ECLI:NL:RBROT:2013:CA2578
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Aansprakelijkheid van bestuurders naar Engels recht en recht van Saint Vincent & Grenadines
In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam werd behandeld, hebben eiseressen, bestaande uit verschillende vennootschappen, vorderingen ingesteld tegen gedaagde, een bestuurder van een vennootschap, op basis van bestuurdersaansprakelijkheid. De rechtbank heeft in eerdere tussenvonnissen vastgesteld dat de vorderingen van eiseressen beoordeeld moeten worden naar het recht van Saint Vincent en de Grenadines. Eiseressen stellen dat gedaagde als bestuurder van [bedrijf 1] onrechtmatig heeft gehandeld door niet te zorgen voor een goed onderhouden schip, de '[schip 1]', dat werd ingezet voor het vervoer van rijst. Daarnaast wordt gedaagde verweten dat hij heeft meegewerkt aan de overdracht van andere schepen voor een symbolisch bedrag, waardoor de waarde van deze schepen aan het verhaal voor eiseressen is onttrokken.
De rechtbank heeft de stellingen van eiseressen beoordeeld aan de hand van de 'Caparo-test', die vereist dat er een redelijke voorzienbaarheid van schade is, dat er een nabijheid is tussen de schadeveroorzaker en de benadeelde, en dat het opleggen van een zorgplicht eerlijk, rechtvaardig en redelijk is. De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van een relatie van nabijheid tussen gedaagde en eiseressen, noch vóór het sluiten van de vervoerovereenkomst, noch tijdens de uitvoering daarvan. Dit betekent dat gedaagde niet aansprakelijk kan worden gehouden voor de gestelde schade.
De rechtbank wijst de vorderingen van eiseressen af en veroordeelt hen in de proceskosten aan de zijde van gedaagde, die zijn begroot op € 19.266,-. Dit vonnis is uitgesproken op 3 april 2013 door mr. W.P. Sprenger.