij niet als cognossementshouders kunnen worden aangemerkt.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de vorderingen van [eiser 1] en [eiser 2] afgewezen en hen veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van Nile Dutch zijn begroot op € 3.425,00. Dit vonnis is uitgesproken op 8 mei 2013 door mr. P.C. Santema.