2.2. Daartoe stellen eiseressen – samengevat weergegeven – het volgende.
(a) Omstreeks 11 januari 2010 is tussen CW en FEE een overeenkomst van gecombineerd vervoer gesloten, waaronder FEE op zich nam om twee in dozen verpakte horloges, waaronder het Horloge, te vervoeren van Apeldoorn naar Genève, Zwitserland, ter aflevering aan PP in Genève.
Ter zake van het vervoer is een vrachtbrief (airwaybill) opgemaakt. Op de vrachtbrief is als carriage value vermeld € 2.000,- en als Customs value € 92.000,-.
Ingevolge de bepalingen op de vrachtbrief heeft FEE als gecombineerd vervoerder de vrijheid te kiezen of zij door de lucht vervoert onder verband van het Verdrag van Montreal, dan wel over de weg onder verband van de CMR. De beide dozen zijn over de weg vervoerd van Apeldoorn via Oude Meer naar Parijs, vervolgens per vliegtuig van Parijs naar Basel en tenslotte weer over de weg van Basel naar Genève.
(b) FEE heeft weliswaar twee dozen bij VG afgeleverd, maar deze dozen waren tijdens de reis geopend en vervolgens dichtgeplakt met wit-doorschijnend tape van FEE met daarop in oranje letters de tekst “Opened For Customs Purposes”. Toen de beide dozen op 19 januari 2010 bij aflevering aan PP werden geopend, bleek de doos waarin het Horloge was verpakt leeg te zijn.
(c) Door die verdwijning is schade ontstaan. Het Horloge had een waarde van € 94.500,-. NN heeft onder verzekeringsovereenkomst € 40.000,- van dat bedrag aan CW vergoed en is uit dien hoofde in de rechten van CW getreden. Bovendien heeft NN expertisekosten tot het beloop van € 3.346,88 en buitengerechtelijke kosten tot het beloop van € 3.902,01 opgelopen. CW vordert het saldo van de schade door het verlies van het Horloge ten belope van € 54.500,-.
(d) FEE is als gecombineerd vervoerder aansprakelijk voor het verlies van het Horloge. Ondanks herhaald verzoek, heeft FEE geen opheldering gegeven waar het verlies is opgetreden, zodat het verlies geacht moet worden geacht te zijn ontstaan op een van de wegvervoertrajecten.
(e) De Zwitserse douane heeft verklaard dat de betreffende tape niet van hem afkomstig is. Gegeven de omstandigheid dat de doos met het Horloge tijdens het vervoer is geopend en met tape van FEE is dichtgeplakt, dient FEE gedocumenteerd toe te lichten wat zich bij het bedoelde onderzoek door de douane precies heeft voorgedaan. FEE heeft dat niet gedaan. Bovendien blijkt uit de track & trace gegevens van FEE dat de doos met het Horloge op 11 januari 2010 het bedrijf van FEE in Amersfoort verliet en op dezelfde dag om 11:40 uur binnenkwam in de sorting facility van FEE in Parijs, maar schreef FEE aan de expert van eiseressen daarover dat de doos pas op 13 januari 2010 in die sorting facility binnenkwam, terwijl FEE heeft nagelaten om die vertraging van twee dagen op te helderen. Daarom moet worden aangenomen dat FEE of een of meer van haar medewerkers het Horloge (in die onverklaarde periode) hebben ontvreemd. Derhalve is FEE onbeperkt aansprakelijk tot vergoeding van de schade wegens het verlies van het Horloge. In ieder geval dient de rechter uit de hiervoor samengevatte feiten en omstandigheden het bewijsvermoeden af te leiden dat de verdwijning aan opzet of bewust roekeloos gedrag van FEE valt te wijten.
(f) Ingevolge het bepaalde in artikel 843a Rv hebben eiseressen, wegens de hiervoor samengevatte feiten en omstandigheden, recht en belang dat FEE afschriften verstrekt van al haar interne onderzoeksgegevens met betrekking tot het Horloge. Bovendien dient de rechter op de voet van artikel 22 Rv FEE te bevelen die stukken over te leggen.